Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Lucie Geurts
Dossiers » Jung, Carl Gustav » introductie » Jung en religie

Jung en religie

Carl Gustav Jung (1875 - 1961) was een Zwitserse psycholoog en psychiater. Hij was zoon van een plattelandsdominee. Al vroeg in zijn jeugd was Jung bezig met zijn persoonlijkheid. Hij was ervan overtuigd dat hij beschikt over twee persoonlijkheden: de ene persoonlijkheid was modern en naar buiten gericht, de andere was op het innerlijk gericht. Deze persoonlijkheid was juist niet modern, maar bestond uit oeroude mogelijkheden en beelden. Zonder het bij naam te noemen, ontdekte Jung toen het collectief onbewuste, dat hij later uitgebreid zou beschrijven.

Waar kent men Jung van?
De naam Jung wordt vaak meteen gekoppeld aan de naam Freud. Jung was in beginsel een trouwe leerling van Freud. Met de allesbepalende invloed van de seksualiteit, die Freud bepleitte, was Jung het echter niet eens. Daarom kwam het tot een breuk in 1913 en ontwikkelde Jung zijn eigen vorm van psychoanalyse: de analytische psychologie. 

Uit de analytische psychologie zijn de archetypen en typologie van de persoonlijkheid van Jung het meest bekend. De typologie van Jung vormt de basis van de Meijers Briggs Type Indicator (MBTI).

Analytische psychologie als persoonlijkheidstheorie
Mensen staan om te beginnen in contact met de buitenwereld. Jung richt zich in zijn persoonlijkheidstheorie echter vooral op de binnenwereld. Deze binnenwereld bestaat volgens Jung uit 3 lagen: Het bewuste, het persoonlijk onbewuste en het collectief onbewuste. In elk van deze lagen signaleert Jung structuren.

In schema:

Bewustzijnslagen en structuren
De eerste laag is het bewustzijn. Dat deel van het bewustzijn dat in contact staat met de buitenwereld noemt Jung “persona”, Latijn voor masker. De persona is de rol die mensen spelen, het sociale gezicht. De persona is maar een klein deel van de persoonlijkheid. Het is enkel dat deel dat men aan de buitenwereld laat zien. Het sturende centrum van het bewuste is het ego. Dit ego bestaat uit het bewuste denken van mensen. Daarnaast plant het ego de activiteiten. Het ego van Jung is vergelijkbaar met het ego van Freud (zie dossier Freud).

De tweede laag is het persoonlijk onbewuste. Hierin verzamelen mensen alle vergeten en verdrongen gebeurtenissen van hun eigen leven. In dit persoonlijk onbewuste is een belangrijke structuur te onderscheiden: de schaduw. De schaduw bestaat uit eigenschappen en gedragingen die mensen voor zichzelf en anderen niet graag erkennen. Het gaat hierbij om eigenschappen en gedragingen die niet passen bij het ideaal en/of bij de geldende waarden en normen. De schaduw is de donkere, niet aanvaarde kant van de menselijke persoonlijkheid.

De diepste laag in de persoonlijkheid is het collectief onbewuste. In het collectief onbewuste liggen de ervaringen, overlevingsmechanismen en gedragsmogelijkheden opgeslagen vanuit de hele mensheid, van alle vroegere generaties. Deze overlevingsmechanismen/gedragsmogelijkheden bestaan uit krachtige beelden: de archetypen. Ieder mens heeft verschillende archetypen in zich, waarmee hij of zij maar moeilijk mee in contact kan treden. Wel kunnen mensen de archetypen ervaren en leren kennen door projecties in de buitenwereld. In riten, mythen en symbolen tonen de archetypen zich aan de mensen. 
Doordat in mythen, sagen en riten door alle culturen heen, steeds dezelfde grondthema’s terugkeren, is Jung ervan overtuigd dat zij een collectief, universeel karakter hebben. Het anima (vrouwelijk deel van de psyche) en het animus (mannelijk deel van de psyche) zijn heel bekende archetypen. Uitdrukkingsvormen van het anima zijn bijvoorbeeld de moeder, wijze vrouw, de heks, Maria. Uitdrukkingsvormen van het animus zijn bijvoorbeeld de vader, magiër, dwaas, mythische held.

