Nr | Jaar | Afk | Beschrijving | Vertalingen▼ | |
---|---|---|---|---|---|
66 | 412 | gr. t. nou. | De genade van het Nieuwe Testament. -Exegese- Brief aan Honoratus over vijf uitlegkundige problemen van het Nieuwe Testament. 1. Over de betekenis van Ps 21 (22),2 in Mt 27,46 en Mc 15,34. 2. Over Ef 3,17. 3. Over de vijf verstandige en vijf dwaze bruidsmeisjes in Mt 25,2. 4. Over de betekenis van de duisternis buiten in Mt 25,30. 5. Over Joh 1,14 over het vleesgeworden Woord van God. | ||
68 | 0 | c. Hill. | Tegen Hilarus. | ||
73 | 421 | c. Iul. | Reactie op Julianus van Aeclanum, zes boeken. -Antipelagiaans- Boek 1 verdedigt de katholieke opvattingen over de erfzonde als weergegeven in nr 88 nupt. et conc. tegenover Julianus, die in een geschrift van vier boeken Augustinus van repliek had gediend. De verdediging stoelt op gezagvolle uitspraken van Basilius en Johannes Chrysostomus, op wie de tegenpartij zich meent te kunnen beroepen. Aan het eind van dit boek beticht Augustinus de tegenpartij van manicheïsche invloeden. Boek 2 weerlegt pelagiaanse opvattingen met behulp van gezagvolle uitspraken van tien bisschoppen: Irenaeus, Cyprianus, Reticius, Olympius, Hilarius, Gregorius van Nazianze, Ambrosius, Basilius, Johannes van Constantinopel en Innocentius met enkele andere priesters en onderlegde personen als Hiëronymus. Boek 3 weerlegt het eerste boek van Julianus. God heeft de mens goed geschapen. De menselijke begeerte is echter slecht, waardoor het vlees in spanning leeft met de geest. Niettemin kan dit kwaad op goede wijze worden aangewend door kuisheid of onthouding. Dit kwaad is niet van God afkomstig, maar is uit Adam ontstaan en van hem aan ons overgeleverd. Christus bracht echter verzoening tot stand. In boek 4 een reactie op het tweede boek van Julianus. Daarin aandacht voor de vraag of de deugden van ongelovigen als waarachtig kunnen worden beschouwd en of de begeerte een kwaad is.Boek 5 bevat een reactie op het derde boek van Julianus. Aan de orde komen het verband tussen de gevolgen van de erfzonde en het sacrament van de wedergeboorte, de relatie tussen de voorbestemden ten heil en de verworpenen, de uitleg van 1 Tess 4,4 en de rol van de begeerte tussen Maria en Jozef rond het geheim van Gods menswording. Boek 6 gaat ten slotte in op het vierde boek van Julianus. De rechtmatigheid van de kinderdoop wordt onderkend en gestaafd met schriftuurlijke argumenten uit Paulus' brieven aan de Romeinen en aan de Korinthiërs. Verder komen de rol en de gevolgen van de erfzonde bij pasgeborenen aan de orde en wat door het sacrament van de doop wordt teweeggebracht. De begeerte wordt in elk geval niet weggenomen. Ten slotte een weerlegging van de schriftuurlijke argumenten van Julianus uit Paulus en Ezechiël. | ||
117 | 418 | c. s. Arrian. | Tegen een preek van de arianen. | ||
74 | 429 | c. Iul. imp. | Onvoltooid werk tegen de tweede beantwoording van Julianus van Aeclanum (vgl nr 73 c.Iul.), in zes boeken. -Antipelagiaans- Boek 1 bevat een verslag van een gesprek over drie punten. 1. Hoe kunnen aan jonge kinderen zonden worden aangerekend door God, indien Hij rechtvaardig is? 2. Hoe kan bij kinderen sprake zijn van zonde, als zonde met vrije wilskeuze gepaard gaat en kinderen daarover nog niet kunnen beschikken? 3. Hoe kan zonde als natuurlijk worden beschouwd als een mens de vrije wilskeuze heeft, waarmee men kan zondigen maar waarmee men zich ook van zonde kan onthouden. Boek 2 bevat discussie over Rom 5,12. Boek 3vervolgt met discussies over andere bijbelpassages rond de vraag of men kinderen zonden van ouders kan aanrekenen. Boek 4 bevat uitleg over 1 Joh 2,16 en W 12,10-11. Boek 5 behandelt de vraag of de geslachtsdaad met schande is behept, en of een geborene op aarde opnieuw geboren moet worden in het geloof. Vervolgens exegetische beschouwingen over 1 Kor 15,36-38, Rom 1,27, Mt 7,17 en 12,33. Aan het einde de vraag of God bij machte is uit mensen met een kwade wil enig goed tot stand te brengen. Boek 6 draagt eerst discussiemateriaal aan over de overdraagbaarheid van de oerzonde. Vervolgens volgt uitleg over 1 Kor 15,22. | ||
