131 | 408 | util. ieiun. | Preek over het belang van het vasten. -Moraaltheologie- Waarschijnlijk is deze preek gehouden na Pinksteren als de wekelijkse vastendagen op woensdag en vrijdag weer worden hervat. Het vasten dient om het lichaam te tuchtigen en te heiligen, om waakzaam te worden bij de beoefening van de barmhartigheid en gerechtigheid en bij de dienst aan de ene ware God.
| Als lopend vuur
: preken voor het liturgisch jaar 2
/ Aurelius Augustinus ; vert., ingel. en van aant. voorzien door Richard van Zaalen o.f.m., Hans van Reisen en Sander van der Meijs. - Amsterdam : Ambo, 2002. - ISBN: 90-263-16899-5. -p. 245-259. | View |
130 | 392 | util. cred. | Het belang van het geloven. -Antimanicheïsch- Opgedragen aan een bevriende manicheeër Honoratus, die eerder door Augustinus zelf tot het manicheïsme was overgehaald. In het werk een weerlegging van de manicheïsche opvatting als zou enkel wat met het verstand wordt aangetoond, waar kunnen zijn. Met de rol van het geloof om de waarheid te leren kennen wordt dan de spot gedreven. De inconsistentie bestaat erin dat enerzijds de functie van het geloof door de manicheeërs wordt afgewezen, terwijl anderzijds precies dat geloof wordt verondersteld om zich ontvankelijk te maken voor de goddelijke verlichting tot de waarheid, die slechts met het verstand te schouwen is. Vervolgens analyse en weerlegging van de manicheïsche argumentatie met behulp van passages uit het Oude Testament. Het verstand is van belang voor het begrijpen; maar de auctoritas voor het geloven | Een seer costelyk ende salich boecxken.
[Ex officina typographica conventus Leodiensis FF. Minorum Recollectorum , 1636]. Vertaling is toegeschreven aan Matthias Hauzeur, OFM-Recoll. | View |
129 | 410 | un. bapt. | De enige doop. -Antidonatistisch- Reactie op een boek met dezelfde titel van Petilianus aan Constantius dat door een onbekende donatistische priester aan Augustinus ter hand werd gesteld. Aan de orde is de vraag of het doopsel in ketterse kring mag worden erkend. Augustinus huldigt een milder standpunt dan Cyprianus, eens bisschop van Carthago. Aan het eind een analyse en weerlegging van enkele verdachtmakingen uit petiliaanse en melchiadische kring.
| | View |
128 | 413 | uid. deo | De aanschouwing van God. - - Brief aan Paulina over het geestelijke lichaam na de verrijzenis uit de doden. Bovendien aandacht voor de vraag hoe God kan worden gezien met zo'n lichaam. Augustinus meent dat hij in nr 20 ciu. 22 beter op deze kwestie is ingegaan. = Epistula 147
| | View |
127 | 0 | uers. Nab. | Versje over de heilige Nabor. -Antidonatistisch- Achtregelig vers over Nabor, een martelaar, die terugkeerde naar de katholieke kerk en daarom door de donatisten werd vermoord. | | View |
126 | 0 | uers. mens. | Tafelversje - - Ter vermaning voor de gasten aan tafel om niet te roddelen. | Augustinus de zielzorger:
een studie over de praktijk van een kerkvader
/ Frits van der Meer. - Utrecht / Brussel: Spectrum, 1947. - p. 212
Veel te laat heb ik jou lief gekregen
/ Tarsicius Jan van Bavel. - Heverlee: Augustijns Historisch Instituut, 1986. - p. 69 (= Possidius, Vita Sancti Augustini 22). | View |
125 | 389 | uera rel. | De ware godsdienst. -Antimanicheïsch- Uitvoerig betoog dat men in de ware godsdienst de ene ware God, dat wil zeggen de heilige Drievuldigheid in Vader, Zoon en Geest moet aanbidden en dienen. Verder uitleg hoe de christelijke godsdienst op aarde uitdrukking is van Gods barmhartigheid, en hoe een mens zich door een bepaalde levenshouding geschikt maakt tot deze dienst van God. Gericht tegen manicheïsche opvattingen over de twee naturen in Christus.