Individuatie
De ultieme taak van mensen is, volgens Jung, de integratie van de drie lagen van de persoonlijkheid. De integratie van het bewuste, het persoonlijk onbewuste en het collectief onbewuste tot één geheel. Deze integratie is van belang omdat het menszijn zonder aanvaarding van schaduwkanten en zonder de confrontatie met psychische krachten uit het collectieve onbewuste een emotieloos en steriel bestaan wordt. Verder bestaat bij het uitblijven van integratie het gevaar dat de krachten vanuit het onbewuste zich toch doen gelden, maar dan op een oncontroleerbare manier.
Het integratieproces noemt Jung individuatieproces. In dit proces wordt het centrum van de persoon verlegd van de persona en het ego naar het zelf. Wanneer dit lukt, leeft een mens op een zodanige manier dat zowel het bewuste als het onbewuste aan hun trekken komen. Het zelf ligt in het collectieve onbewuste al verankerd in de vorm van een archetype. Dit is volgens Jung het meest centrale archetype.

Persoonlijkheidstypologie
Meer bekend nog dan de persoonlijkheidstheorie met zijn drie lagen is waarschijnlijk de persoonlijkheidstypologie die Jung ontwikkelde. De kern van de typologie zijn vier polen. Jung heeft als uitgangspunt dat mensen zich vanuit vier psychische functies op de werkelijkheid richten; de functies van ratio, gevoel, intuïtie en gewaarwording.
Ratio en gevoel hebben beide te maken met de manier waarop mensen beslissingen nemen. Mensen die vooral gericht zijn op ratio/denken baseren hun besluiten voornamelijk op logica, op objectieve analyses van oorzaak en gevolg. Mensen die vooral gericht zijn op gevoel baseren hun beslissingen juist op datgene wat voor henzelf en andere betrokkenen belangrijk is. Zij richten zich op hun eigen waarden en op het respecteren van de waarden van anderen.
Intuïtie en gewaarwording hebben te maken met de manier waarop mensen informatie opnemen. Mensen met een voorkeur voor gewaarwording nemen liefst informatie op die zij kunnen waarnemen met hun zintuigen, die wezenlijk en tastbaar is, in het hier en nu. Mensen die vooral gericht zijn op intuïtie nemen informatie op door verbanden tussen de feiten te zien. Zij richten zich op patronen en grote lijnen.
 
Ratio en gevoel zijn polaire functies. Dit wil zeggen dat de ratio sterk is wanneer het gevoel zwak is, en omgekeerd. Ook intuïtie en gewaarwording zijn polair aan elkaar. In schema ziet dit er als volgt uit:

Jung gaat er van uit dat ieder mens over alle vier de functies kan beschikken. De sterkte van de functies verschillen echter. Hierdoor kan men mensen typeren als bijvoorbeeld een waarnemende denker.
Een bijkomende factor, die van groot belang is, is of de psyche naar binnen of naar buiten gericht is. Is een persoon vooral met de persona en de buitenwereld bezig, dan is hij extravert; is hij vooral bezig met de binnenwereld, het collectieve bewustzijn en de archetypes, dan is hij introvert.

Op basis van de typologie van Jung hebben Katharine Briggs en haar dochter Isabel Briggs Myers de Myers Briggs Type Indicator ontwikkeld. Deze test wordt nog steeds gebruikt bij assessments.

Jung en religie

Religie volgens Jung
Voor Jung is religie het in levende verbinding staan met de oerkrachten, de archetypen. Met deze oerkrachten, die een goddelijke lading hebben, kunnen mensen enkel via de buitenwereld in contact treden. Dit gaat via de projecties van de archetypen in deze buitenwereld. Volgens Jung zijn de godsdiensten te beschouwen als geïnstitutionaliseerde systemen van projecties. De godsdiensten hebben riten, dogmata en symbolen ontwikkeld, waarin de relatie met de oerkrachten wordt gereguleerd. Door deze godsdiensten, ofwel religieuze heilssystemen wordt de mens in verbinding gebracht met fundamenteel menselijke krachten.

