Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Luce Beheer
Dossiers » Tolkien, J.R.R. » introductie » J.R.R. Tolkien (1892-1973)

J.R.R. Tolkien (1892-1973)

J.R.R. Tolkien

John Ronald Reuel Tolkien was een Engelse schrijver, dichter, filoloog, hoogleraar, en niet te vergeten katholiek. Zijn meesterwerk, de trilogie In de Ban van de Ring (1954, 1955), maakt deel uit van de meest gelezen, bewonderde en bekroonde literatuur ter wereld. De veelvuldig Oscar-winnende verfilming van regisseur Peter Jackson (2001-2003) heeft die populariteit enkel vergroot. Met de driedelige serie, De Reisgenoten, De Twee Torens en De Terugkeer van de Koning, en diens prequel De Hobbit legde Tolkien de basis voor het 'high fantasy-genre', dat door zijn pionierswerk bestaansrecht heeft gekregen. Het werk en leven van Tolkien is uitermate vatbaar gebleken voor interpretaties en de controverses die dat met zich mee brengt. Talloze boeken zijn verschenen over de betekenis van Tolkiens verhalen. Dit dossier introduceert onder andere een aantal interpretaties op het gebied van theologie en religie.

Katholieke opvoeding

Hoewel Tolkien geboren werd in Bloemfontein, Zuid-Afrika, beleefde hij zijn jeugd met name in Engeland. Zijn vader overleed in Zuid-Afrika toen Tolkien drie jaar oud en pas naar Engeland geëmigreerd was. In 1900 maakte zijn van huis uit protestantse moeder de keuze om over te stappen naar de rooms-katholieke kerk. Dit was geen lichtzinnige beslissing omdat hiermee de band met de familie verbroken werd en de geldstroom staakte. Na het sterven van beide ouders werden Tolkien (toen 12 jaar) en zijn jongere broer opgevoed door pater Francis Xavier Morgan in Birmingham. Tolkien zou zijn moeder altijd blijven beschouwen als een martelares van haar geloof: “(...) ik ben grootgebracht in een Geloof (sinds ik acht was) dat me heeft gevoed en al het weinige heeft geleerd dat ik weet; en dat heb ik aan mijn moeder te danken, die zich aan haar bekering vastklampte en jong gestorven is, voornamelijk door de lasten van de armoede die daar het gevolg van was”. (Carpenter (ed.), The Letters of J.R.R. Tolkien, p. 172)

Trouwen

Tolkien leerde Edith Bratt, evenals Tolkien een wees, kennen toen hij zestien jaar was, en werd verliefd. Francis Morgan vond dat Edith Tolkien afleidde van zijn schoolwerk en hij zag met lede ogen aan dat Tolkien interesse had in een protestants meisje. Hij belemmerde de relatie totdat Tolkien de leeftijd van 21 bereikte. In een brief maakte Tolkien zijn liefde voor Edith kenbaar en vroeg haar ten huwelijk. Edith was vanwege de lange stilte in hun relatie al verloofd met iemand anders, maar koos toch voor Tolkien. Omdat Tolkien er op aandrong, gaf Edith het protestantisme op voor het katholicisme, hoewel ze dat niet van harte deed. Twee maanden na hun verloving trouwden Edith en Tolkien op 22 maart 1916 in de Saint Mary Immaculate Catholic Church in Warwick. Edith was voor Tolkien een inspiritiebron voor de karakters van Lúthien Tinúviel en Arwen Evenstar.

Taal

Tolkien was van jongs af aan gefascineerd door taal. Hij leerde Latijn, Frans en Duits van zijn moeder en op zijn dertiende kende hij daarnaast ook Grieks en Angelsaksisch. Taal werd het voorwerp van spel. “Met twee nichtjes verzon hij Animalic, een taaltje gebaseerd op de namen van dieren, en vervolgens Nivbosh, of New Nonsense. Uit 1909 (Tolkien was toen 17 jaar) is zijn Book of the Foxrook bewaard, een boek met een code alfabet met commentaar in een taal gebaseerd op Esperanto en Spaans, dat hij via zijn voogd, Pater Morgan had geleerd.” (Vanhecke, 2005, p. 9) Niet veel later leerde hij het Fins kennen en in combinatie met Grieks en Latijn ontstond het Quenya, de eerste elfentaal. Nog zo'n elfentaal, bekend uit de Ring-trilogie, is het Sindarijns, vernoemd naar de Elfse clan Sindar, de taal die de meeste Elfen spreken. Beide elfentalen waren voorzien van complete grammatica en geschikt voor lange stukken tekst. Taal werd voorwerp van studie. Dankzij een beurs kon Tolkien vanaf 1911 eerst klassieke talen en daarna Engelse taal gaan studeren aan de Universiteit van Oxford.

WOI

Bij aanvang van de Eerste Wereldoorlog in 1914 maakte Engeland een extreem nationalistische fase door. Dat Tolkien niet overliep van enthousiasme om mee te vechten, werd als vreemd beschouwd. Hij schreef zich bij het leger in voor een vertraagd programma om zijn vertrek naar het front zo lang mogelijk uit te stellen. Zo kon hij zijn studie afmaken en trouwen met Edith. Nog geen twee maanden na de voltrekking van hun huwelijk, arriveerde Tolkien op 4 juni 1916 met het 11th (Service) Battallon van de Britisch Expeditionary Force in Frankrijk. Op 27 oktober datzelfde jaar keerde een invalide Tolkien terug in Engeland met 'trench fever', een ziekte die wordt overgedragen door de luizen, die veel voorkomend zijn in loopgraven. Tolkien verloor veel vrienden door de Eerste Wereldoorlog.

