Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Johannes van het Kruis » introductie » Jan van het Kruis (1542-1591)

Jan van het Kruis (1542-1591)

Groot mysticus, monastiek hervormer, kerkleraar en dichter

Jan (ook: Johannes) van het Kruis werd in 1542 geboren als Juan de Yepes te Fontiveros, in de onherbergzame Spaanse landstreek Castilië. Hoewel zijn vader afkomstig was uit een adellijke familie werd Juan geboren in een arm gezin: zijn ouders behoorden zelfs tot de ‘officieel’ arme mensen, die pobres de solemnidad genoemd werden. Omdat vader Gonzalo de Yepes getrouwd was met een vrouw van bescheiden afkomst, de zijdeweefster Catalina Alvarez, was hij verstoten en onterfd door zijn familie. Toen Juan drie jaar was, stierf zijn vader en verviel het gezin in extreme armoede. Vanwege deze uitzichtloze situatie vertrok Catalina met haar zonen naar Medina del Campo, een rijke handelsstad die bekend stond om haar sociale instellingen voor arme mensen. Het lukte Catalina om Juan in een Colegio de la Doctrina te plaatsen, waar hij basisonderwijs ontving. Dit internaat was bedoeld om arme wezen van de straat te houden en hun een vak te leren.

Juan beschikte echter over andere kwaliteiten: hij was leergierig en sociaal bewogen. Deze kwaliteiten kon hij verder ontwikkelen bij zijn werk als loopjongen in een ziekenhuis terwijl hij in zijn vrije uren lessen kon volgen aan een college van de nieuw opgerichte jezuïetenorde, onder leiding van een belangrijke humanist, Juan Bonifacio. Toen hem een baan in het vooruitzicht werd gesteld als pastor van het ziekenhuis, waarmee hij de armoede van zijn familie had kunnen verlichten, besloot hij in 1563 in te treden bij de karmelieten in Medina del Campo ‘om zich meer af te zonderen en een strenger leven te leiden’. Hij heette vanaf dat moment frater Juan de Santo Matías. Na zijn noviciaat, studies filosofie en theologie aan de universiteit van Salamanca en priesterwijding in 1567, raakte hij in een roepingencrisis en wilde hij zich terugtrekken in een kartuizerklooster.

Op dat moment ontmoette hij Teresa van Avila, een bijna dertig jaar oudere karmelietes, met wie hij zijn leven lang een zeer hechte en zuiver spirituele band zou hebben. Zij was bezig met de stichting van het tweede klooster van de ongeschoeide (ongeschoeid, als teken van armoede en strengheid) karmelietessen. Zie voor een toelichting op het ontstaan van de ongeschoeide Karmelorde naast de toen reeds bestaande Orde van de Geschoeide Karmelieten het interview met prof.dr. Hein Blommestijn, zelf geschoeid karmeliet en groot Jan van het Kruis-kenner, volgend op deze inleiding.

Teresa wist Juan te weerhouden in te treden bij de nog strengere kartuizers: wat hij daar zocht, kon hij ook vinden in deze hervormde, meer contemplatieve orde van de Karmel. Teresa betrok hem bij de hervorming van de mannelijke tak van de Karmelorde. Juan de Santo Matías werd de eerste ongeschoeide karmeliet en richtte een gemeenschap op bij Duruelo, waar hij met een klein groepje broeders een streng ascetisch leven van gebed, contemplatie en dienstbaarheid leidde. Hij noemt zich vanaf dat moment Juan de la Cruz (Jan van het Kruis) omdat de vereniging met de gekruisigde Christus, en daarmee God, in het lijden tot de kern van zijn spiritualiteit behoorde. Toen Teresa in 1569 het klooster in Duruelo bezocht, vroeg zij de broeders zelfs hun strengheid te matigen, omdat ze vreesde dat ze ziek zouden worden.

De contemplatieve hervormingsbeweging trok zo veel belangstelling, dat de spanningen tussen de ‘geschoeiden’ en ‘ongeschoeiden’ toenamen. De oversten, die eerst achter de hervorming stonden, keerden zich tegen deze beweging. Teresa moest haar hervormingsactiviteiten staken en er braken moeilijke tijden aan. In 1576 werd Jan van het Kruis gevangen genomen en door zijn geschoeide medebroeders opgesloten in een donkere cel in het klooster van Toledo. Zij bevonden hem schuldig aan rebellie en martelden en vernederden hem. Juan de la Cruz bleef echter onverzettelijk trouw aan zijn religieuze idealen en weigerde de hervormingsdoelstellingen te herroepen. In deze uitzichtloze situatie dichtte hij waarschijnlijk het grootste deel van zijn Cantico espiritual (Geestelijk Hooglied) en maakte hij aantekeningen voor andere mystieke gedichten die hij in latere jaren opschreef en van commentaar voorzag. Na negen maanden wist hij te ontsnappen uit de donkere cel en kon hij zich een tijd bij de ongeschoeide karmelietessen van Toledo verbergen.