| Over den waren godsdienst
/ Augustinus ; vert. door Gerard Wijdeveld. - Amsterdam / Antwerpen: Spieghel / Kompas, 1937. | View |
124 | 400 | trin. | De drieëne God, in vijftien boeken. -Dogmatiek- De arbeid aan dit werk wordt in de loop der jaren verschillende keren onderbroken wegens andere werkzaamheden. Na voltooiing verzonden aan Aurelius, bisschop van Carthago. Augustinus vindt het zelf een moeilijk werk en alleen geschikt voor mensen met een scherp intellect. Boek 1: Uiteenzetting van het schriftuurlijke getuigenis over de gelijkheid van de drie goddelijke personen van de drieëne God met een verklaring en toelichting van de schriftplaatsen die tegenstrijdig lijken aan dit gelovig inzicht. Boek 2: Nadere toelichting op de gelijkheid van de goddelijke personen met de zending van de Zoon en van de Heilige Geest. Bij de verschillende verschijningen van God is de Gezondene nooit geringer dan de Zender. De drieëne God is in de eigen natuur onveranderlijk, onzichtbaar en overal tegenwoordig. In elke zending of verschijning zijn de goddelijke personen niet van elkaar te scheiden. Boek 3: Nader onderzoek van de godsverschijningen waarvan in het vorige boek sprake was, in het bijzonder de verschijningen met behulp van een engel: wat is daarin de verhouding tussen het beeld en het wezen van God? Boek 4: Uitleg over de zending van de Zoon: waartoe is de Zoon gezonden en hoe is de zending tot vervulling gebracht? Boek 5: Weerlegging van de opvattingen als zou de Zoon substantieel van de Vader verschillen. Boek 6: Exegetische kwesties over 1 Kor 1,24. Christus wordt daar de Kracht en de Wijsheid van God genoemd. De vraag is of de Vader zelf nog Kracht en Wijsheid kan zijn, of dat Hij alleen de Vader van Kracht en Wijsheid is. Boek 7: Uitleg van het vraagstuk over 1 Kor 1,24. De Vader is ook zelf Wijsheid en Kracht Gods zoals de Heilige Geest. Toch bestaan er geen drie wijsheden of krachten. Deze paradox leidt tot een uiteenzetting over het ene wezen en de drie personen in God. Boek 8: Nadere beschouwing over de verhouding tussen Vader, Zoon en Heilige Geest. Niet te zeggen is dat de een groter is dan de ander. Met het begrip van de waarheid, met de kennis van het hoogste goed en met de liefde voor de rechtvaardigheid moet God worden begrepen. De liefde die volgens de Schrift God wordt genoemd, is daarin het belangrijkst. Boek 9: Onderzoek naar de drievuldigheid in de mens als beeld van God. Als eerste mogelijkheid de drieslag geest (mens), kennis (notitia) en liefde (amor). Boek 10: Tweede mogelijkheid voor de drievuldigheid Gods in de menselijke geest: herinnering (memoria), begrip (intelligentia), en wil (voluntas). Boek 11: Schets van de mogelijkheid om de drievuldigheid Gods in het uiterlijk van de mens te ontwaren: lichaam (corpus), aangezicht (forma in acie cernentis), en de wil tot vereniging (intentio voluntatis copulantis). Dit beeld wordt echter minder adequaat bevonden. Boek 12: Verklaring waarom geen enkel menselijk beeld van de goddelijke drievuldigheid volmaakt is. Toelichting met het schriftuurlijk getuigenis van de oerzonde die van geslacht op geslacht wordt overgedragen. Boek 13: Uiteenzetting van hoe de mens als beeld Gods in Christus is hersteld en verlost. Boek 14: Beschouwing over hoe na het herstel door Christus in de mensheid opnieuw het beeld van de drievuldige God kan worden ontwaard. Boek 15: Vaststelling van de ontoereikendheid van elk beeld van de goddelijke Drievuldigheid in een mens. Deze ontoereikendheid wordt toegelicht met een uitleg van 1 Kor 13,13. | Over de Drie-eenheid
[ De trinitate]
/ Augustinus van Hippo ; vertaald en ingeleid door T.J. van Bavel. - Peeters, 2005. - 483 p. - ISBN: 90-429-1584-6. - - Met index op bijbelcitaten en trefwoorden. | View |
123 | 0 | symb. cat. | Preek over de geloofsbelijdenis voor de catechumenen. -Geloofsonderricht- Pastorale uitleg over de afzonderlijke artikelen van de geloofsbelijdenis.