God en Jezus zijn de belangrijkste symbolen in het Christendom. Zij hebben beiden betrekking op het zelf. In het leven van Jezus wordt het individuatieproces uitgedrukt. Dat wil zeggen, de helft van het individuatieproces, het proces van zelfverwerkelijking. Christus staat immers alleen voor de goede kant van het zelf. De donkere kant wordt afgebeeld door de duivel. Beide kanten, het goede en het kwade, licht en donker, zijn voor Jung wezenlijke aspecten van de mens.

Religie is essentieel
Er is een aantal boeken waarin Jung zich uitspreekt over godsdienst (zie boeken door Jung). Kenmerkend in deze boeken is dat Jung zich steeds positief uitlaat over de godsdiensten. Volgens Jung is godsdienst noodzakelijk voor het proces van zelfverwerkelijking, de individuatie, en staat dus in dienst van het proces van menswording. Godsdiensten helpen mensen immers de afstand tussen het bewuste en onbewuste op te heffen. Godsdienst staat voor hem echter los van de vraag of God wel of niet bestaat, de waarheidsvraag.

Hoewel het katholicisme volgens Jung niet beter of minder goed is dan andere godsdiensten, ziet hij dat vooral in het katholicisme rituelen en symbolen een belangrijke en zichtbare plaats innemen. Juist deze rituelen en symbolen maken het voor mensen mogelijk in contact te komen met hun archetypen. 

Kritiek op Jung
Vaak heeft men Jung verweten dat hij God en het religieuze zag als een projectie van de menselijke psyche, herleidde tot het collectief onbewuste. Men verweet hem psychologisme. Jung reageerde hierop met de stelling dat hij spreekt over het godsbeeld en de godservaring zoals hij die zag bij mensen. Of er een God bestaat in de vorm van een totaliteit die aan alles vooraf gaat, vindt hij een theologische of filosofische vraag. Als psycholoog laat hij deze buiten beschouwing.

Jung anno 2012
Het is inmiddels ruim een halve eeuw geleden dat Jung is gestorven. Door de academische psychologie zijn de ideeën van Jung inmiddels, net als die van Freud, als historisch bestempeld. De theorieën van Jung zijn empirisch niet te bewijzen. Er is in de Benelux slechts één faculteit psychologie waar nog een vakgroep psychoanalyse is. In de academische psychologie is de invloed van Jung niet erg groot.

Wel worden diverse termen van Jung veel gebruikt. De polen introvert en extravert zijn helemaal ingeburgerd. Ook is men er inmiddels van overtuigd dat mensen een schaduwkant hebben, dat iedere kwaliteit zijn valkuil kent. In trainingen en coachingssituaties worden mensen ertoe uitgenodigd vooral hun zwakkere kanten te erkennen en accepteren om zo meer effectief te kunnen werken en leven. In coaching, training en assessment wordt ook de Meyers Briggs Type Indicator nog gebruikt.
Verder zijn er therapeuten die zich verdiept hebben in de Jungiaanse psychologie. Zij hebben zich georganiseerd in scholen en associaties en presenteren zich vaak uitdrukkelijk als Jungiaans therapeut.

Groter dan zijn invloed op de huidige academische psychologie, is Jungs invloed in de cultuur. Er zijn sporen van zijn invloed te vinden in kunst, literatuur en film. Vooral de in het werk van Jung centraal staande archetypen en symbolen zijn hierin geliefde onderwerpen.

De New Age bewegingen zijn geïnspireerd door de theorie van Jung. New Age gaat uit van een persoonlijke ziel en van een wereldziel die door mensen worden ervaren als gescheiden, maar dit niet zijn. Persoonlijke ontwikkeling leidt tot de verbinding van de persoon zelf met hogere krachten, ofwel tot heelwording.  Hierin zijn de Jungiaanse invloeden duidelijk herkenbaar.

De theorieën van Jung zijn dus niet enkel geschiedenis; zij zijn, een halve eeuw na zijn sterven, nog steeds herkenbaar in de samenleving.


Bron: Lesstof Prof. J. Pieper, met dank aan Jos Pieper.