Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Jan Brouwers
Dossiers » Donders, Petrus » introductie » Petrus ‘Peerke’ Donders

Petrus ‘Peerke’ Donders

Een heiligenleven 

Het leven van de zalige Petrus Donders is in zekere zin net zo moeilijk te reconstrueren als de levens van heiligen uit veel eerdere eeuwen. In 1894 verscheen de eerste biografie van Donders, maar deze en de volgende levensbeschrijvingen hadden vooral tot doel zijn voortreffelijkheid te onderstrepen en hem tot voorbeeld te maken. Daardoor is het beeld dat we hebben van Petrus Donders vooral een ideaal dat tijdens zijn leven en na zijn dood werd geschapen.

Jeugd

In de beschrijvingen van zijn jeugd wordt benadrukt zijn hij uit een arm gezin kwam en dat hij leed onder een zwakke gezondheid. Desondanks was hij van jongs af aan van plan om priester te worden: iets wat destijds niet weggelegd was voor jongens uit een eenvoudig milieu. Hij moest op zijn twaalfde gaan werken om het karige inkomen van het gezin aan te vullen en verder was hij op school geen al te intelligente leerling geweest.

Toch bleef de wens om priester te worden bij hem leven en toen hij 22 was, verzocht hij via zijn biechtvader, pastoor W. van de Ven, om toegelaten te worden tot de priesteropleiding. De grote godsvrucht die Petrus steeds aan de dag had gelegd, gaf de doorslag. Van de Ven wist twee mensen te vinden die zijn opleiding zouden bekostigen.

Opleiding

Van de Ven had — waarschijnlijk omdat hij bang was dat al snel zou blijken dat Petrus de opleiding niet aankon — geregeld dat hij als knecht op het klein-seminarie zou gaan werken en in zijn vrije tijd zou studeren. Mocht hij niet geschikt blijken voor de studie dan zou hij tenminste nog een baantje als knecht hebben.

Al snel bleek dat Van de Ven hier verstandig aan had gedaan. Petrus zakte al voor zijn toelatingsexamen. Hij bleef dus als knecht werken in het seminarie.

Maar ook hier raakte men onder de indruk van zijn toewijding en godsvrucht. Hij kreeg alsnog een kans en op zijn 28ste slaagde hij eindelijk voor het klein-seminarie.

Daarmee had hij alleen nog de vooropleiding tot de priesteropleiding afgemaakt: feitelijk had hij nu nog niet meer dan een middelbare-schoolopleiding. Nu pas zou hij aan de eigenlijke priesteropleiding op het groot-seminarie beginnen. Maar de president van het groot-seminarie waar de priesters van het bisdom ’s-Hertogenbosch werden opgeleid, wilde hem niet toelaten. Hij betwijfelde of Petrus de opleiding zou aankunnen en was bovendien bang dat hij zich tussen de andere studenten, die uit de hogere standen afkomstig waren, niet zou kunnen handhaven.

Hij kreeg daarom het advies om toe te treden tot een kloosterorde of congregatie. Maar al zijn verzoeken werden afgewezen en hij werd uiteindelijk toch maar toegelaten tot het groot-seminarie van het bisdom.

Daar presteerde Petrus boven verwachting en in 1841 ontving hij zijn priesterwijding. Hij had zich toen al aangemeld om in Suriname te gaan werken en in augustus 1842 vertrok hij naar dit land. Met een preek in de kerk van het Tilburgse buurtschap Goirke nam hij afscheid van Tilburg. In de Tilburgse Cronique werd dit feit vastgelegd waarbij werd aangetekend: “P. Donders is Tilburger van geboorte en van zeer minvermogende ouders”. Het was een bijzonderheid dat zo iemand priester werd.

Missionaris

Na zijn aankomst in Suriname ging Petrus Donders brieven schrijven naar zijn vaderland en hierdoor komen we voor het eerst iets uit de eerste hand over hem te weten. Destijds was in Suriname de slavernij nog niet afgeschaft en Petrus is geschokt door wat hij ziet: “O! had men hier zoo veel zorg voor het behoud en welzijn der slaven, als men in Europa voor de lastdieren heeft, dan zou het er beter uitzien.” En hij spreekt er schande van dat de slavenhouder zich over de rug van de slaven verrijken.

Zelf gaf hij zijn karige inkomen grotendeels aan de armen en probeerde hij met grote hardnekkigheid in contact te komen met de slaven. Hun ‘eigenaren’ zagen liever niet dat hun slaven katholiek werden omdat ze dan zouden moeten toelaten dat ze naar de kerk gingen in plaats van te werken.

In 1855 werd hij pastoor in Batavia: een kolonie voor melaatsen. De levensomstandigheden waren er erbarmelijk. Hij ging zelf de zieken bezoeken en verplegen. Zijn opofferingsgezindheid had hij gemeen met de paters redemptoristen die vanaf 1866 met de zielzorg in Suriname werden belast en in 1867 trad hij toe tot hun congregatie.

De overste van de redemptoristen was blij met de nieuwe broeder. Hij schreef aan de leiding van de congregatie in Nederland dat Petrus Donders in Suriname als een heilige werd beschouwd.

In die tijd ging hij missiereizen maken in de binnenlanden van Suriname. Hij bekeerde er honderden mensen, vooral indianen. De bosnegers — gevluchte slaven — voelden vanwege hun slechte ervaringen met Europeanen niets voor bekering. Toch bleef Petrus met de voor hem kenmerkende vasthoudendheid naar hun dorpen terugkeren.

