De Joodse denker Philo leefde tussen ca. 20 v. Chr. en 50 na Chr. in Alexandrië, waar de grootste Joodse diasporagemeenschap in de hellenistische mediterrane wereld was gevestigd. Alexandrië was de stad waar de Hebreeuwse Heilige Schriften in de 3e eeuw v. Chr. in het Grieks werden vertaald, de Septuaginta. In de tijd van Philo was Alexandrië een van de belangrijkste midden-platoonse centra van het Romeinse Rijk. Hier heeft Philo zijn omvangrijk oeuvre vervaardigd. Philo beschouwde zichzelf als een exegeet van het Oude Testament. Maar hij had ook grote bewondering voor noties uit de Griekse filosofische tradities, die hij gebruikte om zijn theologische stelsels te onderbouwen.
Philo legde bijzondere nadruk op de betekenis van logos als ‘woord’, en ‘gesproken taal’. Het uitdrukken van taal hoort voor Philo bij de werkelijkheid van het lichamelijke bestaan. Woorden kunnen soms nutteloos en misleidend zijn. Maar verbale expressie dient als een therapeutische uitlaatklep voor de emoties – een notie die heel modern lijkt. De onderdrukking van emoties door het zwijgen kon volgens Philo schadelijk zijn voor het geestelijk welzijn (Over de bijzondere wetten I.342, 343).
Philo zag het zwijgen ook in een positief licht. Sprakeloosheid kan het gevolg zijn van onvermogen, wanneer onze zintuigen en mentale organen met een transcendente kracht worden geconfronteerd. Wanneer men zwijgt en het gebied van de menselijke taal verlaat, is men in staat de macht van de Heer, van ‘Hij die is’ (Exodus 3:14), te ontmoeten (Het slechte belaagt het goede XI.35-37,158-9).
Philo’s grootste belangstelling ging echter uit naar de Logos als ‘het goddelijke Woord’: een uiting die werd voortgebracht (logos gegonôs) vanuit een hogere en meer zuivere bron. Die bron is God de Vader, het Goede, de Vader van taal, die zuiver ‘Geest’ of Intellect is, in het Grieks Nous. Hij bracht zijn Woord, de Logos, voort als een ‘intelligibel geluid’. Philo beschrijft het Woord vaak met beeldtaal zoals een ‘woonkamer’ of ‘huisje’ waar de Vader zijn verborgen begrippen en zorgvuldige overwegingen – d.w.z. zijn energie en machten – kon etaleren. (De migratie van Abraham 3; Over de cherubijnen 7). Philo is in de eerste plaats geïnspireerd door Genesis 1, waarin God spreekt en vervolgens de wereld doet ontstaan.
‘Het woord van de Heer’, of DBR JHWH in het Hebreeuws, uit het Oude Testament werd vertaald naar het Grieks in de Septuaginta als logos (theou of kyriou). Bijvoorbeeld, in 2 Sam. 23:1-2 (of Num. 24:4, Jes. 14:22, enz.) staat dat God zijn woorden in de monden van de profeten legde. Ook dit aspect van het ‘woord van God’ dat de profeten en engelen bemiddelden, is in Philo’s Logos-leer te vinden.
Het bekendste werk uit Philo's oeuvre is Over de schepping van de wereld (De opificio mundi), een exegese van het zesdaagse scheppingsverhaal in Genesis. De Schepping behoort tot een van drie grote series exegetische werken waarin Philo de Pentateuch van Mozes becommentarieert en werd geschreven tussen 30 en 40 na Chr.
Voor Philo duurde het scheppingproces niet zes dagen, maar twee. Op ‘dag één’ vond de schepping van zowel het Woord als de noëtische hemel en aarde in de eeuwigheid plaats. De kosmos noêtos is een onzichtbare, intelligibele kosmos of een idee of beeld van hemel en aarde. Op de tweede dag ontstonden de lichamelijke en zichtbare hemel en aarde, de kosmos aisthêtos in de sfeer van tijd en ruimte.
De Schepper wordt in Schepping 4 aangeduid als de Logos, een ambachtsman (dêmiourgos), ‘Vader en Maker’ en oorzaak van alles in de wereld. De demiurg schiep de wereld door middel van een model (paradeigma). Om dit te illustreren gebruikt Philo de volgende analogie:
Wanneer een koning met grote ambities een stad wil stichten, roept hij een architect tot zich. De koning heeft al het idee van de stad in zijn geest en draagt de architect op om de geografische en topografische factoren te bestuderen. De architect schetst vervolgens in zijn gedachten een ontwerp waarin de diverse eigenschappen van de stad zijn ingetekend. Zodoende draagt hij in zich de ‘noëtische stad’. De architect raadpleegt het model van de stad in zijn hoofd wanneer hij zijn plan uitvoert met materialen die overeenkomen met die van het mentale ontwerp.
