Karmeliet en pastoraal theoloog John Welch geeft in dit - overwegend ervaringsgerichte - werk een inleiding in de geschriften en de spiritualiteit van Jan van het Kruis en beschouwt diens spiritualiteit vanuit het perspectief van de hedendaagse mens- en religiewetenschap, specifiek vanuit de benadering van psycho-analyticus Carl Gustav Jung.
In de biografische schets komt Sint Jan naar voren als een man van gebed, een hervormer, bestuurder, schrijver en een gevoelige persoonlijkheid, die de godservaring op poëtische wijze tracht uit te drukken. Vervolgens worden zijn grote werken besproken: De levende vlam van liefde (hoofdstuk 4), De bestijging van de berg Karmel (hoofdstukken 5 en 7), De donkere nacht (hoofdstukken 6 en 8) en het Geestelijk Hooglied (hoofdstuk 9).
De auteur wil laten zien hoe een dieper begrip van de geschriften van Jan van het Kruis kan leiden tot een volwassen geloof, waarin de gelovige in de donkere nacht afsterft aan zijn ‘goden’ (d.w.z. de illusoire houvast in de vorm van godsbeelden, zelfbeelden en andere concepten) en daardoor God en zichzelf ten diepste kan leren kennen.