| Augustinus over het Credo
/ vert. en commentaar door A. Sizoo en G.C. Berkouwer. - Kampen: Kok, 1941, 174-189. | View |
122 | 412 | spir. et litt. | De geest en de letter. -Antipelagiaans- Uitvoerige beschouwing over 2 Kor 3,6: De letter doodt, maar de geest maakt levend. Dit geschrift is ontstaan als reactie op een verweer van Marcellinus op Augustinus' De peccatorum meritis et remissione. Een mens is zonder Gods hulp niet tot enig goed in staat omdat de goede daden van een mens voortkomen uit een goede wil. De menselijke wil wordt door Gods genade op het goede afgestemd. | De geest en de letter
/ Augustinus ; ingel., vert. en geann. door Joost van Neer, Anke Tigchelaar en Izak Wisse. - Kampen: Agora, 2002. - ISBN: 90-289-2995-9. - Latijn-Nederlands. - | View |
121 | 427 | spec. | Afspiegeling van de Heilige Schrift. -Exegese- Een aaneenschakeling van schriftteksten, hier en daar met woorden van Augustinus met elkaar verbonden. De creativiteit schuilt in de manier waarop de schriftteksten met elkaar in verband worden gebracht.
| | View |
120 | 387 | sol. | Alleenspraken, twee boeken. -Filosofie- Verbatim van enkele gesprekken van Augustinus met zichzelf in de figuur van de rede. Na een hymnisch gebed tot God om hulp staat in boek 1 de vraag centraal hoe iemand tot wijsheid komt. De wijsheid wordt niet gekend door de zintuigen maar door het verstand. In het zoeken naar wijsheid zijn drie zaken van belang. Goede ogen, het vermogen om te leren kijken en het vermogen om te leren zien: geloof, hoop en liefde voor de ziel op zoek naar God. Voor de ogen van het verstand bestaan dezelfde problemen om naar de lichtbron te zien, als voor de lichamelijke ogen om naar de zon te zien. Er is echter één verschil: de lichamelijke ogen kunnen zich ongevraagd, tot hun eigen nadeel, naar de zon richten; de ogen van het verstand ontdekken alleen de Bron van het licht als deze zich laat zien. De waarheid is onsterfelijk: als iets waars ten onder gaat, sterft de waarheid niet. Dat betekent dat de waarheid zich in onvergankelijke dingen bevindt. In boek 2 - binnen het kader van de vraag naar de waarheid - komt de vraag aan de orde naar de onsterfelijkheid van de ziel, omdat de waarheid niet kan bestaan zonder een waarnemer. De waarheid vergaat niet; de ziel dus evenmin. In de vraag naar het kennen van de waarheid wordt uitvoerig gezocht naar het kenmerk van de waarheid. Het ware komt men op het spoor door tevens na te gaan wat onwaar is. Onware dingen bestaan in bedriegelijkheid en leugenachtigheid. Met bedrog wordt bewust onwaarheid beoogd; met een leugen niet. De beantwoording van de vraag naar de onsterfelijkheid van de ziel blijft echter onafgerond en komt opnieuw aan de orde in nr 69 imm. an. | Over het gelukkige leven en Alleenspraken
/ Augustinus; vert. door J.A. van Lieshout. - Amsterdam : Wereldbibliotheek, 1936 / 1941, 81-192. | View |
119 | 396 | Simpl. | Verschillende vraagstukken van Simplicianus, twee boeken. -Exegese, Dogmatiek- Vanuit Milaan legt Simplicianus aan Augustinus enkele belangrijke kwesties voor over genade, vrije wil en predestinatie. Dergelijke thema's werden steeds belangrijker gevonden omdat met grote regelmaat aanzienlijke Romeinse burgers de traditionele maatschappelijk levensloop afbraken om zich te wijden aan het geestelijke leven. In het boek 1 twee uitlegkundige vragen rond Rom 7,7 en Rom 9,10. In het boek 2 vijf vraagstukken over 1 Reg (= 1 S) 10,10 en 16,14; over 1 Reg 15,11; over 1 Reg 28,7; over 2 Reg (= 2 S) 7,18 en over 3 Reg (= 1 K) 17,20. | Aan Simplicianus,
over verschillende kwesties
/ Aurelius Augustinus ; ingeleid door Paul van Geest; vertaald door Izak Wisse. - Klement, 2013. 150 p. ISBN: 978 90 86871087. | View |
118 | 399 | s.Dolbeau 29 s.prou. | Preek over de voorzienigheid van God ca 399-410 - Exegese- Preek over Rom 2,3. In deze wanordelijke wereld, in de voor- en tegenspoed van de mensen lijkt geen structuur aanwezig. Daarom beweren ongelovigen dat God niet zou zorgen voor de mensen. Maar Gods oordeel en ordenende hand is overal aanwezig. Hij beloont ieder mens naar zijn daden. Het sterkste bewijs dat de mensheid God wel ter harte gaat, is de menswording van Gods Zoon. | | View |
117 | 418 | c. s. Arrian. | Tegen een preek van de arianen. -Antiariaans- Geschrift waarin punt voor punt een anonieme preek uit ariaanse kring wordt behandeld en weerlegd. | | View |
116 | 394 | s. dom. m. | De bergrede, twee boeken. -Exegese- In boek 1 een uitleg van Mt 5,1-48 over barmhartigheid; in boek 2 uitleg van Mt 6,1-7,28 over reiniging van het hart. In de bergrede van Jezus ziet Augustinus een korte samenvatting van de richtlijnen voor een volmaakt christelijk leven.
