Nr | Jaar | Afk | Beschrijving▼ | Vertalingen | |
---|---|---|---|---|---|
16 | 411 | breuic. | Kort verslag van de conferentie met donatisten. -Antidonatistisch- Aan deze driedaagse kerkvergadering over acht dagen verspreid en op keizerlijk initiatief in 411 bijeengeroepen namen katholieke en donatistische bisschoppen deel. In het verslag wordt steeds verwezen naar de notulen die van deze belangwekkende beraadslagingen zijn gemaakt. Het verslag is bedoeld voor mensen die niet aan de conferentie hebben deelgenomen. | ||
77 | 419 | loc. | Kanttekeningen bij de heptateuch, zeven boeken. -Exegese- In dit boek worden taalkundige zaken behandeld over de eerste zeven boeken van de bijbel: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua en Rechters. Het Latijn van de door Augustinus gebruikte bijbelvertaling wordt kritisch bekeken in het licht van de Latijnse grammatica. Onduidelijkheden worden toegelicht vanuit wat Augustinus meent te weten over de Hebreeuwse of Griekse taal. | ||
61 | 418 | Emer. | In gesprek met de donatistische bisschop Emeritus van Caesarea in Mauretanië. -Antidonatistisch- Verslag van de ontmoeting tussen Augustinus en Emeritus op 18 september, waarbij Emeritus wordt uitgedaagd om zich over de resultaten van de synode in 411 uit te spreken. | ||
52 | 413 | f. et op. | Het geloof en de werken. -Dogmatiek- In dit werk staan drie zaken centraal. 1. Met het oog op de kerkelijke discipline mag niet iedereen zomaar tot het doopsel worden toegelaten, alhoewel onder de gedoopten ook slecht levende mensen verdragen moeten worden. 2. Aan doopkandidaten moeten niet alleen de regels van het geloof, maar ook de regels van de christelijke levenspraktijk worden geleerd. 3. Gedoopten kunnen nooit alleen door het geloof eeuwig heil bereiken. | ||
98 | 387 | phil. | De wijsbegeerte. -Exegese- Zie nr 63 gramm. | ||
110 | 387 | rhet. | De welsprekendheid. -Leerboek- Onvoltooid gebleven werk dat deel uitmaakte van de reeks disciplinarum libri waarin Augustinus zich had voorgenomen de afzonderlijke artes uit te werken. | ||
125 | 389 | uera rel. | De ware godsdienst. -Antimanicheïsch- Uitvoerig betoog dat men in de ware godsdienst de ene ware God, dat wil zeggen de heilige Drievuldigheid in Vader, Zoon en Geest moet aanbidden en dienen. Verder uitleg hoe de christelijke godsdienst op aarde uitdrukking is van Gods barmhartigheid, en hoe een mens zich door een bepaalde levenshouding geschikt maakt tot deze dienst van God. Gericht tegen manicheïsche opvattingen over de twee naturen in Christus. | Over den waren godsdienst / Augustinus ; vert. door Gerard Wijdeveld. - Amsterdam / Antwerpen: Spieghel / Kompas, 1937. | |
72 | 426 | adu. Iud. | De verhouding met de joden. -Apologetiek- Een preek voor christenen als toerusting in de omgang met de joden en de omgang met joodse invloeden op de kerkgemeenschap. Pleidooi voor een geestelijke uitleg van de tora. | Provocatie, Augustinus' preek tegen de Joden : Theologisch essay / Wessel H. ten Boom. - Kampen : Kok, 2006. - 408 p. ; 24 cm. - ISBN: 90-435-1261-3. - p. 26-46. | |
11 | 387 | arith. | De rekenkunde -Exegese- | ||
29 | 387 | dial. | De redeneerkunde. -Leerboek- Onvoltooid gebleven werk dat deel uitmaakte van de reeks disciplinarum libri waarin Augustinus zich had voorgenomen de afzonderlijke artes uit te werken. | ||
93 | 415 | orig. an. | De oorsprong van de ziel. -Antipelagiaans- Brief aan Hieronymus over de vraag naar de oorsprong van de ziel, en hoe deze zich bij mensen die geboren gaan worden, verhoudt tot de kracht van de erfzonde. Augustinus acht de erfzonde zo groot dat wie niet in het doopsel herboren is in Christus, zonder twijfel wordt veroordeeld. = Brief 166. | ||
69 | 387 | imm. an. | De onsterfelijkheid van de ziel. -Filosofie- Ontstaan doordat de beantwoording van de vraag naar de onsterfelijkheid van de ziel in het tweede boek van nr 120 sol. niet werd afgerond. Hoofdthema's zijn de verbanden tussen de eeuwigheid, de waarheid, de ziel, het verstand, het zijn, de substantie, het lichaam, de veranderlijkheid en het niets. Augustinus toont zich over dit werk niet tevreden (Vgl. retr. 1,5): kort, verwrongen en onhelder van karakter, vermoeiend om te lezen en onduidelijk van doelstelling. | De immortalitate animae van Aurelius Augustinus / vert. en van comm. voorzien door Cornelia Wilhelmina Wolfskeel. - Utrecht 1973. - p. 52-238. | |
60 | 387 | geom. | De meetkunde. -Exegese- Zie nr 63 gramm. | ||