Zoals de koning in deze analogie heeft God het plan gemaakt de kosmos te scheppen. Met de vorm in zijn geest van hoe die eruit moet zien, stelt hij een intelligibele wereld samen, de noëtische kosmos. De Logos is vergelijkbaar met een architect die het ontwerp van de stad (het ontwerp dat door de koning is gemaakt) uitvoert. De Logos is de uitdrukking van de gedachten van de Nous. Zoals de stad buiten het koninklijk paleis wordt gebouwd, voert de Logos de kosmos in de materie uit. De Logos maakt dus de zichtbare, materiële wereld als een afbeelding van de onzichtbare modellen, de intelligibele kosmos, ofwel de oorspronkelijke vormen van alle dingen en wezens (Schepping 16-19). Het Woord van God bij Philo is in feite de totaliteit van de Ideeën van God, de intelligibele wereld.
Dus heeft de term logos als ‘woord’ een dubbele dimensie bij Philo: als het Woord of de expressie van God en ook als het gesproken woord in de menselijke taal. In beide gevallen dient de logos als gereedschap voor zijn bezitter om zijn doelstellingen te realiseren. Tevens fungeert hij als drager van innerlijke bedoelingen. De Logos/Schepper is niet alleen maar de bron waaruit alles in de wereld is voortgekomen, maar ook de bron van alles wat geschreven is. Als goddelijke Rede bevat hij de geheime principes van hoe de wereld in elkaar zit, die niet onmiddellijk vatbaar zijn voor de mens (Schepping 17-24; Over de cherubijnen 125,127).
De Logos communiceert de taal van God die door de scheppingsdaad zichtbaar wordt, d.w.z. in daden verandert. God de Vader bevat bij Philo de principes Eenheid, Geest en Intellect in de zuiverst mogelijke vorm. Zijn bestaan is ver verwijderd van de wereld en dus transcendent. Directe betrokkenheid met de lichamelijke wereld, waar zijn daden zich manifesteren, zou afbreuk doen aan zijn transcendentie. Dus moest hij een bemiddelende instantie hebben om toezicht op de wereld te houden en zijn voorzienigheid uit te voeren.
De Logos is dus ondergeschikt aan God; zijn taak is de scheppingsdaad, waardoor hij verschillende kosmische elementen bij elkaar brengt en tot een eenheid ordent. Vervolgens heeft hij de leiding over de wereld. Philo vergelijkt de Logos met een roer dat God gebruikt om alles in goed vaarwater te houden; of bijvoorbeeld met een stuurman of gouverneur van de kosmos (Over de cherubijnen 36). De Logos is verantwoordelijk voor het goddelijke beheer van de wereld. Zodoende is het Woord noodzakelijkerwijs zowel transcendent bij God als immanent in de zichtbare wereld. De Logos van Philo fungeert ook als Middelaar tussen God en de mensen (zie onder).
Philo’s Nous brengt de Logos voort naar zijn eigen beeld of idee. Op zijn beurt schept de Logos de menselijke geest (nous) naar het oerbeeld van zichzelf (Schepping 139; Over de bijzondere wetten III.207). In de ziel van elk mens bestaat er dus zowel een redevermogen, logos, als een intellect, nous. Omdat de Logos het archetype voor de menselijke geest is, hebben de mens en de Logos een zekere verwantschap. De Logos vormt een brug tussen God en mens, een intellectuele en ontologische continuïteit (Over beloning en straf 163).
De Logos zorgt voor het ordenen van ideeën in de menselijke geest. Door de in de Logos bestaande onzichtbare archetypen te contempleren verwerft de mens kennis van God. Door deze kennis kan hij opstijgen om zich met God te verenigen. Zodoende maakt God zich bekend in de kosmos noêtos, de intelligibele wereld. Door zijn participatie met de Logos wordt de mens onsterfelijk (Over de bijzondere wetten IV.14). Philo zegt ook: Alleen de zielen die zich de gelijkenis met God de Schepper ten doel stellen, is het geoorloofd hem te naderen (Schepping 144).
Philo’s Logos is ook verbonden met de oudtestamentische wijsheidstheologie. Wijsheid is de kracht of gedachte van God die ontstaat aan het begin van het scheppingswerk. Zij verleent vorm en werkelijkheid aan de wereld die wij kennen. Vervolgens komt zij in de zielen van heiligen en maakt hen tot vrienden van God en profeten (Wijsheid 6:9 - 7:27).
