31 | 388 | diu. qu. | Drieëntachtig vraagstukken. -Filosofie, Exegese, Dogmatiek- Een inhoudsoverzicht van de 83 vraagstukken die in dit werk aan de orde komen geeft Augustinus in nr.111 retr. 1,26. Het werk bevat de behandeling van verschillende wijsgerige, exegetische, theologische en kerkelijke vraagstukken.
| | View |
30 | 0 | disc. chr. | De christelijke levenswijze. -Moraaltheologie- Samenvatting in preekvorm van het zedelijke leven van christenen rond vier vragen: 1. Wat betekent goed leven? 2. Wat is de beloning voor een goed leven? 3. Wie zijn de ware leerlingen binnen de kerk? 4. Wie is de ware leraar? De vier vragen komen in het werkje niet allemaal aan de orde. Augustinus gaat vooral in op de eerste vraag, waaraan de preek als geheel zijn titel heeft ontleend. Goed te leven houdt in het dubbelgebod van de liefde te onderhouden: de naaste liefhebben als zichzelf en daarin God liefhebben.
| "Augustinus over de christelijke levensleer" / Tarsicius Jan van Bavel, in:
Moeder van Goede Raad en H. Rita
(1978), p. 74-79; p. 114-120; (1979), 14-21; 53-59; 86-92. | View |
29 | 387 | dial. | De redeneerkunde. -Leerboek- Onvoltooid gebleven werk dat deel uitmaakte van de reeks disciplinarum libri waarin Augustinus zich had voorgenomen de afzonderlijke artes uit te werken.
| | View |
28 | 421 | cura mort. | De zorg voor de doden. -Moraaltheologie- Reactie op een brief van bisschop Paulinus. Centraal staat de vraag of de zielenrust van een overledene baat vindt door bij een heilige begraven te worden. Voor de dode doet het er niet toe; voor de nabestaanden wel omdat zij dan eerder en gemakkelijker hun hart op God kunnen richten.
| Wat kunnen wij voor de doden doen?
[De cura pro mortuis gerenda]
/ Aurelius Augustinus; vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Jan den Boeft en Hans van Reisen. - Budel: Damon, november 2010 (3de gew. dr.). - ISBN: 978-94-6036-071-8. | View |
27 | 405 | Cresc. | Antwoord aan de grammaticus Cresconius, vier boeken. -Antidonatistisch- In boek 1 behandeling van de brief van Cresconius die ter verdediging van Petilianus geschreven is. Wie de waarheid bemint, hoeft geen vrees te hebben voor de welsprekendheid en de redeneerkunde. Verder aandacht voor het verschil in opvatting tussen katholieken en donatisten over het sacrament van de doop en over het vraagstuk van de legitieme bediening ervan. In boek 2 de vraag of bekeerde ketters en scheurmakers opnieuw moeten worden gedoopt. In boek 3 een cursorische behandeling van het resterende gedeelte van Cresconius' brief. In boek 4 hernieuwde behandeling van de brief als geheel met bijzondere aandacht voor de tegenwerpingen van de maximianisten. | | View |
26 | 426 | corrept. | Berisping en genade. -Antipelagiaans- Opgedragen aan Valentinus en zijn monnniken met een uiteenzetting van wat het katholieke geloof leert over de wet, de vrije wilskeuze en de genade. Gods genade door Jezus Christus verlost de mensen van het kwaad; zonder deze is een mens tot geen goed in staat. De volharding tot het goede is een geschenk van God. Wie niet volhardt, mag de berisping dan ook niet verwaarlozen. Wie de berisping veracht, valt terug in de zonde. En als men volhardt in de zonde, wacht eeuwige veroordeling. De aanvaarding door de ene mens en de verachting van de andere mens van Gods genade maken deel uit van een goddelijk plan. Tenslotte aandacht voor de verhouding tussen de genade en het vrije wilsbesluit vóór de komst van Christus.