58 | 401 | Gn. litt. | De letterlijke betekenis van Genesis 1-3, twaalf boeken. -Exegese- Uitleg van Gn 1,1-3,24, nadrukkelijk beperkt tot de letterlijke of historische betekenis van de tekst. In zijn Nalezingen toont Augustinus zich niet enthousiast over het resultaat: er is meer gezocht dan gevonden. Van het gevondene is maar weinig bewezen. Het overige is zo geformuleerd alsof het nog onderzocht moet worden (retr. 2,24). Het commentaar is als volgt over de verschillende boeken verdeeld: boek 1 over Gn 1,1-5; boek 2 over Gn 1,6-19; boek 3 over Gn 1,20; boek 4 over Gn 2,1 en volgt een kwestie over Gn 1,5; boek 5 over Gn 2,4-6; boek 6 over Gn 2,7; boek 7 eveneens over Gn 2,7; boek 8 over Gn 2,8-9; boek 9 over Gn 2,18; boek 10 over de oorsprong van de zielen; boek 11 over Gn 2,25; boek 12 over het paradijs en de verschillende soorten aanschouwingen. | ||
78 | 389 | mag. | De leermeester. -Exegese- Het betreft hier een verbatim van een gesprek tussen Augustinus en Adeodatus. Men vermoedt ten aanzien van het tweede gedeelte een redactionele hand, omdat daarin sprake is van een doorlopend betoog. Aan de orde komt de vraag naar het wezenlijke van het leraarschap. De ware leraar is degene die onderricht geeft om God te leren kennen. In de inleidende dialoog wordt spreken omschreven als het geven van tekens. Er bestaan tekens die betekenis krijgen door tekens, en dingen die zelf geen tekens zijn maar betekenis kunnen krijgen door daden of door tekens. In de doorlopende beschouwing ten eerste een uiteenzetting dat woorden op zichzelf niets kunnen leren. Ten tweede een uitleg dat de waarheid die in de betekenis van woorden ligt besloten, in mensen woont en dat die waarheid Christus is. Ten slotte een betoog over de geringe waarde van gesproken woorden in het onderwijs als de werking van de innerlijke waarheid die Christus is, niet aan het woord komt. | De magistro / Augustinus ; vert. en van comm. voorzien door Gerard Wijdeveld. - Amsterdam, Paris, 1938. | |
63 | 387 | gramm. | De grammatica (Regulae) (Ars breviata) -Leerboek- Dit geschrift maakt deel uit van een onvoltooid gebleven project van de disciplinarum libri waarbij Augustinus zich had voorgenomen de verschillende artes uiteen te zetten. In dit boek over de grammatica worden de Latijnse taalregels beschreven. | ||
66 | 412 | gr. t. nou. | De genade van het Nieuwe Testament. -Exegese- Brief aan Honoratus over vijf uitlegkundige problemen van het Nieuwe Testament. 1. Over de betekenis van Ps 21 (22),2 in Mt 27,46 en Mc 15,34. 2. Over Ef 3,17. 3. Over de vijf verstandige en vijf dwaze bruidsmeisjes in Mt 25,2. 4. Over de betekenis van de duisternis buiten in Mt 25,30. 5. Over Joh 1,14 over het vleesgeworden Woord van God. | ||
129 | 410 | un. bapt. | De enige doop. -Antidonatistisch- Reactie op een boek met dezelfde titel van Petilianus aan Constantius dat door een onbekende donatistische priester aan Augustinus ter hand werd gesteld. Aan de orde is de vraag of het doopsel in ketterse kring mag worden erkend. Augustinus huldigt een milder standpunt dan Cyprianus, eens bisschop van Carthago. Aan het eind een analyse en weerlegging van enkele verdachtmakingen uit petiliaanse en melchiadische kring. | ||
84 | 387 | mus. | De dichtkunst, zes boeken. -Exegese- Dit is het enige onomstreden en voltooide werk van Augustinus over een ars (vgl nr 63 gramm). Het boek gaat over maatvoeten en versvormen. Verslag in dialoogvorm tussen een leraar en een leerling. De eerste vijf boeken zijn ontstaan tijdens de laatste periode van Augustinus' verblijf in de buurt van Rome. In deze boeken worden voornamelijk klassieke auteurs als auctoritates aangehaald. Het zesdeis geschreven in Thagaste. Daarin staan vooral verwijzingen naar de Heilige Schrift. In dit laatste boek ook aandacht voor getallensymboliek. | ||
30 | 0 | disc. chr. | De christelijke levenswijze. -Moraaltheologie- Samenvatting in preekvorm van het zedelijke leven van christenen rond vier vragen: 1. Wat betekent goed leven? 2. Wat is de beloning voor een goed leven? 3. Wie zijn de ware leerlingen binnen de kerk? 4. Wie is de ware leraar? De vier vragen komen in het werkje niet allemaal aan de orde. Augustinus gaat vooral in op de eerste vraag, waaraan de preek als geheel zijn titel heeft ontleend. Goed te leven houdt in het dubbelgebod van de liefde te onderhouden: de naaste liefhebben als zichzelf en daarin God liefhebben. | "Augustinus over de christelijke levensleer" / Tarsicius Jan van Bavel, in: Moeder van Goede Raad en H. Rita (1978), p. 74-79; p. 114-120; (1979), 14-21; 53-59; 86-92. |