Inleiding
Vergeving is een complexe gebeurtenis waarin de relaties die door schuld werden verbroken, hersteld worden, opdat het leven weer zijn oorspronkelijke orde kan terugvinden. Verondersteld wordt de bekwaamheid om te vergeven en de wil de vergeving aan te nemen. Als dat niet gebeurt, komt geen verzoening tot stand. De vergeving kan de mens worden toegesproken in het sacrament, wat de opdracht tot verzoening onderling niet wegneemt.
De hunkering naar vergeving
De hunkering naar deze vergeving, naar onvoorwaardelijke aanvaarding ondanks de schuld, dat is de verstomde schreeuw (zoals op het indringende schilderij van Edvard Munch) in onze maatschappij. Helaas hebben mensen vaak nog niet de werkelijke ervaring opgedaan dat een schuld ook vergeven én vergeten kan zijn. Als deze ervaring in een menselijke relatie nooit opgedaan werd, wordt het moeilijk te begrijpen dat God op juist deze manier vergeeft. Traditioneel noemen wij deze hunkering naar vergeving: berouw. Het is het inzicht in het feit dat ik behoefte heb aan vergeving en naar iemand die me vergeeft.
Het begrip 'vergeving'
Vergeven wordt een daad – iets wat gebeurd is – en vergiffenis schenken wij aan een persoon. Vergeven is uiteindelijk het opheffen van schuld. Dit gebeurt alleen in de context van schuld. Schuld eist vergeving van de slechtheid, van het kwaad, van iets wat opzettelijk werd gedaan. Vergeving moet dus niet alleen aan het kwade beantwoorden maar ook aan de kwade. Vergeving is in haar volledige vorm een eenmalige gebeurtenis; zij hoeft niet herhaald te worden. Wat een keer vergeven is, is en blijft vergeven.
De bekwaamheid om te vergeven en de bekwaamheid om vergeving aan te nemen
Dit vooronderstelt de bekwaamheid om te vergeven, dus de mogelijkheid eerlijk te zien wat door de daad gebeurd is en deze gebeurtenis uiteindelijk los te laten. De maat van de kwetsuur en de maat van de kwaadheid moeten realistisch worden gezien, anders is de vergeving niet volledig. Als het mogelijk is, vindt een dialoog tussen dader en slachtoffer plaats – dat is de grondslag voor verzoening: als de dader om vergeving vraagt en het slachtoffer vergeving schenkt. Weigert de dader om vergeving te vragen, dan wordt hij nog een keer schuldig; weigert het slachtoffer de echte smeekbede om vergeving aan te nemen, zo wordt het van zijn kant schuldig.
De bekwaamheid vergeving aan te nemen, komt uit het berouw voort. Het berouw heeft drie elementen:
(1.) de erkenning van het feit dat de daad slecht was,
(2.) het betreuren van de daad en
(3.) het voornemen de daad niet te herhalen.
Dit zijn de voorwaarden voor vergeving en voor het aanvaarden van vergeving. Want alleen als iemand zijn schuld erkent, kan hij ook vergeving aannemen. Soms hebben mensen de schuld zozeer verdrongen dat de vergeving hen niet meer kan raken. Of een mens kan niet meer in vergeving geloven. Dan komt geen verzoening tot stand, omdat verzoening een wederzijdse relatie nodig heeft. Verzoening betekent: twee mensen zien elkaar in de context van schuld, als dader en slachtoffer. Beiden weten dat God vergeeft. Daarom kan een mens de vergeving uitspreken en een andere persoon de vergeving aannemen. Zo ontstaat verzoening. Een vergeving kan ook worden toegesproken als de persoon in kwestie die niet wil aannemen (bijvoorbeeld omdat er geen schuldbesef is). Dan komt echter geen verzoening tot stand.
Het onverzoende en de verzoening in en door God
Grote schuld kan niet door een schadeloosstelling uit de wereld worden gehaald. Iets is voorgoed stuk, iemand is niet meer in leven. Als deze dimensies geraakt zijn, kan alleen God de schuld volledig vergeven en – in de eschatologische zin, dus na dit leven – een schadeloosstelling schenken. De verzoening in God is volledig; zij heeft niets meer nodig, want de gerechtigheid ligt uiteindelijk in God.