Zo ook is de Logos van Philo beschreven: als de kracht of gedachte van God en als de eeuwige Wijsheid van de Nous. In de eerste plaats heeft de Logos als Wijsheid betrekking op de kosmos noêtos, de wereld van de Ideeën (Schepping 20). In de tweede plaats wordt Wijsheid door Philo voorgesteld als een geschenk van God, waarvan een voorbeeld de openbaring van de Schriften is. God openbaart zijn Wijsheid verder door zijn Woord aan vrome mensen en de profeten.
‘Wijsheid’ betekent voor Philo ook ‘filosofie’ (Over de verhouding van de propaedeutische disciplines 79). De grootste filosoof aller tijden is de profeet Mozes, de auteur van de Pentateuch (Schepping 8), die een wijsgerige leer heeft geformuleerd op basis van zijn zoektocht naar het ‘zelfbestaande’ (Over de bijzondere wetten I.345). Zijn wijsbegeerte houdt niet de speculatie in door een vrij en onbegeleid menselijk intellect, maar de assimilatie van een geopenbaarde waarheid.
Binnen de geschiedenis van de Griekse filosofie zien we bij Philo een grote verschuiving in de betekenis van logos. Door de hypostasering van het goddelijke Woord wordt de Logos niet alleen maar een element, maar het fundament – en zelfs het ontwerp – van de materiële werkelijkheid. Voor het eerst verwerft de Logos als wijsgerig begrip een integrale plaats in een godsdienstige context.
Philo’s Logos vormt de spil van zijn oudtestamentische exegese. Hoewel die exegese oorspronkelijk geïnspireerd is door Genesis, is die ook aanzienlijk verrijkt met filosofische principes, niet in de laatste plaats met de Logos, het redeprincipe uit de Griekse filosofie.
Philo’s godsbeeld is gebaseerd op Aristoteles’ Nous-begrip, het hoogste, goddelijke principe dat zuiver intellect, absoluut onveranderlijk, almachtig en eeuwig is. Het transcendeert de ervaringswereld en bemoeit zich nooit met de kosmos of de mensen. Dit hoogste, zuivere Intellect heeft alleen maar een principiële werkzaamheid: zijn kracht (dynamis) uit te stralen op dezelfde manier als de zon. (Philo gebruikt ook de term dynamis in Schepping 8 als de uitstralende kracht van de Nous.)
De Logos van Philo, die pre-existent en even eeuwig is als God, komt voort uit de Nous als uitstraling van zuiver Intellect en is ook goddelijk. In aristotelische termen is Philo’s Logos de bewerkende oorzaak van de kosmos (Over de cherubijnen 127). Philo was dus een van de eersten in de geschiedenis van de wijsbegeerte die het Logos-begrip expliciet tot hypostase maakte.
De eigenschappen van Philo’s Logos, zoals demiurg en ‘Vader en Maker’, verwijzen naar het scheppingsverhaal in het boek van Plato (Timaeus, vanaf 28d). De notie van de archetypen of oerbeelden die model staan voor de schepping van de wereld (Schepping 20, 24, 25), is niets anders dan Plato’s theorie van de Ideeën (Timaeus; Republiek 6.509b). Ook het begrip van de logos spermatikos als een rationeel principe dat actief is in de fysieke werkelijkheid – zoals gearticuleerd door de Stoa – is expliciet uitgedrukt in Schepping 14, 43, 67 en 68.
Philo’s interpretatie van de levende God van Israël uit het Oude Testament met behulp van filosofische begrippen doet de vraag rijzen: zijn God de Vader, die transcendent is aan de menselijke ervaringswereld, en zijn Logos, die hem in de heilsgeschiedenis (en in de menselijke geest) vertegenwoordigt, niet abstracte, onpersoonlijke (filosofische) entiteiten geworden?
Philo verwierf bekendheid door zijn allegorische interpretatie van oudtestamentische thema’s, waardoor belangrijke figuren zoals Abraham, Sara en Mozes als helden van de filosofie werden geschilderd. Zijn Logos-leer en zijn exegese van Genesis waren ook van groot belang voor de kerkvaders. Philo gaf het scheppingsverhaal een radicaal nieuwe draai: het eerste product van JHWH’s schepping, het Woord van God, maakte hij gelijk aan de Logos, het Griekse wijsgerige Redeprincipe en aan Sophia uit de Joodse wijsheidstraditie. Vervolgens schreef hij de Logos een belangrijke rol in de Joodse heilsgeschiedenis toe. Philo was voor de kerkvaders het voorbeeld van hoe een godsdienstige traditie met behulp van filosofische noties kan worden geïnterpreteerd.
Het valt op dat Philo’s Logos overeenkomsten vertoont met de Logos uit de proloog van het Johannes-evangelie. Dit heeft een rol gespeeld, toen christelijke denkers in de oudheid de pre-existente Christus en Schepper van de wereld met de Logos of het Redeprincipe uit de Griekse filosofie gingen identificeren.
(door Laela Zwollo)