Nadat de overste van de redemptoristen had vernomen dat Petrus Donders te oud begon te worden voor het werk in Batavia — hij had geen tand meer in zijn mond en zijn preken waren daardoor onverstaanbaar geworden — haalde hij hem in 1883 naar Paramaribo, maar twee jaar later keerde Petrus toch weer terug naar Batavia. Daar stierf hij in 1887.

Heilige

Na zijn dood kwamen de verhalen los over wonderen die hij zou hebben verricht: hij had een storm doen ophouden en een vrouw die zich niet aan zijn vermaningen hield, stierf zoals hij had voorspeld na enkele dagen.

Nog tijdens zijn leven hadden de redemptoristen voorbereidingen getroffen voor zijn heiligverklaring: ze hielden aantekeningen bij, bewaarden zijn brieven en een van de paters had zelfs enkele haren van Petrus kunnen bemachtigen. De redemptoristen hadden trouwens belang bij een heiligverklaring: een heilige uit de eigen rangen was een goede p.r. voor de congregatie.

In 1900 ging de procedure van start die uiteindelijk in 1982 leidde tot de zaligverklaring van Petrus Donders. Mogelijk wordt hij ooit heilig verklaard.

Tilburg

Niet alleen de redemptoristen hadden het leven van Petrus Donders gevolgd. Ook de plaatselijke pers in Tilburg en de landelijke katholieke bladen in Nederland publiceerden regelmatig over hem. In de Tilburgse kranten werd hij ‘de glorie van Tilburg’ genoemd en steeds werd de nadruk gelegd op zijn nederige afkomst.

Dat maakte ‘Peerke’ Donders tot zo’n populaire ‘heilige’ in Tilburg. De meeste inwoners van de stad waren eenvoudige arbeiders. Maar ook de elite kon zich verenigen met zijn populariteit: hij was geen revolutionair of socialist.

Na zijn dood werd de plaats waar zijn geboortehuis had gestaan een bedevaartsoord. Het huis was afgebroken en alleen de waterput stond er nog: al snel werden aan het water wonderbaarlijke eigenschappen toegeschreven. De redemptoristen waren hier niet blij mee: de put was geslagen nadat Donders naar Suriname was vertrokken. Bijgeloof draagt niet bij tot een zaligverklaring. Toch begonnen ze hierop vooruitlopend de grond waarop het geboortehuis had gestaan en aangrenzende percelen op te kopen om er te zijner tijd een bedevaartkapel te kunnen bouwen.

Op allerlei manieren hielden de redemptoristen de herinnering aan Petrus Donders levend en ook zijn buurtgenoten vergaten hem niet. De buurt waar hij geboren was — de Heikant — was niet bepaald de meest aanzienlijke buurt van Tilburg. Maar het was wel de buurt waar een van de grootste zonen van de stad vandaan kwam.

De redemptoristen en de parochie van de Heikant zorgden er samen voor dat er in 1923 een gedenksteen en een kapel kwamen op de geboortegrond van Petrus Donders. Het werd al snel een drukbezocht bedevaartsoord. In 1926 werd elders in de stad een standbeeld van hem onthuld.

Na 1965 nam het bezoek aan de kapel af maar er bleven mensen komen. De belangstelling nam weer aanzienlijk toe toen hij in 1982 zalig werd verklaard.

Een blijvende verering

Het is opmerkelijk hoe populair Peerke Donders is gebleven ondanks de ontkerkelijking van de afgelopen decennia. De oorzaak hiervan ligt in de verschillende groepen die hem als een heilige beschouwen.

De zaligverklaring van Petrus Donders werd zowel van officiële kerkelijke zijde — de paters redemptoristen — als door gewone gelovigen — de inwoners van de Heikant — gesteund. De redemptoristen hoopten hiermee de bloei van hun congregatie te bevorderen. Dit doel verdween in de loop van de twintigste eeuw uit het zicht omdat de ontkerkelijking in Nederland ook bij hen een scherpe daling van het aantal leden veroorzaakte. Daarnaast nam vooral na 1960 de steun van de katholieke geestelijkheid voor dergelijke devoties af.

Daarmee werd de verering een zaak van gewone gelovigen die vasthielden aan traditionele elementen uit het katholieke geloof. Geleidelijk aan kwam de waardering hiervoor van kerkelijke zijde weer terug.

Maar bij de opmerkelijke continuïteit van de devotie voor Petrus Donders speelt naast de officiële kerk en de gelovigen uit de Heikant nog een derde element een rol: ook niet-kerkelijke Tilburgers beschouwen Peerke Donders als een van de grote helden uit hun stad.

In de film die in 2009 over hem werd gemaakt, komt naar voren waarom hij nog steeds zo veel mensen –- ouderen én jongeren — aanspreekt: vanwege zijn doorzettingsvermogen, zijn opkomen voor de zwakken, het feit dat hij bij katholieken en niet-katholieken, bij blanken en alle andere bevolkingsgroepen geliefd was, en omdat hij ‘een eenvoudig Tilburgs mènneke’ was.

Bronnen:

Karin Bijker, 'Een bijzonder Tilburgs missionaris: leven en werk van de zalige Peerke Donders', in: Tilburg: tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur, 20 (2002), nr. 1, p. 3–12.

Karin Bijker, 'De heilige van de Heikant: Tilburg en de zalige Petrus Donders', in: Godsvrucht en deugdzaamheid, Tilburgse Historische Reeks 9 (1997), p. 144–169.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Jan Brouwers.