Na het herstel van zijn gevangenisperiode waarin hij sterk vermagerd was, pakte Juan zijn taken weer op als geestelijk leider van de contemplatieve Karmel en nam hij diverse bestuurstaken op zich. De hervormingsbeweging was tijdelijk in het slop geraakt, maar werd na toestemming van de paus in 1580 een zelfstandige kerkprovincie met een eigen bestuur. Juan stichtte in de daaropvolgende jaren onder andere in Baeza en Granada kloosters, waarvan hij diverse een tijdlang als rector of prior leidde. Het zou overigens nog tot 1593 duren voordat de ongeschoeide karmelieten een zelfstandige orde werden, onafhankelijk van de geschoeide karmelieten. Juan de la Cruz schreef in deze periode de commentaren op het Geestelijk Hooglied, hij dichtte 'Donkere nacht' ('En una noche oscura') en werkte dit gedicht uit in zijn commentaren in de boeken De donkere nacht van de ziel en De bestijging van de berg Karmel.

Na de dood van Teresa van Avila in 1582 was de contemplatieve hervormingsbeweging in handen van Nicolaas Doria gekomen, die de nieuwe religieuze beweging wilde vervangen door een streng en autoritair systeem van bestuur en regels. Het waren vooral de zusters die veel vrijheid moesten inleveren. Toen Juan voor hen opkwam en zich verzette tegen enkele maatregelen die Doria nam, werd hij van alle bestuurstaken ontheven. Onder leiding van Doria kwam er een lastercampagne tegen hem op gang en trachtte men hem zelfs uit de orde te zetten door hem zijn ‘habijt te ontnemen’, het symbool van zijn religieuze ideaal dat hij van Teresa ontvangen had. Ook werd als oplossing overwogen Juan de la Cruz naar Mexico te sturen, maar Doria stuurde hem naar het afgelegen klooster La Peñuela in Andalusië. Juan was teleurgesteld, maar heeft hier nog korte tijd genoten van de eenzaamheid en stilte, tot hij ernstig ziek werd. Hij stierf in 1591 in Ubeda, waar hij in een klooster onder primitieve omstandigheden als zieke werd verzorgd.

Enkele jaren voor zijn dood maakte hij vanwege zijn verantwoordelijkheden als vicaris-provinciaal van Andalusië nog diverse reizen naar o.a. Córdoba, Malaga, Sevilla, Toledo en Madrid. Ook dichtte hij in die jaren Levende vlam van liefde (Llama de amor viva) en schreef hij daarbij het commentaar. Het zou echter tot vele jaren na zijn dood, om precies te zijn tot 1630, duren voordat zijn volledige werk werd gepubliceerd. De Spaanse inquisitie hield publicatie van geestelijke geschriften in de volkstaal veelal tegen, met name wanneer deze als onderwerp en bedoeling hadden het geloofsleven van mensen te verinnerlijken. Kenmerkend voor Jan van het Kruis’ mystiek is zijn rechtlijnige beschrijving van de mystieke opgang naar de vereniging met God door middel van een radicale zelfverzaking en volledige overgave. Hij schrijft over de hunkerende ziel die op zoek is naar God, de Beminde, de Geliefde, en over de pijnlijke ervaring van de afwezigheid van God (de ‘donkere nacht van de ziel’, een pijnlijke ervaring waarin alle illusoire houvast verdwijnt) die voorafgaat aan de mystieke eenwording met God en de verlichting die daarop volgt. Hij beschrijft de rechte, steile weg naar deze mystieke vereniging en weidt daarbij zelden uit, zelfs nagenoeg niet over zaken als Jezus’ leven, over Maria, de Kerk of de eucharistie. De geschriften van Jan van het Kruis worden in de rooms-katholieke kerk als belangrijk en gezaghebbend beschouwd en hebben grote invloed uitgeoefend op de christelijke spiritualiteit. Jan van het Kruis werd in 1675 zalig en in 1726 heilig verklaard. In 1926 kreeg hij door paus Pius XI de eretitel van Kerkleraar (Doctor Ecclesiae) toegekend. Tevens wordt hij beschouwd als een van de grootste dichters in de Spaanse taal.

