Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Luce Beheer
Dossiers » Chagall, Marc » introductie » Marc Chagall (1887-1985)

Marc Chagall (1887-1985)

Marc Chagall (1887-1985) is de kunstgeschiedenis ingegaan als een eigenzinnige schilder, met een heel eigen en persoonlijke beeldtaal. Hij begon zijn loopbaan als kunstenaar in de periode rond de Russische revolutie. Maar als jood en kunstenaar, en een zelfstandig denker die zich niet liet inlijven door het sovjetregime, was hij al spoedig gedwongen naar Parijs te vluchten. Toen Frankrijk in de Tweede Wereldoorlog viel onder het nazi-regime van Adolf Hitler, vertrok Chagall naar de Verenigde Staten. Al die tijd bleef hij trouw aan zijn eigen geloof, cultuur en beeldtaal. Een taal die raakvlakken heeft met het kubisme van Picasso en Braque, maar die vooral geladen is met een persoonlijke en joods/chassidische symboliek. Na de oorlog (van 1978-1985) maakte hij in de middeleeuwse Rooms katholieke Sankt Stephan basiliek in Mainz nieuwe glas in lood ramen. De helse ervaring van de Shoah vormde hij hoopvol om in hemelsblauwe vensters, die zicht geven op de levende relatie tussen God en de mensen.

Gebrandschilderde ramen

“Wat ik schilder komt van binnen, niet van buiten,” zei Marc Chagall over zijn werk als glas-in-lood schilder. Hij zag het gebrandschilderde glas als een doorzichtige wand tussen zijn hart en dat van anderen. Een venster wellicht naar de geheel Andere, de Eeuwige; de Heilige van Israël. Zijn ramen zijn te vinden Frankrijk, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en in de Sankt Stephan in Duitsland. Bijzondere vermelding verdienen de ramen in de synagoge van het Hadassa hospitaal in Jeruzalem.

Voor zijn werk op glas werkte Chagall samen met Charles Marq, seniorpartner in de glas-in-lood werkplaats van Jacques Simon te Reims. Marq vertelt dat Chagall een gedreven kunstenaar was, die poëtisch-intuïtief te werk ging: “De kleuren, hun rijkdom en diepte, waren moeilijk in glas weer te geven. Ik moest een manier vinden om een kleurverloop te maken van intens blauw tot bijna wit. Zonder daarbij gebruik te maken van lood.” Chagall werkte persoonlijk de brandschildering uit, het grisaille. De gebrandschilderde laag haalde hij gedeeltelijk weg met houtjes, kwastjes of vingers. Veel van de details zijn vanaf de grond niet eens zichtbaar. “Dat doe ik voor de vogels,” zei Chagall over alle minuscule details, figuurtjes en tekens, die hij in de verflaag aanbracht.

Chagall’s beeldtaal is zowel figuratief als abstract-expressief. En dat geldt ook voor de kleuren. De betekenis ligt niet helemaal vast, maar is poëtisch en intuïtief. Door na te denken over de samenhang - of juist het contrast - van de verschillende beeldelementen in een voorstelling, kunnen we de rijke betekenis op het spoor komen.

Als Chassidische jood (Oost-Europees jodendom) heeft Chagall’s benadering van de Bijbelse thema’s een heel eigen kleur: ze zijn geworteld in besef dat het volk Israël Gods uitverkoren volk is, met een werkelijke etnische bloedlijn. Een besef dat door de verschrikkingen van de Shoah een inktzwarte dimensie heeft gekregen. Juist in het lijden en sterven van Jezus Christus, naar de mens gezien een joodse man, herkent Chagall zijn eigen lijden en dat van zijn volk. En zo is de stap als joods kunstenaar naar de christelijke Kerk mogelijk geworden. Trouw aan zijn traditie en achtergrond benaderd Chagall de Bijbelse geschiedenis niet alleen als historische bron, die vertelt hoe het is gegaan met het volk Israël: Voor Chagall telt juist wat de verhalen voor ons in het heden betekenen. Heden, verleden en toekomst zijn, in het geloof, met elkaar verbonden. Het is een levende relatie, zoals Jezus in de Bijbel zegt, verwijzend naar de joodse Aartsvaders: “Hebt u niet het woord gelezen dat door God tot u gesproken is: Ik ben de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob? Hij is geen God van doden, maar van levenden.” (Mc 12, 26-27)