| Het boek van den H. Augustinus van de berisping en de genade :
met een kort begrijp van den inhoud voor ieder hoofdstuk / vert. door A. van der Schuur . - T'Utrecht : by Arnoldus vanden Einden, 1686. - [36], 120 p. ; 14 cm. -
Met zachte hand
:
Augustinus over dwang in kerk en maatschappij : [Epistula 185]
/ Augustinus; vert. en ingeleid dor Paul van Geest en Vincent Hunink. - Budel : Damon, 2012. 151 p. ISBN: 978-94-6036-064-0 hb. | View |
25 | 417 | correct. | De terechtwijzing aan het adres van de donatisten. -Antidonatistisch- Brief aan Bonifacius, tribuun van Afrika. De aanleiding zijn de problemen met mensen die niet wilden gehoorzamen aan de door het keizerlijke hof uitgevaardigde richtlijnen tegen de donatisten.
| | View |
24 | 412 | cont. | De zelfbeheersing. -Moraaltheologie- Naar aanleiding van Ps 140 (141),3-4 een uiteenzetting over de zelfbeheersing. De beheersing van de eigen lichamelijke en geestelijke begeerten wordt ingegeven door de wet, maar is afhankelijk van Gods genade. Vervolgens over de strijd van de zelfbeheersing. Daarin valt op hoezeer het object van deze strijd niet het vlees zelf is, maar de driften van het vlees. Bovendien wordt aangegeven dat ware zelfbeheersing gefundeerd moet zijn in oprecht geloof om niet in veinzerij te vervallen.
| Over de zelftucht.
De adel van het christelijk huwelijk / Augustinus; vert. door Maria Ruhe. - Amsterdam : R.K. Boekcentrale, 1941. | View |
23 | 400 | cons. eu. | De vier evangelisten en de samenhang van hun evangelieverhalen, vier boeken. -Exegese- Boek 1: Achtereenvolgens over het gezag van de evangelisten, hun aantal, hun volgorde en de verschillende opzet van hun evangelieberichten. Deze onderwerpen worden in verband gebracht met de opvattingen van de neo-platonici, die het als een probleem zien dat Christus niet zelf geschriften heeft nagelaten. Vervolgens de kwestie als zouden de evangelisten in hun evangeliën aan Christus hogere titels hebben meegegeven dan Hijzelf. Uiteenzetting dat in de evangeliën trouw wordt bericht over het apostolische geloof door erop te wijzen hoe de evangelische boodschap in het geloof van de profeten van Israël ligt ingebed. De God van Israël mag als enige worden aanbeden. Boek 2: Onderzoek over het evangelie volgens Matteüs tot aan het verhaal over het laatste avondmaal in een vergelijking met parallelteksten van de andere evangeliën in hun onderlinge samenhang. Boek 3: Dezelfde onderlinge vergelijking vanaf het laatste avondmaal tot en met het einde van de evangelische getuigenissen. Boek 4: Uitlegkundige problemen die bijzonder zijn voor de evangeliën volgens Marcus, Lucas en Johannes.
| Vier evangelisten, één evangelie
[De consensu euangelistarum]
/ Augustinus; vert. door Leo Wenneker, Ton Hertogh, Sander van der Meijs. - 384 p. Budel: Damon, maart 2012. - ISBN: 978-94-6036-029-9. | View |
22 | 427 | conl. Max. | Samenspraak met de ariaanse bisschop Maximinus. -Antiariaans- Over het geloof in God Vader, Zoon en Heilige Geest. Tijdens de ontmoeting blijkt Maximinus in staat zo lang het woord te voeren dat het Augustinus aan tijd ontbreekt om hem van repliek te dienen. (Het vervolg op deze ontmoeting stelt Augustinus daarom afzonderlijk op schrift in nr 80 c.Max.) | | View |
21 | 397 | conf. | Belijdenissen, dertien boeken. -Autobiografie- Augustinus vangt zijn werk aan met een lofprijzing aan God. Boek 1: Kinderjaren op school met Augustinus' belijdenis van zijn toen bedreven jeugdzonden. Boek 2: Terugblik op het jaar dat Augustinus als puber thuis moest slijten ter onderbreking van de studies door geldgebrek van zijn vader. Boek 3: De studietijd in Carthago waarin de liefde voor de wijsheid ontluikt door studie op Cicero's Hortensius. Begin van het contact met de manicheeërs. Boek 4: Terugblik op de hartelijke betrekkingen met de manicheeërs en op de dood van een goede vriend, die zich tot het katholieke christendom had bekeerd. Vervolgens een inhoudsbeschrijving van