Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Marcus, het evangelie volgens » introductie » Evangelie volgens Marcus

Evangelie volgens Marcus



Het evangelie volgens Marcus behoort tot de zogenaamde synoptische evangeliën en wordt beschouwd als het oudste evangelie. Het is tevens het kortste van de evangeliën en kan binnen ongeveer anderhalf uur voorgedragen worden. Tekstueel is er een bijzonder grote overlap met de evangeliën volgens Matteüs en Lucas: slechts 51 van de 662 verzen van het evangelie volgens Marcus zijn uniek, de resterende verzen worden gedeeld met een of beide synoptische evangeliën. Kenmerkend voor het evangelie volgens Marcus is dat de kindertijd van Jezus wordt overgeslagen en dat een genealogie van Jezus eveneens ontbreekt. De nadruk ligt op het spreken en optreden van de volwassenJezus die in dit evangelie als de Christusmaar ook als mens wordt neergezet.

Auteurschap en datering

MarcusevangelieHet evangelie volgens Marcus is waarschijnlijk van de hand van een volgeling van Petrus. Zowel in het boek Handelingen van de apostelen als in verscheidene Paulijnse en Katholieke brieven wordt melding gemaakt van een zekere Johannes Marcus, die in de eerste Petrusbrief ook wel ‘mijn zoon Marcus’ (1 Pe 5:13) en in de brief aan de Kolossenzen ‘de neef van Barnabas’ (Kol 4:10) wordt genoemd. Volgens een traditie die teruggaat op Papias is het evangelie volgens Marcus een registratie van de prediking van Petrus, en is het naar alle waarschijnlijkheid geschreven in Rome. De beoogde lezers zijn christenen uit het heidendom, in tegenstelling tot joodse christenen, aangezien de auteur zorgvuldig probeert om ieder joods gebruik, dat Griekse christenen mogelijkerwijs niet zouden kennen, uit te leggen.

Voor wat betreft de datering van het evangelie bestaat er een algemene consensus dat het evangelie volgens Marcus het oudste van de (ons bekende) evangeliën is. Dit neemt niet weg dat ook dit evangelie gebaseerd is op oudere bronnen, die evenwel nooit op schrift zijn gesteld, of inmiddels verloren zijn. Men gaat ervan uit dat het boek tussen 65 en 75 na Christus is geschreven, hoewel sommige schattingen het ontstaan van het evangelie zo vroeg als het jaar 60 na Christus plaatsen.

Plaats binnen het Nieuwe Testament

Het evangelie volgens Marcus behoort tot de zogenaamde synoptische evangeliën. De synoptische evangeliën worden zo genoemd omdat zij een grote onderlinge samenhang vertonen: verscheidene passages komen in alle drie de synoptische evangeliën voor, soms zelf in exact dezelfde bewoordingen, andere passages worden door twee van de drie evangeliën gedeeld. Ook zijn er overeenkomsten in structuur en gebeurtenissen die verhaald worden. Van alle drie de synoptische evangeliën is slechts een klein gedeelte uniek. Over het algemeen wordt aangenomen dat het evangelie volgens Marcus het oudste is, en dat de schrijvers van de evangeliën van Lucas en Matteüs bekend waren met het evangelie volgens Marcus. Ook delen deze twee laatstgenoemde evangeliën passages die niet in het evangelie volgens Marcus voorkomen. Dit heeft tot de theorie geleid dat er nog een (onbekende) bron moet zijn geweest die aan beide auteurs bekend was. Deze tot nog toe niet ontdekte bron wordt aangeduid met de letter Q (van het Duitse Quelle).
 
Het evangelie volgens Marcus deelt 76% met zowel Lucas als Matteüs, 18% alleen met Matteüs en 3% alleen met Lucas. Slechts 3% is uniek voor het evangelie volgens Marcus, het laagste percentage uniek materiaal van alle synoptische evangeliën. Het evangelie volgens Marcus is in de canonieke volgorde van het Nieuwe Testament het tweede synoptische evangelie en wordt gevolgd door het evangelie van Lucas.

Structuur en belangrijke passages

Het evangelie volgens Marcus is opgebouwd aan de hand van een stramien dat ook op de evangeliën van Lucas en Matteüs van toepassing is: een eerste deel dat handelt over de tijd voordat Jezus in het openbaar optreedt (Mc 1:1-13), een deel dat verhaalt over zijn publieke optreden als leraar en genezer (Mc 1:14-8:26), een deel dat vertelt over de tocht naar Jeruzalem (Mc 8:27-10:52) en tenslotte een laatste deel dat handelt over de gebeurtenissen in Jeruzalem, de passie en herrijzenis van Jezus (Mc 11:1-16:20).

Het eerste deel is bijzonder klein van omvang. Over de geboorte en jeugd van Jezus rept de auteur van het evangelie volgens Marcus met geen woord. Slechts wordt het optreden van Johannes de Doper, de doop van Jezus en de ontvangst van de Heilige Geest en de veertig dagen in de woestijn vermeld. Het resultaat hiervan is dat de nadruk komt te liggen op het volwassen leven van Jezus en Zijn openbare optreden.

In het tweede deel roept Jezus enkele vissers tot zich (Mc 1:16-20), geneest Hij zieken in Kafernaüm, treedt Hij op in synagogen in heel Galilea, drijft Hij demonen uit, benoemt Hij de twaalf apostelen (Mc 3:13-19), vertelt Hij Zijn leerlingen een aantal gelijkenissen, ondervindt Hij toenemende tegenstand van de farizeeën en voltrekt Hij het wonder van zeven broden en twee vissen (Mc 8:1-10).

De eigenlijke reis naar Jeruzalem begint in Mc 8:27, hoewel dit niet uitdrukkelijk vermeld wordt. Jezus vertelt Zijn leerlingen over het lijden dat de Mensenzoon zal moeten ondergaan, Hij heeft een gesprek met Mozes en Elia in het bijzijn van Petrus, Jakobus en Johannes (Mc 9:2-13), Hij drijft demonen uit, Hij geeft onderricht aan de leerlingen en vermaant hen kinderen tot Hem te laten komen (Mc 10:13-16).

Het optreden van Jezus in Jeruzalem vangt aan met de verwijdering van handelaren uit de tempel en de vervloeking van een vijgenboom (Mc 11:12-25). Hierna wordt verhaald over de vraag naar Zijn bevoegdheid door de schriftgeleerden, de gelijkenissen die Jezus aan de apostelen vertelt, de discussies die Jezus met farizeeën en schriftgeleerden voert, het onderricht over het komende einde (Mc 13:1-37), het laatste avondmaal (Mc 14:17-26), de arrestatie van Jezus, het verhoor door de hogepriester en Pilatus, de kruisiging en dood van Jezus (Mc 15:16-39), Zijn begrafenis en verrijzenis en Zijn verschijning aan Maria van Magdala en de elf apostelen (Mc 16:9-20).



Bron: Tilburg School of Catholic Theology