Zie voor verdere verdieping over Jan van het Kruis en zijn band en samenwerking met Teresa van Avila het hoofdstuk van Kitty Bouwman hierover in Bert Blans (red.), Mystiek duet: tweestemmigheid binnen christelijke spiritualiteit, Nijmegen: Valkhof Pers, 2006 (zie tevens onderstaande link).



 

 

 

Interview met Jan van het Kruis-kenner en karmeliet prof.dr. Hein Blommestijn:

Hein Blommestijn is geschoeid karmeliet, hoogleraar in de Mystieke Theologie aan de pauselijke Gregoriana universiteit te Rome en stafmedewerker van het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen. Het Titus Brandsma Instituut is een onderzoeksinstituut voor de studie van spiritualiteit en mystiek, in 1968 opgericht door de Katholieke Universiteit Nijmegen en de Orde van de Karmelieten, ter nagedachtenis aan hoogleraar en karmeliet prof.dr. Titus Brandsma (1881-1942). Op het instituut werken bijna twintig mensen, van wie er zes karmelieten zijn die in een kloostergemeenschap wonen. Daarnaast zijn diverse medewerkers in andere vormen verbonden aan de Karmelorde. Hein Blommestijn is geschoeid karmeliet maar draagt alleen een habijt bij specifieke liturgische gelegenheden of professies. Ook in zijn tijd bij de Karmel in Rome in de jaren zestig werd slechts een habijt bij het officie, het koorgebed, gedragen en zeker niet buiten de deur. Bovendien liep hij als geschoeide karmeliet altijd op sandalen terwijl vele ongeschoeide collega-broeders schoenen droegen…

Hij legt uit hoe de orde van de ongeschoeide karmelieten ontstond en hoe klein het verschil tussen de geschoeiden en ongeschoeiden was en, zeker tegenwoordig, is:

 

'Vaak wordt gedacht dat de ongeschoeide Karmel ontstond als een reactie op lauwheid bij de geschoeiden, maar dat klopt in feite niet, het ligt veel complexer. De karmelietessen zijn in de vijftiende eeuw ontstaan uit een vorm van begijnendom in Gelre, in de omgeving van Luik en later ook in Bretagne. Het was de tijd van Nicolaas Cusanus en er werd door Rome druk uitgeoefend om begijnen, in feite ‘religieuze vrouwen in het wild’ aan een orde te koppelen, in dit geval de Karmelorde. Zo ontstonden er op steeds meer plaatsen gemeenschappen van vrouwelijke karmelieten. In de tijd van Teresa was de leefvorm van deze karmelietessen nog halfslachtig; ze leefden wel in een klooster maar ieder in een eigen huisje of op een eigen verdieping, een leefvorm die het midden hield tussen een slotklooster en een begijnhof. Teresa komt in de loop der jaren echter tot het inzicht dat een contemplatief leven een stuk afgeslotenheid vereist. Daarmee bedoelt ze niet zo zeer dat de zusters binnengehouden moeten worden als wel dat de buitenwereld (denk hierbij bijvoorbeeld aan de rijke ‘sponsoren’ van kloosters) buitengehouden dient te worden.

Teresa vertaalt de nieuwe cultuur, die in die tijd ontstaat door o.a. de ontdekkingsreizen, naar een nieuwe spiritualiteit. Haar nieuwe orde is dus veel meer een vernieuwende beweging dan een conservatieve beweging die terug wil naar de fundamenten of de oude regel. Juist de nadruk op het contemplatieve leven is haar oriëntatiepunt, en niet de ‘oudste regel’, die overigens niet eens bestaat bij de Karmelorde omdat die al lang geleden verloren is gegaan bij de verhuizing van de orde van Palestina naar Europa. De oudst bestaande regel dateert daardoor van 150 jaar na oprichting van de orde. Maar wat Teresa doet is nadenken over waar zij als karmelietessen mee bezig zijn, hoe dat leven veel meer contemplatief georganiseerd kan worden en - en dat is ook een vernieuwend aspect - het invoeren van de methodische contemplatie, die bij de Moderne Devoten vandaan kwam maar die Teresa vertaalde naar een nieuwe vorm. Dat hield in dat men in de ongeschoeide karmelietessenkloosters ’s ochtends en ’s avonds een uur meditatie invoerde.'

Dus de orde van de ongeschoeide karmelieten begon officieel met de ongeschoeide karmelietessen onder Teresa van Avila en daar kwam met Johannes van het Kruis de mannelijke tak bij?