Augustinus' eerste werk (vgl nr 104 pulch) en het bericht over zijn zelfstandige studie van Aristoteles' Boek over de Categorieën. Boek 5: Over de vervreemding van de manicheeërs. Augustinus vestigt zich als leraar in de welsprekendheid. Eerst in Rome, daarna in Milaan. Daar komt hij in contact met Ambrosius en besluit hij om weer catechumeen van de katholieke kerk te worden. Boek 6: Karakterbeschrijvingen van Ambrosius en Alypius. Augustinus beschrijft zichzelf als gevangen in angst voor dood en oordeel. Boek 7: Inhoudelijke kant van de bekering. De opvattingen over God als materie en het vertrouwen in de kunde van de sterrenwichelaars worden losgelaten. De studie van neo-platoonse geschriften en nog meer de studie van de paulijnse brieven bieden nieuwe perspectieven. Boek 8: Ontmoeting met Simplicianus over de bekering van de neo-platonist Marius Victorinus, en met Ponticianus over de bekering van Antonius. Dan volgt na hevige innerlijke strijd de voltooiing van Augustinus' bekering. Boek 9: Augustinus legt het ambt van leraar in de retorica neer en op het landgoed van Verecundus in Cassiciacum bereidt hij zich voor op de doop. Doop in Milaan. Kort daarna strandt Augustinus onderweg naar Afrika in Ostia. Daar sterft Monica. Uitgebreide karakterschets van Monica. Boek 10: Overgang van het onderzoek waarin Augustinus zichzelf als schrijver van het boek beschouwt naar het onderzoek over de vermogens van de ziel om God te kennen. Daarin grote aandacht voor het geheugen. Boek 11: Uitleg over Genesis 1,1: Wat deed God voordat Hij hemel en aarde schiep en hoe kwam God er toe om te scheppen? Hierin uitvoerige beschouwing over het wezen van de tijd. Boek 12: Uitleg over Genesis 1,1-2. Aan het slot enige beschouwingen over uitlegkunde naar aanleiding van de verschillende interpretaties van deze bijbelverzen. Boek 13: Beschouwing over de goedheid van God, die de wereld schiep hoewel Hijzelf geen schepsel nodig had. In de eerste verzen van Genesis leest Augustinus een aanduiding van het geheim van de Drievuldigheid. Aan het slot een uiteenzetting over de allegorische betekenis van het gehele scheppingsverhaal. | Belijdenissen = Confessiones
/ Aurelius Augustinus ; ingeleid, vertaald en van aant. voorzien door Wim Sleddens OSA. - Budel : Damon, 2009. - 351 p. - ISBN: 978-90-5573-915-8.
Belijdenissen
/ Aurelius Augustinus ; vert. en ingel. door Gerard Wijdeveld 4de herz dr ; ingel en herz. door A. Bastiaensen. - Amsterdam : Ambo ; Leuven : Kritak, 1997. - 372 p. ; 22 cm.- ISBN: 90-263-1542-2. - pb. (oorspr. 1968)
Augustinus' Confessiones
/ Latijnse tekst met vert. van A. Sizoo. - Delft: Meinema, 1948. | View |
20 | 413 | ciu. | De stad van God, tweeëntwintig boeken. -Apologetiek- Geschreven op verzoek de hooggeplaatste ambtenaren Marcellinus en Volusianus na de verwoesting van de stad Rome in 410. A. Boeken 1-10: Weerlegging van heidense opvattingen. Deel 1 (Boeken 1-5): Weerlegging van de opvatting dat de eredienst van de vele heidense goden noodzakelijk is voor het welzijn van de mensen. Het verbod van die eredienst zou de verwoesting van Rome veroorzaakt en verergerd hebben. Boek 1: De goden hebben Rome niet beschermd. Christenen hebben net als alle andere mensen op aarde te lijden. Rampspoeden overkomen zowel goede als slechte mensen. Het verlies van aardse goederen hoeft echter niet altijd als iets slechts te worden beschouwd. Aan het slot enkele beschouwingen over het bewaren van de zuiverheid en over zelfdoding. Boek 2: De goden van de heidenen kennen geen morele richtlijnen. Daarvan worden voorbeelden gegeven uit heidense riten. Vervolgens Sallustius' beschrijving over het verval van Rome en een eerste weergave van Scipio's omschrijving van een civitas en Cicero's beoordeling ervan. Ten slotte een beschrijving van obsceniteiten tijdens de openbare heidense eredienst. Boek 3 gaat over de rampen die Rome in vroeger eeuwen onder het regime van de heidense goden te verduren heeft gehad. Dat leidt tot de conclusie dat heidense goden zelfs niet beschermen in tijden dat de moraal hoog wordt gehouden. Boek 4 handelt over de vraag of de grote uitbreiding van het Romeinse rijk aan heidense goden te danken was en of die uitbreiding eigenlijk als iets goeds moet worden beschouwd. Beide vragen worden ontkennend beantwoord. Boek 5: Wat is de oorzaak van de voorspoed van het Romeinse rijk? Die is in elk geval niet aan astrologie te danken maar eerder aan een samengaan van Gods machtige voorzienigheid en Romeinse deugdzaamheid. Toch wordt er voor gewaarschuwd dat Gods voorzienigheid en menselijke deugdzaamheid geen garantie vormen voor materiële voorspoed. Deel 2 (Boeken 6-10): Weerlegging van de opvatting dat de heidense eredienst geen garantie vormt voor het voorkomen van wereldse tegenspoed, maar wel nuttig is voor het leven na de dood. Boek 6 gaat over de vraag of de eredienst van de heidense goden de mens na zijn dood van nut kan zijn. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Het antwoord wordt onderbouwd door de analyse van verschillende citaten uit Varro. Daaruit volgt aansluiting bij het ongunstige oordeel over de heidense staatsgodsdienst van Seneca. Boek 7 bevat een analyse over de aard van de belangrijkste Romeinse goden. Zij zijn ontstaan uit de verering van belangrijke mensen, of zijn vermommingen van boze geesten. In boek 8 een overzicht van de geschiedenis van de Griekse wijsbegeerte die uitloopt op een behandeling van de inzichten van Plato en zijn leerlingen. Hun visie benadert de opvattingen van het christelijke geloof, al blijven er markante verschillen. De platonici zijn hun vele goden blijven vereren en ontwikkelen beden-kelijke theorieën over de demonen. Bovendien huldigen de platonici andere denkbeelden over de cultus voor de gestorvenen dan de christenen. Boek 9 zet de discussie over demonen voort met een onderzoek naar het bestaan van goede demonen. Het antwoord is ontkennend. De enige bemiddelaar tussen God en mens is Jezus Christus. Daarbij kan echter wel van goede engelen gebruik worden gemaakt. Boek 10: Vervolg van de beschouwing over demonen en goede engelen. Hun vallen geen offers ten deel. Zij vormen evenmin een rechtvaardiging voor de minachting van het lichamelijke. Christus' menswording en de heerlijkheid van zijn lichamelijke verrijzenis laten het bewijs van de tegengestelde opvatting zien. B. (Boeken 11-22): Uiteenzetting van christelijke opvattingen. Deel 3 (Boeken 11-14): Beschrijving van het ontstaan van twee steden, die van God en die van deze wereld. Boek 11: De behandeling van het ontstaan van de beide steden. Augustinus verdiept zich eerst in de geheimen van Gods scheppingsdaden. Daarin uitvoerig aandacht voor hoe de schepping van de engelen kan worden ingepast in de scheppingsverhalen van Genesis, en hoe het mogelijk was dat sommige engelen zich van God hebben afgewend. In boek 12 een vervolg van de beschouwing over de gevallen engelen. Daarin wordt tevens getracht het wezenlijke van het kwaad op het spoor te komen. Kwaad is niet-zijnde; het is de toewending van een begrensd schepsel van God tot zichzelf. Dit kan in de geschiedenis van de mensen gemakkelijk worden aangetoond. Augustinus pleit voor het inzicht dat alle mensen afstammen van één mens zodat daarmee hun onderlin-ge verbondenheid kan worden uitgedrukt. Het valt aan de zonde te wijten dat van deze onderlinge verbondenheid dikwijls niet veel terecht komt. Boek 13: Over de zondeval van de eerste mens en de bestraffing ervan in de dood onder verschillende verschijningsvormen. Boek 14: Nadere uiteenzetting over de gevolgen van de erfzonde. Daardoor ontstaat de stad van de mensen die naar het vlees leven, en de stad van de mensen die naar de geest leven. In de verschillende gestalten van de dood wordt de zonde bestraft. Daarnaast wordt de zonde ook bestraft door de ongehoorzaamheid van de menselijke driften tegenover zichzelf. Daarom een uitvoerige beschouwing over de