| Het huis op de rots
: verhandeling over de bergrede
/ Aurelius Augustinus ; vert. en ingel. door Leo Wenneker en Hans van Reisen. - Budel: Damon, 2012 (4de dr). - ISBN: 978-90-5573-579-2. - 232 p. ; 23 cm. | View |
115 | 418 | s. Caes. eccl. | Preek tot de kerkgangers in Caesarea. -Antidonatistisch- Preek gehouden bij gelegenheid van de ontmoeting met de donatistische bisschop Emeritus en een daarmee in verband staand bezoek aan Caesarea in Mauretanië. | | View |
114 | 415 | sent. Iac. | Brief 167 aan Hieronymus over de betekenis van Jak 2,10. -Antipelagiaans- | | View |
113 | 399 | c. sec. | Weerwoord aan de manicheeër Secundinus. -Anitmanicheïsch- Dit werk wordt door Augustinus zelf als het beste beschouwd van wat hij in verband met de manicheeërs heeft gepubliceerd. Een verantwoording van het verlaten van de manicheeërs, en van de overgang naar het katholieke geloof.
| Briefwisseling met de manicheeër Secundinus
:
Antwoord aan Secundinus, voorafgegaan door de brief van Secundinus aan Augustinus
/ Augustinus van Hippo; uit het Latijn vertaald, ingeleid en van commentaar voorzien door Marleen Verschoren. Peeters, 2017. ISBN 978-90-429-3378-1 paperback. 123 p. | View |
112 | 401 | uirg. | De godgewijde maagdelijkheid. -Moraaltheologie- In dit werk een uiteenzetting over de waarde van de godgewijde maagdelijkheid in vergelijking met de waarde van het huwelijk. Het geschrift sluit dan ook aan bij nr 14 b.coniug. In het eerste gedeelte (1-30) een aanprijzing van de maagdelijkheid. Die wordt toegelicht met behulp van Maria in de heilsgeschiedenis (vgl. Lc 1,34). Het wezenlijke van maagdelijk leven vormt de vrijwillige liefde voor de ene en ware God vanuit een openlijk afgelegde gelofte. De maagdelijkheid wordt naar het lichaam volbracht, maar is als geestelijke daad van belang. De maagdelijkheid is een voorafschaduwing van het eeuwige leven, omdat de ongehuwde zich meer dan de gehuwde onverdeeld en volledig op God kan richten. Het goede van het huwelijk en dat van de maagdelijkheid mogen echter niet tegen elkaar worden uitgespeeld, al is de maagdelijkheid wel een hoger goed (vgl. 1 Kor 7,25-38) vanwege de nadrukkelijker gerichtheid op het leven bij God door de gemeenschappelijke lofprijzing. Na de uitleg van de karakteristieken van de maagdelijkheid een vermanend gedeelte (31-57). Daarin aandacht voor de manier waarop het verheven karakter van de maagdelijkheid met nederigheid en zonder afgunst in praktijk moet worden gebracht. Vervolgens uitvoerige schriftuurlijke toelichtingen van de aansporing tot nederigheid. De oorsprong van de nederigheid ligt in de liefde. Het belang van de nederigheid wordt duidelijk als men zich bewust is van de broosheid van de heiligheid. Wie beseft hoe gemakkelijk de maagdelijkheid kan worden geschonden, zal het onderhouden ervan niet als eigen verdienste beschouwen maar als gave van God. De nederigheid van een maagd bestaat tenslotte door het feit dat de maagdelijkheid als zodanig weliswaar een hoog goed, maar niet het hoogste goed is (vgl. Mt 19,21). De nederigheid kan mensen er ook van weerhouden te speculeren over de verschillende gevolgen van de diverse levensstaten. | De maagdelijkheid
/ Augustinus ; vert. en ingel. door Anne-Marijke Silvius-Janssen. - Brugge: Tabor, 1988. - ISBN: 90-6597-004-5. | View |