Neerlandicus en sociaal wetenschapper Hans Wilbrink promoveerde met een proefschrift (getiteld Amplexio Dei - de omarming Gods, uitgegeven door Shaker Publishing, Maastricht) waarin hij de mystiek van Hadewijch en die van Hildegard van Bingen met elkaar vergelijkt. Zijn onderzoek belicht het fenomeen mystiek vanuit verschillende invalshoeken: de theologie, de literatuurwetenschap en de sociale wetenschappen.
Kenmerkend voor Hadewijch is de actieve en affectieve mystieke weg, waarbij de mens zelf noodzakelijke en inspannende stappen moet zetten om het innerlijk contact met God tot stand te brengen; bij Hildegard daarentegen zien we dat zij het moment afwacht waarop God zich kenbaar maakt en derhalve het passief ondergaan van Gods liefde, waarbij de bijzondere genade geleid wordt door het verstand.
Hadewijchs mystiek is pure liefdesmystiek, waarbij de affectieve strevingen kunnen uitlopen op extatische ervaringen. Bij Hildegard is de rede actiever, en zij spreekt over God als de oorzaak van alles. Hadewijch spreekt vooral over God als liefde.
Daarnaast constateert Wilbrink een groot verschil tussen beide vrouwen wat betreft de waardering van de extase: Hildegard verwerpt deze als belangrijk middel om God te kennen, terwijl Hadewijch juist hartstochtelijk verlangt en zoekt naar steeds nieuwe, veelal extatische, Godsontmoetingen.
Hadewijch is met deze kenmerken het prototype van de (hoogstpersoonlijke) mystiek van de inkeer en van de verstilde spiritualiteit. Haar invloed bleef beperkt tot een kleine groep ingewijden. Hildegard daarentegen is de mystica van de ‘uitkeer’: als Hildegard iets van God ondervindt, wil ze dat aan anderen doorgeven, aldus Wilbrink.