Chagall’s ramen in de Sankt Stephan

Chagall’s ramen brengen de bezoekers van de Sankt Stephan geleidelijk in de juiste stemming. Als je van de poort naar het priesterkoor loopt, neemt het blauw geleidelijk toe in intensiteit. Het wordt steeds donkerder, hoe dichter men nadert tot het priesterkoor. Ook de figuratie neemt steeds meer toe. De beelden worden steeds concreter en voller. Als men de kerk binnenkomt zie je rechts twee spitsboogramen met wiekende, witte vogels met daaronder de donkere, ledige aarde van de Schepping. Boven het doopvont heeft Charles Marq ramen gemaakt die doen denken aan stromend water. Dan loopt men tussen abstracte ramen door: een blauwe zee van licht. In het dwarsschip komen de eerste figuratieve beelden voor: een visueel commentaar op psalm 1. De mens met het Boek, de kandelaar als lichtbron, de engel als boodschapper van God, de boom met vogels roept het wonder van het leven in herinnering, evenals een echtpaar, een rund en een kip. Links zien we dan belangrijke joodse symbolen: koning David met zijn harp, de stad Jeruzalem, de menora en de wetstafelen. Ook het echtpaar als zinnebeeld van God, de bruidegom en zijn volk, zijn bruid. En tenslotte staan we dan voor de drie ramen van het priesterkoor.

Het middenraam

Het middenraam betstaat uit enkele basismomenten uit de heilsgeschiedenis, zoals deze in de Bijbel is overgeleverd. Het bezoek aan Abraham door drie engelen, de beproeving van Abraham en Mozes die de Wet ontvangt. Bij het bezoek van de engelen heeft Chagall door de gebaren van de handen een proces van geven en ontvangen weergegeven, tussen God en mensen. Sara is, net als de engelen, rood gekleurd. Zij horen tot de wereld van de belofte. Het is het begin van de heilsgeschiedenis: een nieuw begin.

Dan volgen afbeeldingen die verwijzen naar Abraham’s pleit voor Sodom en Gomorra, de steden die zo slecht zijn dat God ze wilde vernietigen. De engelen zijn dynamisch, maar Abraham staat stevig en statisch. Hij laat zich niet van zijn stuk brengen door God. Abraham en de linker engel zijn rood gekleurd. Het lijkt wel alsof de engelen Abraham moeten overreden, in plaats van andersom! Het gesprek is in volle gang: er is nog geen besluit genomen. Dit plaatst de recente geschiedenis van de Shoah in een pijnlijk licht: moet de hele gemeenschap gestraft worden, inclusief de onschuldigen? En wie zijn eigenlijk de schuldigen in het werelddrama, en wie dragen daar dan de straf voor? Er is geen happy end, maar een open einde. We zitten nog middenin de vraag die hier gesteld wordt: gaat de onschuldige ten onder samen met de schuldige? En hoe zit het eigenlijk met het plaatsvervangend offer van Jezus?

Het volgende tafereel sluit bij deze laatste vraag aan: de beproeving van Abraham. God vraagt Abraham zijn eniggeboren zoon uit zijn vrouw Sara aan Hem te offeren. Maar God stuurt een plaatsvervangend offer op het moment-supreme: een zondebok zit vast in een struik. Abrahams gezicht wordt gekleurd door een blauwe vlek: een schaduw trekt over hem heen. De engel is wederom rood gekleurd: de belofte. God doorbreekt de rechte lijnen van het lood, waarin de figuren zijn vervat in de afdalende dynamiek van de engel.

Tenslotte zien we dan Mozes die de Wet ontvangt van God. Mozes daalt af van de berg en toont de wetstafelen aan het volk. Wederom doorbreekt God de status quo: het volk is echter geschaard rond het afgodsbeeld van het stierkalf. Het kalf is hier rood. Maar het rood doet nu denken aan een valse belofte, aan bloedvergieten en misdaad. En weer een open einde. Het gesprek tussen God en de mens is nog niet ten einde. Kies maar, lijkt Chagall te zeggen. Tussen dood en leven, tussen trouw en afvalligheid.

Helemaal bovenaan deze taferelen ligt Jakob te slapen. Hij droomt niet van neerdalende en opstijgende engelen, zoals in het bijbelboek Genesis is beschreven, maar van de neerdalende Mozes met de Wet. En van de pleitende Abraham, een opstijgend pleit naar God. Een levende relatie is gaande.

De drie taferelen van het middenraam worden bekroond met een sjofar (de ramshoorn van de joodse tempeldienst), een engel en een helgele luchter: Uw woord is een lamp voor mijn voeten (psalm 119)

Het rechterraam

In het rechterraam treffen we de Schepping, de zondvloed, de vervolgde profeet Elia en tenslotte koning David , en Jezus, zoon van David, de Christus.