76 | 401 | c. litt. Pet. | Antwoord op de brief van Petilianus, drie boeken. | ||
77 | 419 | loc. | Kanttekeningen bij de heptateuch, zeven boeken. -Exegese- In dit boek worden taalkundige zaken behandeld over de eerste zeven boeken van de bijbel: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua en Rechters. Het Latijn van de door Augustinus gebruikte bijbelvertaling wordt kritisch bekeken in het licht van de Latijnse grammatica. Onduidelijkheden worden toegelicht vanuit wat Augustinus meent te weten over de Hebreeuwse of Griekse taal. | ||
80 | 428 | c. Max. | Reactie op Maximinus, twee boeken. -Antiariaans- Aansluiting op de thema's van nr 22 conl.Max. Augustinus kan nu ingaan op wat door de ariaanse bisschop aan de orde is gesteld, en tevens aantonen dat Maximinus de argumenten van Augustinus niet heeft kunnen weerleggen tijdens het dispuut | ||
84 | 387 | mus. | De dichtkunst, zes boeken. -Exegese- Dit is het enige onomstreden en voltooide werk van Augustinus over een ars (vgl nr 63 gramm). Het boek gaat over maatvoeten en versvormen. Verslag in dialoogvorm tussen een leraar en een leerling. De eerste vijf boeken zijn ontstaan tijdens de laatste periode van Augustinus' verblijf in de buurt van Rome. In deze boeken worden voornamelijk klassieke auteurs als auctoritates aangehaald. Het zesdeis geschreven in Thagaste. Daarin staan vooral verwijzingen naar de Heilige Schrift. In dit laatste boek ook aandacht voor getallensymboliek. | ||
85 | 399 | nat. b. | De natuur van het goede. | ||
88 | 419 | nupt. et conc. | Huwelijk en begeerte, twee boeken. | ||
89 | 422 | Dulc. qu. | Acht vraagstukken van Dulcitius. -Exegese- De acht kwesties betreffen de volgende onderwerpen: 1. Blijven gedoopte zondaars uit de hel? 2. Mag men voor zichzelf aan doden offeren? 3. Wat is het verband tussen het laatste oordeel en de wederkomst van de Heer? 4. Wat behelst de zegen aan de kinderen van de rechtvaardigen zoals beloofd in de psalmen? 5. Hoe werd David naar Gods hart uitverkoren? 6. Werd Samuël werkelijk door een python uit de onderwereld weggeroepen? 7. Hoe ontliep Sara de verkrachting van Abimelech en de farao? 8. Was de Geest Gods die over de wateren zweefde tijdens de dagen van de schepping, de Heilige Geest? | ||
128 | 413 | uid. deo | De aanschouwing van God. - - Brief aan Paulina over het geestelijke lichaam na de verrijzenis uit de doden. Bovendien aandacht voor de vraag hoe God kan worden gezien met zo'n lichaam. Augustinus meent dat hij in nr 20 ciu. 22 beter op deze kwestie is ingegaan. = Epistula 147 | ||
93 | 415 | orig. an. | De oorsprong van de ziel. -Antipelagiaans- Brief aan Hieronymus over de vraag naar de oorsprong van de ziel, en hoe deze zich bij mensen die geboren gaan worden, verhoudt tot de kracht van de erfzonde. Augustinus acht de erfzonde zo groot dat wie niet in het doopsel herboren is in Christus, zonder twijfel wordt veroordeeld. = Brief 166. | ||
95 | 417 | pat. | De lijdzaamheid. | ||
97 | 415 | perf. iust. | De volmaaktheid van de rechtvaardigheid. | ||
100 | 417 | praes. dei | De aanwezigheid van God. -Antipelagiaans- Brief aan Dardanus tegen de opvattingen van de pelagianen over het verband tussen de tempel en de aanwezigheid van God. | ||
101 | 415 | c. Prisc. | De omgang met priscillianisten en origenisten, aan Orosius, een priester uit Spanje. | ||
102 | 0 | prob. et test. | Bewijsvoeringen en getuigenissen tegen de donatisten. -Antidonatistisch- | ||
104 | 380 | pulch. | Schoonheid en harmonie. -Exegese- De inhoud van dit niet meer bewaarde werk beschrijft Augustinus in conf 4,24. De schoonheid wordt als het wezenlijkste van de stoffelijke dingen gezien; de harmonie als wezenlijkste van de geestelijke dingen. Bij de geestelijke dingen geldt een onderscheid tussen deugdzame en ondeugdzame dingen. De deugdzame staan in verband met eenheid en verder met het redelijke verstand, de waarheid en het hoogste goed. Ondeugdzame dingen staan in verband met verdeeldheid en verder met het onredelijke leven en het kwaad. |