 

'Ja, dat klopt. In eerste instantie waren het leken, begijnen, die met de Karmel verbonden waren en vervolgens karmelietessen in de strikte zin werden. Het oudste karmelietessenklooster is in Bretagne, maar daar liepen de zusters elke dag naar de kerk van de mannelijke karmelieten om daar de mis bij te wonen. Dus die mochten de deur nog wel uit. Maar wat Teresa eigenlijk doet is besluiten: ons leven is primair contemplatief en dat vereist afgeslotenheid, en Johannes van het Kruis neemt dat over. Na de dood van Teresa wordt de orde onafhankelijk, mede door politieke spanningen, maar later begrijpt eigenlijk niemand meer waarom het twee verschillende ordes moesten worden. Er is weinig verschil, er bestaan geen karmelieten die ‘niet hervormd’ zijn, die scheidslijn is nu echt fantasie geworden. Formeel bestaat hij, maar er is hooguit sprake van een iets andere sfeer.'

Waarom hebt u voor de Karmelorde gekozen?

 

'Als je jong bent zet je bepaalde stappen meestal op pragmatische gronden en kun je dat soort keuzes nog niet echt maken. Maar ik kan nu stellen dat mijn interesse voor de Karmel samenhangt met de spiritualiteit en mystiek. Er bestaat nauwelijks een andere orde die zo volledig gecentreerd is op spiritualiteit en mystiek, waarin je voortdurend met God bezig kunt zijn. Mijn eigen specialisme is de Franse mysticus Jan van de Heilige Samson geworden, een blinde geschoeide karmeliet, maar internationaal ben ik een Jan van het Kruis-specialist. Daar zie je dus ook weer dat de geschoeiden en ongeschoeiden door elkaar lopen.'

Is er een verband tussen de geschriften die Jan van het Kruis schreef en de periode in zijn leven? Het lijkt er op het eerste oog niet op, aangezien hij het Geestelijk Hooglied hoogstwaarschijnlijk in de gevangenis schreef en de Donkere nacht juist jaren daarna...

 

'Nee, hij schreef eigenlijk bijna altijd omdat erom gevraagd werd. Hij schreef een gedicht en dat gedicht circuleerde, en vervolgens werd er gevraagd of hij dat gedicht uit kon leggen. Dan schreef hij vertellenderwijs een commentaar, waardoor hij vaak ook weer het gedicht zelf ging veranderen, nadat men bijvoorbeeld had gezegd dat zijn geschrift niet klopte bij het Hooglied, bij het systeem. Dan ging hij de volgorde van de strofen veranderen en dan kreeg je een tweede commentaar, waarvan je dan niet meer weet of dat werkelijk van hem afkomstig is of van een leerling, enzovoorts. Het duurde nog tot dertig jaar na zijn dood voordat zijn commentaar op het Geestelijk Hooglied officieel in het Spaans werd gepubliceerd. Zo zie je de spanning tussen Jan van het Kruis, die vanuit God schreef, en de mensen die vonden hoe het hoorde, de systematici. Terwijl van een geestelijke weg natuurlijk niet te zeggen is hoe die zou moeten verlopen. Zelfs veertig à vijftig jaar geleden nog mocht men in karmelietessenkloosters geen werken van Jan van het Kruis of Teresa van Avila lezen; dat werd als gevaarlijk beschouwd. Die angst ten aanzien van de mystiek is er altijd geweest.'

Wat vindt u het meest waardevolle dat Jan van het Kruis de mensen en de Kerk heeft gebracht?

 

'Hij heeft eindeloos veel mensen geestelijke begeleiding gegeven en al zijn teksten zijn het resultaat van een concrete spirituele mystieke weg die mensen gingen. Wat hij beschrijft is heel dynamisch, denk aan de ‘Donkere nacht’ of de ‘Levende liefdesvlam’ en het ‘Cantico’. Hij beschrijft spirituele processen, mystieke processen en hij laat zien hoe de mens in contemplatie steeds meer zelf de greep verliest en in God wordt omgevormd. Dat is in feite de clou van alles wat hij doet en daar cirkelt al zijn werk omheen. De donkere nacht is het gevolg van het niet meer snappen van de eigen weg zodra God aan het werk gaat. Dus het is niet dat God er dan niet meer is, maar juist omgekeerd: dat God zodanig aanwezig is dat het niet meer past in mijn eigen categorieën en mijn eigen manier van denken vanuit het ik-bewustzijn. Die weg van Jan van het Kruis wordt heel goed samengevat in het boek van Kees Waaijman, De mystieke aanraking. Schets van de bestijging van de berg Karmel (Kampen: Ten Have, 2008).'



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Hein Blommestijn.
Externe link: Bestelinformatie Mystiek duet
Externe link: Bestelinformatie De mystieke aanraking