Een engel baart de mens in zijn armen. Het lijkt alsof de engel de mens op aarde wil neerzetten, maar de landing is nog niet voltrokken. Een seksloze mens: nog geen man of vrouw. De benen zijn rood. Ook een vogel is rood. In het bloed zit het leven, lezen we in de Bijbel (Lev 17, 11). De mens wordt op eigen benen gezet. Enerzijds aards en rood, maar ook geel en hemels, want dat is ook de kleur van de engel.

Dan zien we Noach. Met één hand laat hij de duif de wereld in vliegen. Met de andere bedekt hij zijn hart. Er zijn twee groepen mensen: mannen en vrouwen. De mannen zijn rood gekleurd, de vrouwen geel. De vrouwen dynamisch, de mannen statisch. Heel de mensheid is betrokken bij het gebeuren, lijken de groepen te zeggen. Noach is zowel statisch, afwachtend als dynamisch, hij zendt de duif de wereld in. Het doet denken aan de engel van het scheppingstafereel: de engel zendt de mens de wereld in. De Schepping liep uit op de zondeval. De zondeval liep uit op de zondvloed en deze vervolgens op een hernieuwde Schepping. Een tweede kans.

Ook bij Elia zien we een engel. God roept hem op weg te gaan. Om niet op te geven (Elia werd vervolgd door de boze en heidense koningin Izebel). De engel is dynamisch, Elia statisch. Wat gaat hij kiezen? Opgeven of pakt hij de tweede kans?

We gaan naar koning David met zijn harp. De schrijver van vele psalmen. Met zijn liederen kon hij de gekwelde koning Saul tot rust brengen. De muziek wordt verbeeld in rondgaande kringelingen en vormen. De statische figuur contrasteert met de dynamiek van zijn spel. En ook hier een groep actieve vrouwenfiguren en een groep statische mannen. Actief en ontvangend, en statisch, afwijzend. Dat is de vraag die Chagall in deze reeks vertellingen oproept: sta je aan de kant van het leven, gebruik je je talenten en kansen ten goede? Of ben je gesloten voor Gods roepstem, in jezelf gekeerd. Maak je van Gods stem een wettische en gesloten leefregel? De stap van de joodse kunstenaar naar het christelijke gedachtegoed wordt voelbaar.

Het bovenste raam wordt dan ook afgesloten met de gekruisigde Christus. Onderaan zien we Hem weer, nu als kind in de armen van zijn moeder Maria. Het lijkt wel alsof Jezus de chassidische oorlokken draagt. De boodschap is helder: Christus was naar de mens een jood. En zo staat Hij ook naast de talloze vermoorden van de concentratiekampen. Er zijn ook weer engelen: het is een gebeuren in de lijn van de goddelijke roepstem ten leven. Ga je op weg? Pak je het aan? Of blijf je zitten en wijs je het af?

Weer is de vrouw aanwezig als het dynamische en ontvangende. Het is Maria: “zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiedde naar uw Woord” (Lc 1, 38). Een man staat op een ladder: hij kruisigt Jezus. Weer hebben de mannen de afwijzende rol. Gods roepstem, Jezus, wordt niet gehoord, maar het zwijgen opgelegd. Waar staan wij als kijker? Gaan we dynamisch en ontvangend in op Gods belofte, of keren we in onszelf en willen we alles laten bij het oude?

Bovenaan besluiten drie cirkels het raam. Een middelste cirkel verbindt de drie. De kern is rood. In de kern staan in geel Hebreeuwse lettertekens geschreven: Gods levendmakende Woord. Ze staan geschreven op de stenen tafelen van de Wet die Mozes ontving.

Het linkerraam

We zien in het linkerraam de zondeval de profeet Debora, Isaak en Rebekka, de misstap van koning David , en Hagar en Sara.

Onderaan starten we met de zondeval. De gezichten van de eerste mensen zijn rood, evenals de engel, en de rode vruchten. Er lijkt een menigte mensen aanwezig in het grisaille. Dit gaat over heel de mensheid. Net als bij Noach. Het vonnis is nog niet uitgesproken, de zonde is al wel begaan. Adam, de man, houdt de verboden vrucht nog vast. Hij is de figuur met de verboden vrucht in handen. Wat gaat dit betekenen voor de toekomst?

