Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Petra Stassen
Dossiers » Pastorie » meer informatie » Kerkelijke ambtswoning

Kerkelijke ambtswoning

Traditioneel vindt men naast het kerkgebouw een pastorie, die oorspronkelijk bestemd is als dienst- of ambtswoning van de pastoor. De pastorie wordt tegenwoordig lang niet altijd bewoond door de pastoor. Soms woont er een andere medewerker van de parochie in de pastorie, soms is er een secretariaat of een parochiehuis in gevestigd. Het klassieke beeld van een pastoor die vaker met dan zonder kapelaans en inwonende huishoudster(s) op de pastorie woont, is gaandeweg aan het verdwijnen. Dit komt niet alleen door het teruglopend aantal priesters. Ook de omvang van een pastorie vormt soms een probleem: ze zijn nogal eens te groot om door één persoon alleen te worden bewoond, terwijl niet elke pastorie geschikt is te maken voor een kleiner huishouden. Niet alle pastorale beroepskrachten wilden bovendien zonder meer ‘in hun werk’ wonen, omdat dit ook een inbreuk kan doen op de gewenste privacy. Zo zijn er in de loop der tijd nogal wat pastorieën 'gesneuveld’ als kerkelijke ambtswoning.

Onderdeel van honorarium
Inwoning
Vrij wonen
Normbedragen pastoriehuishouding
 
Onderdeel van honorarium
 
De priester die in de parochie of een andere kerkelijke instelling wordt aangesteld, ontvangt naast een honorarium inkomensbestanddelen 'in natura': kost en inwoning en ondersteuning in zijn persoonlijke verzorging, tegenwoordig ook wel ‘inwoning’ en ‘huishouding’ genoemd. Deze persoonlijke verzorging betekent dat zijn huis voor hem wordt schoon gehouden, dat er voor hem wordt gekookt, gewassen en gestreken. De parochie biedt een behoorlijke woning aan, die er ook goed en verzorgt uit ziet. Ook in die gevallen dat de pastorie hiervoor niet (meer) gebruikt kan worden treft de parochie voorzieningen om deze elementen van honorarium aan de priester aan te bieden. Dit kan bijvoorbeeld ook door voor de betrokkene een woning te kopen of te huren en regelingen te treffen voor de persoonlijke verzorging. Waar het in essentie om gaat is dat het niet de priester zelf is die deze voorzieningen dient te treffen, maar de parochie of de kerkelijke instelling waar hij werkzaamheden verricht. Uiteraard gaat dit in goed overleg en spelen de (redelijke) wensen van de priester een belangrijke rol.

Inwoning

De onderdelen ‘kost en inwoning’ zijn onderhevig aan belastingheffing en worden fiscaal gewaardeerd. Wanneer deze onderdelen anders dan in natura worden verstrekt, namelijk in geld waarover de priester de vrije beschikking heeft, is sprake van inkomen waarover door de betrokken priester normaal belasting dient te worden betaald. In de Uitvoeringsregeling Loonbelasting wordt onderscheid gemaakt tussen priesters die inwonend zijn en priesters die vrij wonen genieten. Van inwoning is sprake indien de beschikbaar gestelde woonruimte mede anderen tot huisvesting dient. Onder ‘anderen’ bijvoorbeeld te verstaan andere priester(s) of pastorale beroepskrachten en huishoudelijke medewerkers. Waar het op neer komt is dat het huis en de huishouding gedeeld worden.
De priester wordt in het huidige belastingstelsel aangemerkt als een pseudo-werknemer. Bij de vrije verstrekking van inwoning en huishouding geldt op grond van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting een bedrag voor de belaste waarde van ‘inwoning’. De belastbare component van de ‘huishouding’ wordt jaarlijks vastgesteld op basis van landelijk overleg van de bisdommen met de belastingdienst.

Vrij wonen

Wanneer een priester alleen in een door de parochie ter beschikking gestelde woning is gehuisvest, wordt hij geacht het genot te hebben van ‘vrij wonen’. In de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2001 wordt dit genot gewaardeerd naar de economische huurwaarde. Vanwege de omvang, de ligging en de waarde van pastorieën dreigt hierdoor in sommige gevallen het belastbare inkomen van alleenwonende priesters onaanvaardbaar hoog te worden. In verband hiermee is in overleg tussen de bisdommen en het Ministerie van Financiën een regeling getroffen analoog aan de zogenaamd werkkostenregeling zoals deze geldt voor werknemers die in loondienst zijn. De bijzondere regeling houdt in dat in die gevallen dat voor de behoorlijke vervulling van de werkzaamheden van de priester een woning door de parochie ter beschikking is gesteld, bij de bepaling van de besparingswaarde uit wordt gegaan van een bedrag van 18% van het belastbaar inkomen uit werk en woning (Box 1) van de priester (exclusief een eventuele bijtelling voor de huisvesting), met als minimum het bedrag van de minimale huur volgens de Wet individuele huursubsidie. Uitganspunt van deze regeling is dat de priester geen andere inkomsten heeft dan de gebruikelijke honorering. Waar dit anders is wordt per situatie gekeken hoe de besparingswaarde wordt verdisconteerd in de individuele belastingaanslag.

Normbedragen pastoriehuishouding

De parochie dient in de begroting rekening te houden met de kosten die gepaard gaan met het verschaffen van inwoning en huishouding. De bisdommen stellen hiertoe jaarlijks normbedragen vast. Het betreft normbedragen, de werkelijke bedragen kunnen altijd hoger of lager uitvallen, afhankelijk van de wijze waarop in de elementen wordt voorzien.  


 

 



Bron: Tilburg School of Catholic Theology