De vergeving in het sacrament
De boodschap van het christendom is dat de verlossing al voltooid is. Wat wij moeten doen is: de verlossing aannemen. In principe bemiddelen alle sacramenten heil. Het sacrament van boete en verzoening, of beter: van de verlossing, verdwijnt bijna in de kerk. Niettemin is dit sacrament eigenlijk het antwoord op de zoektocht naar verzoening. Iedereen staat hier onmiddellijk voor God; eenieder ontvangt hier onmiddellijk de toezegging van vergeving: ‘Ik scheld je je zonden kwijt.’ Het essentiële moment is dat de mens direct aangesproken wordt door het persoonlijke woord: ‘Ik vergeef jou.’ De relatie tot God wordt hersteld en daarin alle relaties.
De psychologie kan de schuld analyseren maar niet vergeven. De priester kan dit wel en hij doet het niet alleen in zijn eigen naam, maar zelfs uit naam van God. Als een mens daarop kan vertrouwen, is de ervaring van dit sacrament uiterst bevrijdend. God beantwoordt de aanname van de verlossing door de aanvaarding van de mens: Ik neem jou aan! De relatie van God en mens wordt hersteld. Deze relatie is niet alleen vernieuwd; zij is dieper geworden.
De mens vindt de nieuwe relatie tot zichzelf alleen als hij de vergeving kan aanvaarden. Zichzelf vergeven, dat betekent: de schaamte overwinnen en de eigen persoon opnieuw ontdekken. Maar de relatie wordt ook anders: men ziet zichzelf op een nieuwe manier, realistischer en ook bescheidener. Wie zijn zwakheid kent, kan ook zijn sterkte ervaren. De persoonlijke toewijding die een mens in de biecht ervaart, is een belangrijke opdracht in het pastorale werk.
Gods straf
Vaak duiden mensen hun ongemak, hun moeilijkheden of hun ziekte als straf van God. ‘Waaraan heb ik dat verdiend?’ Dat is een oude vraag die nog steeds naar voren komt. ‘Hoe kan God dat toelaten?’ God moet blijkbaar volgens onze verwachtingen de garantie zijn voor ons geluk, voor de harmonie van doen en uitgaan.
God straft eigenlijk niet, de straf is een gevolg van de daad. De mens die zondigt, verbreekt zijn relaties. De breuk is al een straf omdat de mens de relatie met God verliest die bij zijn aard hoort. De breuk vervreemdt de mens van zichzelf, van andere mensen en van de schepping.
God verhindert onze fouten niet – dan zou hij onze vrijheid hinderen. Moeten wij dus God ‘vergeven’, dat hij de wereld zo geschapen heeft als zij nu is? Hij zit vaak in de geschiedenis en in de innerlijke rechtbank van een mens op de beklaagdenbank en Hij moet zich rechtvaardigen – zo lijkt het. Wij noemen dat theodicee, de aanklacht van God in het aangezicht van de pijn in de wereld. Het enige antwoord dat mogelijk is, is dat God en de mens vrij zijn en vrij moeten blijven. Een wereld zonder pijn zal een godsbewijs zijn; en die bestaat niet meer, zodra een mens vals handelt. Dus zou God de vrijheid van de mens die wil zondigen, moeten onderdrukken om de volkomen wereld te beschermen. Maar zonder vrijheid kan de mens niet meer liefhebben. Wij moeten God de onvolkomenheid van de wereld ‘vergeven’ die niettemin de ruimte van de liefde is.
Bovenstaande tekst is een bewerking door Claudia Mariéle Wulf van fragmenten uit haar boek Een antropologie van de christelijke ethiek. Beschuldigd - bevrijd - bemind. Inleiding in de moraaltheologie. Handboek moraaltheologie, deel 1, Almere: Parthenon, 2013.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Mariéle Wulf.
Externe link:
Bestelinformatie