In navolging van de Spaanse mysticus omschrijft hij de ‘donkere nacht’ als een onontkoombare etappe op de weg naar God. Bij deze tocht is Sint Jan van het Kruis een veilige gids die leert ‘dat geen afgrond zo diep is, geen rots zo hoog, dat hij geen weg zou kunnen worden’. Stinissen legt uit waarom de ontmoeting met God die op een bepaald punt op die weg kan plaatsvinden zo pijnlijk is, namelijk voor het ego dat het veld moet gaan ruimen ten gunste van het diepste ik.
De nadruk ligt in dit boek op Jan van het Kruis’ concept van de donkere nacht en een praktisch-spirituele uitleg van de wijze waarop deze nacht kan worden tot een weg naar God, hoewel de auteur daarnaast een beeld van de gehele leer van Jan van het Kruis tracht te geven.