plaats en functie van de geslachtsdrift. Deel 4 (Boeken 15-18): Beschrijving van het verdere verloop van de twee steden na hun ontstaan. Boek 15: Begin van de geschiedenis van beide steden onder de mensen. Die geschiedenis begint met Kaïn en Abel. De eerste periode ervan loopt tot aan de zondvloed. Allerlei aspecten van deze eerste periode komen aan bod, zoals de levensduur van de oudste mensengeneraties, de verschillende geslachtslijsten, de plaats en functie van het huwelijk bij de aartsvaders etc. In boek 16 een beschrijving van de tweede en derde periode van Noach tot Abraham en van Abraham tot en met Saul. In deze beschrijving krijgen de volgende aspecten een plaats: de voorafbeeldende betekenis van de zonen van Noach; de geslachtslijsten van Gn 10; de betekenis van de verwarring rond de toren van Babel en de problemen rond de interpretatie dat alle mensen afstammen van Noach. Het leven van Abraham is bron voor uitvoerige allegorische schriftuitleg; Isaäk komt slechts weinig aan bod, maar Jakob uitvoerig. De uittocht uit Egypte, de intocht in het beloofde land, het tijdperk van de rechters van Israël en het bewind van de eerste koning van Israël, Saul, komen slechts kort aan de orde. Boek 17 biedt een gedetailleerde beschouwing van de voorbereiding op Christus door de profetieën uit de gehele Schrift. Zij omvatten de periode die loopt van Samuël tot aan de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. Boek 18 bevat een beschrijving van de stad van de wereld tijdens de perioden die in de boeken 16 en 17 zijn uiteengezet. De stad kreeg vorm tijdens de opkomst en macht van vele rijken en heerschappijen. Vervolgens aandacht voor de manier waarop de profeten na de Babylonische ballingschap hebben opgetreden en hoe hun erfenis is vergroot en verrijkt door de verstrooiing van de joden in de diaspora en door de vertaling van de Hebreeuwse bijbel in de septuagint. Daarna een beschrijving van het tijdperk van de kerk, waarvan de volle heerlijkheid pas zal oplichten aan het einde der tijden. Pogingen om het begin daarvan te berekenen worden als zinloos en nutteloos beschouwd. Deel 5 (Boeken 19-22): Beschrijving van de eindbestemming van de beide steden. Boek 19: Over de eindbestemming en het hoogste goed van een mens. De heidenen zoeken dat hoogste goed in de mens zelf. De burgers van de stad van God zoeken hun levensbestemming echter in Gods vrede, die weliswaar pas na het leven op aarde volledig is, maar toch al op aarde geproefd en gekend kan worden, zelfs bij de mensen die leven in de stad van de wereld. Boek 20 gaat over het laatste oordeel. Eerst worden de nieuwtestamentische getuigenissen uitgelegd, daarna de oudtestamentische berichten. Boek 21 behandelt de straf voor de verdoemden. Daarin vooral aandacht voor de verschillende weerstanden tegen de eeuwige bestraffing. Boek 22 ten slotte beschrijft de eeuwige beloning van de geredde mensen. Daarin komt in het bijzonder de plaats en functie van de verrijzenis van het lichaam ter sprake en wordt ingegaan op allerlei bezwaren daartegen. | De stad van God
/ Aurelius Augustinus ; vert. en ingel. door Gerard Wijdeveld. -
5e ongewijzigde druk (1ste dr 1983). - Amsterdam : Ambo, 2007. - ISBN: 978-90-263-1995-2. 1295 p. ; 23 cm. pb. | View |
19 | 0 | c. Cent. | Tegen hetgeen Centurius heeft overgebracht van de donatisten. -Antidonatistisch- | | View |
18 | 405 | cath. fr. | De eenheid van de kerk. -Antidonatistisch- Een brief over de vraag waar zich de kerk als lichaam van Christus bevindt. Met behulp van schriftteksten een betoog dat katholiciteit en universaliteit van de kerk de waarachtigheid ervan schragen. Het bijbelse dossier is geordend op de verschillende bijbelse boeken en genres. Na een uitvoerige behandeling van het hoofdthema wordt ingegaan op een reeks bijzondere geschillen met de donatisten over kerkelijk ambt, sacramentenbediening en de rol van de wereldlijke overheid bij de bescherming van de kerk van Christus.
| | View |
17 | 399 | cat. rud. | Het eerste geloofsonderricht. -Geloofsonderricht, Exegese- Op verzoek van een diaken uit Carthago geeft Augustinus aanwijzingen over het eerste geloofsonderricht aan de catechumenen (te onderscheiden van het tweede aan de competentes). In het eerste gedeelte twee vragen: 1. Wat moet in het eerste geloofsonderricht aan de orde komen, en hoe dient daarin de verhouding te zijn tussen het verhaal van de heilsgeschiedenis en de rechten en plichten van de kandidaat? 2. Hoe kan de methode van onderricht worden veraangenaamd? In het tweede gedeelte twee voorbeelden van Augustinus' eigen geloofsonderricht: een uitvoerig model voor onwetenden en een bondig model voor gevorderden. | Goed onderwijs
:
Christendom voor beginners [De catechizandis rudibus] / Aurelius Augustinus ; ingeleid, bezorgd en vertaald door Vincent Hunink en Hans van Reisen. - Budel: Damon, febr. 2008. - 216 p. - ISBN: 978 90 5573 861 8. - 216 p. - - Latijn - Nederlands. -
Het eerste geloofsonderricht
/ Augustinus ; vert. en ingel. door Gerard Wijdeveld. - Baarn: Ambo, 1982. - ISBN: 90-263-0568-0. | View |
16 | 411 | breuic. | Kort verslag van de conferentie met donatisten. -Antidonatistisch- Aan deze driedaagse kerkvergadering over acht dagen verspreid en op keizerlijk initiatief in 411 bijeengeroepen namen katholieke en donatistische bisschoppen deel. In het verslag wordt steeds verwezen naar de notulen die van deze belangwekkende beraadslagingen zijn gemaakt. Het verslag is bedoeld voor mensen die niet aan de conferentie hebben deelgenomen.
| | View |
15 | 414 | b. uid. | Het goede van de weduwstaat. -Moraaltheologie- Brief aan Juliana, schoondochter van Proba, over het godgewijde weduwschap als uitdrukkelijk gekozen levensvorm, waarin men zich bindt door een gelofte. Ook in dit tractaat wordt de positieve gerichtheid van de levensstaat benadrukt, die ligt in de binding aan God. Het werk bestaat uit een leerstellig en een aansporend gedeelte. | Staat van ontlediging, staat van gebed
/ Augustinus ; vert. en ingel. door Anne-Marijke Silvius Janssen. - Brugge: Tabor, 1992. - p. 83-125. - ISBN: 90-6597-016-9. | View |
14 | 401 | b. coniug. | Het goede van het huwelijk. -Moraaltheologie- Aanleiding is een twist tussen de monnik Jovinianus en Hieronymus. Jovinianus stelde de verdienste van de godgewijde maagden op één lijn met die van de kuisheid van het huwelijk. Zijn opvattingen veroorzaakten in Rome grote onrust onder mannelijke en vrouwelijke religieuzen die leefden onder de celibaatsgelofte. Jovinianus werd in 389 veroordeeld. Hieronymus zette zich in Aduersus Jovinianum uit 392 zozeer af tegen de opvattingen van Jovinianus, dat er van de waarde van het huwelijk niet veel over scheen te blijven. In de eerste helft van dit geschrift een reflectie op de uitleg van Genesis 1,28 over de vruchtbaarheid van het huwelijk. Die bestaat uit het koesteren van de vriendschap tussen de partners, het voortbrengen van kinderen, de onderlinge trouw, het bewaren van de kuisheid en uit de heiligheid van het geheim tussen Christus en de kerk. In de tweede helft een nadere verantwoording van de polygamiegebruiken bij de aartsvaders uit het Oude Testament. Zulke gebruiken waren met het oog op Christus' komst geoorloofd. | Het goede van het huwelijk
/ Augustinus ; vert. en ingel. door Anne-Marijke Silvius-Janssen. - Brugge: Tabor, 1985. - ISBN 90-6597-232-3. | View |
13 | 386 | beata u. | Het gelukkige leven. -Filosofie- Dit boek is geschreven tijdens de werkzaamheden voor Contra Academicos. Ontstaan bij gelegenheid van Augustinus' verjaardag uit een driedaags gesprek. In het gesprek komt vast te staan dat een gelukkig leven niets anders is dan volmaakte godskennis. In het voorwoord een opdracht aan Theodorus en Manlius; verder een onderzoek naar de betekenis van christelijke wijsbegeerte en een beschrijving van de gelegenheid van de gesprekken. De drie volgende gedeelten bevatten een verslag van de drie gesprekken. In het eerste gesprek de ontdekking dat iemand die niet heeft wat hij verlangt, ongelukkig is. En ook iemand die wel heeft wat hij verlangt, kan ongelukkig zijn. De vraag luidt dan: Wat moet een mens verlangen om gelukkig te worden? Moet men daarvoor God bezitten? In het tweede gesprek de vraag op welke manier men God kan bezitten dat men gelukkig wordt. Hierover bestaan drie opvattingen. De derde komt uitgebreid aan bod: van iemand in wie geen onreine geest is, kan men zeggen dat die God bezit. Met onreine geest vervuld heet degene die als door een duivel is bezeten, of wiens ziel met ondeugden en zonden is bezoedeld. Wie zich door ondeugden en zonden van God vervreemdt, is ongelukkig en vindt God niet genadig. Wie God zoekt, bezit Hem als genadige God maar is nog niet gelukkig. Wie God gevonden heeft, bezit Hem als een genadige God en is tevens gelukkig. In het derde gesprek de vraag of alle ongelukkigen gebrek lijden. Een bevestigend antwoord leidt nog niet tot de conclusie dat allen die geen gebrek lijden, gelukkig zijn. Iemand die geen gebrek heeft, kent immers angst om te verliezen en om gebrek te gaan lijden. Kan dat erop duiden dat een arme wijze gelukkig kan zijn, en dat wie geen wijsheid bezit, gebrek lijdt? Wie wijsheid bezit, is gelukkig. Wijsheid is de juiste maat voor de ziel. Wijsheid is datgene waardoor de ziel in evenwicht wordt gehouden | Over het gelukkige leven
/ Augustinus ; vert. door Rein Ferwerda. - Kampen: Agora, 2003 (= herdruk 1999). - ISBN: 90-391-0881-1. - 123 p. - Latijn- Nederlands. - | View |
12 | 400 | bapt. | De doop, zeven boeken. -Antidonatistisch- In boek 1 een uitleg waarom het doopsel niet door ketters of scheurmakers kan worden toegediend buiten de katholieke gemeenschap. De overige boeken zijn alle gewijd aan kwesties rond het gezag van Cyprianus in verband met de doopkwesties. In boek 2 eerst een uiteenzetting over het gezag van Cyprianus als bisschop en martelaar. Vervolgens de kwestie of bekeerde ketters het doopsel mogen ontvangen. Tenslotte de vraag hoe met een scheuring wel en hoe niet met de eenheid van de katholieke gemeenschap wordt gebroken. In boek 3 en 4 een behandeling van de argumenten van Cyprianus in een brief (ep. 73) aan Jubaianus, waarschijnlijk een bisschop uit Mauretanië. Daaruit zou blijken dat het doopsel van Christus niet door ketters kan worden toegediend. In boek 5 zijn nogmaals brief 73 aan de orde en de brieven aan Quintus en aan Pompejus (ep. 70, 71 en 74). Bovendien aandacht voor de manier waarop de bisschoppen uit Numidië de doopkwesties hebben opgelost. Boek 6 handelt over het concilie van Carthago in september 256 en op welke manier daar het gezag van Cyprianus in de doopkwesties van invloed is geweest. In boek 7 tenslotte een weergave van de overige aspecten van het Carthaagse concilie.
| | View |