Bram Grandia, Jubeljaar als pleidooi voor sociale gerechtigheid, in: Interpretatie 18,1 (2010), p. 4-6.
Margetekst
Het Bijbelboek Leviticus wordt door de samenstellers van het leesrooster meestal genegeerd. Toch staat er een waardevolle les in over wat je moet doen als je naaste verarmt. Een artikel over financiële crisis en hoeermee om te gaan, volgens Leviticus.
Eerste twee alinea's
Lezend en schrijvend over het jubeljaar viel het me op dat er onder de meeste uitleggers van links tot rechts, van vrijzinnig tot orthodox een grote eenstemmigheid bestaat, dat een jubeljaar nooit heeft plaatsgevonden. Zo’n eenstemmigheid geeft te denken. Het viel me ook op dat in de meeste klassieke leesroosters het jubeljaarhoofdstuk Leviticus 25 niet is terug te vinden. Kennelijk moet er niet teveel over gepreekt worden. Als er dan over gepreekt wordt, dan gaat het om een utopie in plaats van een gebod. ‘Nu klinkt de ramshoorn’ (jobeel, Lev. 25:9) wordt tot ‘eens als de bazuinen klinken’. Het hoofdstuk staat in het gedeelte over de heiligheidswetgeving (Lev. 17-26). Het vormt de climaxvan deze wetgeving. Hoe kun je de Naam van God heiligen, is de vraag? Door op de zwaksten te letten, zegt God in Leviticus 25. Laten we eens wat scherper kijken naar de tekst van een klein deel uit dit lange hoofdstuk: Leviticus 25: 35-43 : De zuster en broeder verarmen en kunnen zich niet langer handhaven.
Het hoofdstuk is een onderdeel uit een realistische schets van de fasen van verarming. Laten we kijken naar die fasen:
Fase 1 : Verarming van de broeder loopt uit op verkoop van bezit (Lev. 25:25-28).
Fase 2 : Verarming van de broeder loopt uit op de verkoop van zijn woonhuis (Lev. 25:29-34).
Fase 3 : Verarming van de broeder loopt uit op een niet staande kunnen blijven (Lev. 25:35-38).
Fase 4 : Verarming van de broeder loopt uit op een verlies van eigen zelfstandigheid en een zich verkopen aan de broeder (Lev. 25:39-43).
Fase 5 : Verarming van de broeder loopt uit op een terecht komen op de slavenmarkt en gekocht worden door een niet-volksgenoot (Lev. 25:44-46).
Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.