Dan komen we bij Debora, de profetes onder de palmboom. Er staan vier mannen tegenover haar. De profetes maakt een uitnodigend en ontvangend gebaar. Ze is rood gekleurd. Rood is vaak de kleur van belofte, en van leven in de ramen tot nu toe. Debora roept de mannen op in beweging te komen. Als profetes brengt zij Gods roepstem over aan de mannen. Maar de mannen willen zekerheid, ze reageren niet. Tenzij Debora zelf met hun meegaat als bewijs dat ze zelf ook gelooft in wat ze zegt. Ontegenzeggelijk roept dit de gedachte op aan wat er met Jezus gebeurde: ondanks de vele wonderen die Hij verrichte wilde men niet geloven wat Hij zei: dat Hij de Zoon van God was (zie Joh 12, 37-43). De mensen reageren gesloten en afwijzend op het Woord van God. De afwijzende houding heeft Chagall verbeeldt in statische, als wettische joden herkenbare, mannenfiguren. De vrouwen zijn de dynamische en ontvangende partij. Binnen de joodse traditie wordt de Wijsheid ook als een vrouw gepersonifieerd. En ook de ziel van de mens is in het Hebreeuws een vrouwelijk woord.

Bij de ontmoeting tussen Isaak en Rebekka is juist Isaak actief. Rebekka is rood gekleurd. Haar houding is ontvangend. De mens gaat in op Gods aanbod. De mens is niet langer star en afwijzend, maar omarmd Gods roepstem. Maar vervolgens komen we terecht bij de grote misstap van koning David. David, de God welgevallige koning. Hier is de man ook actief, maar nu gaat het om een actie tegen God in. David neemt de vrouw van een ander! De mantel van de koning is rood en correspondeert zo met de rode vruchten van de zondeval. De mens is in staat het leven dat God hem geeft op een goede, maar ook op een verkeerde manier te gebruiken.

Tenslotte ontmoeten we Hagar, de slavin waarbij Abraham – tegen Gods wil in – een kind verwekte. Een misstap, wederom. Een struikelblok in de heilsgeschiedenis. Abraham wilde niet Gods belofte afwachten. Hij ging zelf aan de slag. Hagar, op haar knieën, raakt de benen van haar meesteres, Sara (Abraham’s vrouw) aan. Ze vernedert zichzelf. “Ga terug naar uw meeesters en dien haar,” zei God via een engel tot haar (Gn 16, 9). Op een foute keuze volgt een vernedering. Maar God verhoogt ook de geringen (Lc 1, 52). Hagar werd de moeder van Ismaël, de aartsvader van de islamieten.

Twee vogels flankeren een vijf-armige kandelaar. Dat is de bekroning van deze serie vertellingen. Het getal vijf verwijst naar de vijf boeken van Mozes. De Wet. Wederom het Woord van God, een licht voor onze voeten.

Blikrichting

We hebben nu de ramen van onder naar boven ‘gelezen’. Maar vanzelfsprekend kun je ze ook van rechts naar links lezen, dat is de joodse leesrichting. Dan kom je van de Schepping bij de zondeval terecht. Of van de duif van Noach, via het bezoek van de engelen, bij Debora. Ook deze vertellijn kan allerlei waardevolle gedachten opleveren. In een nog te verschijnen boek van dr. Jacques Maas en prof. Nico Tromp van de FKT: “Hemelse Vensters”, worden deze gedachtelijnen op boeiende en verdiepende wijze belicht.

Als bezoeker van de kerk wordt je door het ‘gesamtkunstwerk’ van de ramen vanzelf geleid naar de het sacrale hoogtepunt van het gebouw: het priesterkoor. Daar vieren de Rooms katholieken het geheim van Gods Woord, dat Zich aan de mensen uitdeelt: brood ten leven, voedsel voor onderweg.

Chagall presenteert Gods roepstem in de geschiedenis als een uitnodiging, waar we star en afwijzend op kunnen reageren ofwel dynamisch en ontvangend. Daarbij brengt hij de christenen het lot van Gods volk in herinnering, met de Shoah als gruwelijk en recent hoogtepunt. Tegelijk sluit hij zich aan bij de joodse wortels van het christendom. Maria, het joodse meisje, als dynamische ontvanger van Gods Woord. En de joodse Jezus die gekruisigd werd omdat de joodse overheid in zichzelf gekeerd en afwijzend stond tegenover zijn Woord. Naast de Gekruisigde zag Chagall de talloze volksgenoten die vermoord werden in de gaskamers en verschrikkingen van de concentratiekampen. En de Gekruisigde naast hen.

Prengend komt zo de vraag naar voren: wat is jouw antwoord op Gods roepstem? Kies je voor het leven? De belofte? De dynamiek? Of kies je ervoor het aanbod te perverteren? In jezelf te keren en zo God af te wijzen?

De jood Marc (Mosje) Chagall bouwde daarmee een brug tussen de joodse traditie en het christelijke geloof.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology