De concilies van Lateranen ging het niet op de eerste plaats om het formuleren van het geloof. Dat was het hoofdthema geweest op eerdere concilies, maar nu ging het veeleer om concrete problemen: de verhouding tussen Kerk en staat en het uitbannen van misstanden binnen de Kerk zelf.
Centraal thema van het Eerste Lateraanse Concilie was de verhouding tussen geestelijke en wereldlijke overheid. Het concilie zette een punt achter de zogeheten investituurstrijd. Dit conflict ging over de vraag wie het recht had bisschoppen te benoemen: de paus of de Duitse keizer. In 1122 was in het Concordaat van Worms vastgelegd dat dit het recht van de paus was. Het Eerste Lateraanse Concilie keurde dit concordaat goed.
Het concilie vaardigde verder een aantal maatregelen uit tegen misstanden in de kerk:
Verder bevestigde het concilie de aflaten voor kruisvaarders — de kruistochten waren nog in volle gang.
Tussen 1130 en 1138 waren er twee pausen. Dit schisma had niets te maken met theologische kwesties, maar met de strijd tussen twee machtige Romeinse families. Een deel van de kardinalen koos in 1130 Innocentius II tot paus. Deze wordt beschouwd als de ‘echte’ paus, hoewel hij net zo min op legale wijze was gekozen als zijn tegenstander, Analectus II. Het College van Kardinalen was in twee groepen uiteengevallen en beide hadden hun eigen kandidaat gekozen.
Met de dood van Analectus in 1138 leek er een einde te komen aan het schisma, hoewel zijn aanhangers Victor IV als opvolger kozen. Met name Bernardus van Clairvaux, die ook deelnam aan het concilie, deed er alles aan om de twee partijen tot elkaar te brengen.
Victor erkende tijdens het concilie Innocentius II als paus. In ruil daarvoor was hem beloofd dat hij zijn kerkelijke ambten mocht behouden. Innocentius hield zich echter niet aan die belofte — tot woede van Bernardus.
In 1179 was opnieuw een schisma de reden voor een concilie in Lateranen. Weer waren er twee pausen gekozen. Dat gebeurde in 1159. De tegenpaus genoot de steun van de Duitse keizer Frederik I. Pas in 1177 kwam een einde aan het conflict toen de keizer zijn steun aan de tegenpaus introk en paus Alexander II erkende onder voorwaarde dat deze een concilie bijeen zou roepen.
Om te voorkomen dat er zich nog eens een schisma zou voordoen als gevolg van de keuze van twee pausen, werd tijdens het concilie bepaald dat alleen kardinalen kiesgerechtigd waren en dat de paus met tweederde meerderheid gekozen moest worden. Wie zich tot paus uitriep zonder dat aan deze voorwaarden was voldaan, zou voortaan automatisch geëxcommuniceerd worden.
Belangrijk was het besluit dat aan elke kathedraal een docent verbonden moest worden die de geestelijkheid moest onderwijzen. Uit deze kathedrale scholen zouden de universiteiten ontstaan.
Verder veroordeelde het concilie de leer van de waldenzen en katharen als ketterij
Het vierde Lateraans Concilie werd in 1213 bijeengeroepen door paus Innocentius III. Vanaf zijn verkiezing in 1198 had hij plannen gehad voor zo’n concilie. Aanvankelijk wilde hij hiermee vooral de relatie met de oosters-orthodoxe kerk verbeteren. Dat werd in 1204 te meer noodzakelijk omdat kruisvaarders de stad Constantinopel (Istanboel), zetel van de belangrijkste orthodoxe patriarch, hadden veroverd.
Uiteindelijk kwamen de kruistochten hoog op de agenda, maar niet vanwege de relatie met de oosters-orthodoxe kerk. De meeste Europese vorsten hadden geen zin meer in een expeditie naar het Heilig Land en onder meer met een concilie probeerde Innocentius de motivatie voor de kruistochten nieuw leven in te blazen.
Daarnaast was het de bedoeling van Innocentius om tijdens het concilie te debatteren over de nodige kerkelijke hervormingen. Hij nodigde daartoe zowel kerkelijke als wereldlijke autoriteiten uit. Tijdens het concilie probeerde hij namelijk ook een eind te maken aan de politieke onenigheid en de oorlogen tussen de christelijke mogendheden. Pas als dit probleem was opgelost, kon begonnen worden met kerkelijke hervormingen en konden de Europese vorsten eensgezind op kruistocht gaan.
De paus vroeg daarbij dat overal onderzoeken zouden worden gedaan naar misstanden binnen de kerk. Pas in 1215 ging het concilie daadwerkelijk van start zodat er voldoende tijd was voor een gedegen voorbereiding.
Het concilie werd op 11 november 1215 geopend. In de daarop volgende zittingen kwamen diverse onderwerpen aan de orde. Diverse ketterijen werden veroordeeld: met name die van de Katharen en de Waldenzen.
Maar het concilie deed ook politieke uitspraken. Zo koos het partij in de strijd om het koningschap in het Duitse rijk. Paus Innocentius had de zijde gekozen van Frederik II en zijn tegenstander geëxcommuniceerd. Het concilie bevestigde deze beslissingen.
Tijdens het concilie was er uitgebreid gelegenheid voor discussie en die discussies konden hoog oplopen. Toch drukte paus Innocentius zijn stempel op het concilie. De decreten van het concilie waren van de hand van de paus. Ze werden dan ook constitutiones genoemd, besluiten die op grond van de autoriteit van de paus worden genomen.
Van de besluiten die werden genomen zouden enkele eeuwenlang gevolgen hebben voor de pastorale praktijk. Allereerst de verplichting om ten minste eenmaal per jaar te biechten.
Maar de besluiten van het concilie omvatten veel meer en hadden grote invloed op het kerkelijk, maar ook op het wereldlijk recht. Zo was er bijvoorbeeld het verbod op het gebruik van het ‘godsoordeel’ in de rechtspraak. Het was voortaan dus niet meer mogelijk om schuld vast te stellen door bijvoorbeeld een tweekamp waarbij de winnaar werd beschouwd als degene die door God in het gelijk was gesteld. Of door de vuurproef waarbij aan de hand van het al dan niet herstellen van brandwonden het oordeel van God werd afgelezen.
Geestelijken mochten niet meer deelnemen aan dergelijke procedures, die hierdoor feitelijk onmogelijk werden, al werd in er later eeuwen bij heksenprocessen nog wel gebruik van gemaakt.
Tijdens het Vierde Lateraans Concilie was de macht van de paus op haar hoogtepunt. Toch had Innocentius niet alles bereikt wat hij wilde. De invloed van de kerkelijke regelgeving en daarmee de omvang van het bestuursapparaat van de Romeinse curie waren toegenomen, maar het concilie had niet toegestemd in een structurele bijdrage vanuit de verschillende delen van de kerk in de kosten hiervoor. De paus was dus geen alleenheerser binnen de kerk geworden.
Verder trof het voorbereidingen voor een nieuwe kruistocht. Het begin werd vastgesteld op 1 juni 1217. Plaats van vertrek zou Sicilië zijn. De geestelijkheid kreeg een belasting van 20 % op zijn inkomen opgelegd om de onderneming te kunnen financieren. Scheepsruimte werd gevorderd voor het vervoer; krijgslieden gaven massaal gehoor aan de oproep om mee te doen. Maar uiteindelijk zou de kruistocht op een fiasco uitlopen.
Dit concilie werd gehouden in 1512, eeuwen na het vierde concilie van Lateranen. Sindsdien hadden er vijf concilies plaatsgevonden. Tijdens deze concilies had onder meer de kwestie van de verhouding tussen het gezag van de paus en het concilie gespeeld. Een tijd lang leek het erop dat de opvatting de overhand kreeg dat het concilie het hoogste gezag binnen de kerk was. Maar die opvatting had het niet gehaald en in 1512 vergaderde het concilie weer op de plaats waar het was samengekomen in de tijd dat het oppergezag van de paus niet ter discussie stond.
Voornaamste kwestie was de hervorming van de kerk. Aan de vooravond van de reformatie — vijf jaar na de opening van het concilie zou Luther met zijn 95 stellingen het begin hiervan inluiden — drongen verschillende vooraanstaande geestelijken aan op het uitbannen van misstanden.
Het concilie werd pas na vijf jaar afgesloten en duurde daarmee veel langer dan de voorgaande Lateraanse concilies. De resultaten waren echter niet navenant.
Geen van de belangrijkste kwesties werd aangepakt. De baantjesjagerij onder de geestelijkheid werd niet ontmoedigd, bisschoppen en priesters werden niet verplicht om te resideren in de bisdommen of parochies waar ze aangesteld waren. En zelfs de beperkte maatregelen die wel werden afgekondigd, bleven een dode letter: de paus wilde niets weten van hervormingen.