Universiteit en schrijverschap

De Oxford English Dictionary was Tolkiens werkgever na de Eerste Wereldoorlog. Hij werkte aan de geschiedenis en oorsprong van de Duitse woorden beginnend met de letter W. In 1920 ging hij aan de Universiteit van Leeds werken als lector in de Engelse taal, en vanaf 1924 werd hij daar hoogleraar. Hij bracht een tweetal academische werken uit over taal: A Middle English Vocabulary en (samen met E.V. Gordon) Heer Gawein en de Groene Ridder. Hij ging in 1925 terug naar Oxford en aan diens universiteit werd hij hoogleraar in de Oud-Engelse taal. Naast zijn baan aan de universiteit begon Tolkien te werken aan De Hobbit en In de Ban van de Ring. “Vier kinderen grootbrengen kost veel geld, en professoren die wat extra wilden verdienen verbeterden examens. Ook Tolkien deed dat. En toen hij in de zomer van 1928 een wit blad van een minder geïnspireerd student onder ogen kreeg, dwaalden zijn gedachten af naar wat hij zijn kinderen die avond voor het slapengaan zou vertellen en hij schreef op het witte blad: 'In een hol onder de grond, woonde een hobbit.' Wie of wat een hobbit was, wist Tolkien niet, maar hij was beslist van plan om dat te ontdekken.” (Vanhecke, 2005, p. 21) Tolkiens schrijverscarrière was van start gegaan.

Beowulf

In 1936 gaf Tolkien de lezing Beowulf: The Monsters and the Critics, dat in geschreven vorm bewaard is gebleven. Beowulf is een oud-Engels episch gedicht dat zich in Scandinavië afspeelt. De held, Beowulf, vecht met drie tegenstanders en wint, maar sterft toch doordat hij dodelijk gewond is geraakt tijdens het laatste gevecht. Tolkien argumenteerde in zijn lezing dat men in het verhaal over Beowulf niet te maken had met kinderlijke monsters en gevechten, zoals voorheen door experts gedacht werd. Volgens Tolkien mag het gedicht als narratief meer serieus genomen worden, omdat het verhaal symbool staat voor het menselijk lot. Men moet het verhaal en de gevechten dus niet letterlijk nemen, maar op zoek gaan naar de betekenis en de diepere laag. Tolkiens nieuwe interpretatie van Beowulf heeft een blijvende impact gehad in het nadenken over het epische genre.

Familie

Ronald en Edith Tolkien kregen samen vier kinderen:

 

  • John Francis Reuel Tolkien (17 november 1917 – 22 januari 2003)
  • Michael Hilary Reuel Tolkien (22 oktober 1920 – 27 februari 1984)
  • Christopher John Reuel Tolkien (21 november 1924), verantwoordelijk voor het postuum redigeren en uitbrengen van Tolkiens werk.
  • Priscilla Mary Anne Reuel Tolkien (18 juni 1929)

 

Geloof

Tolkien was een toegewijde katholiek. Op latere leeftijd gekomen, kreeg Tolkien moeite met veranderingen en hervormingen in de katholieke kerk, zoals de verandering van de liturgie van het Latijn naar het Engels. Tolkien heeft meegewerkt aan een Bijbelvertaling, namelijk de Bijbel van Jeruzalem, die uitkwam in 1966. Het katholicisme was van grote invloed op zijn werk. Tolkien schreef in een brief aan een vriend: “In de Ban van de Ring is natuurlijk een fundamenteel religieus en katholiek werk; aanvankelijk onbewust, maar bewust bij herziening”. (Carpenter (ed.), The Letters of J.R.R. Tolkien, p. 172) De ideeën over goed en kwaad in Tolkiens werk, vinden hun oorsprong bij katholieke theologen en in de Bijbel. Wie de personages van onder andere Gandalf, Frodo, Aragorn, Sauron en Saruman wil begrijpen, komt uit bij het christelijke, en meer precies het rooms-katholieke, geloof. De Bijbel werpt licht op In de Ban van de Ring, maar de werking kan ook andersom ervaren worden: “De parallellen met het kruisdragen van Christus zijn duidelijk. Maar zo krachtig is de taal en de aard van Tolkiens mythe, dat de parabel van Frodo's last de lezer zelfs zou kunnen leiden tot een beter begrip van de last van Christus. Plotseling zie je dat het niet zozeer het gewicht van het kruis was waardoor Christus struikelde, maar het gewicht van het kwaad, door Tolkien gesymboliseerd door het Oog van Sauron. Frodo reageerde niet op de last door hem af te werpen, maar door hem vrijwillig, hoewel angstig, het hart van Mordor in te dragen. Hij had de last niet gezocht, maar toen hij eenmaal op zijn aarzelende schouders was gelegd, accepteerde hij hem, en de opoffering die dat met zich meebracht, en werd een lijdende dienaar van een hoger doel.” (Pearce, 2001, p. 125)

Vriendschap

Tolkien ontmoette college-schrijver en Anglicaan C.S. Lewis in Oxford, waar ze tevens collega's waren aan de universiteit. Tolkiens geloof heeft er toe bijgedragen dat Lewis van een agnost in een christen veranderde, hoewel het voor Tolkien een teleurstelling was dat Lewis zijn keuze liet vallen op de Anglicaanse kerk. De discussie die leidde tot Lewis' bekering ging over geloof en mythe, leugen of waarheid. Lewis vond dat mythen thuishoren bij de leugens. “Tolkien (…) betoogde dat mythen helemaal geen leugens zijn, maar juist de beste manier zijn om waarheden door te geven die anders onuitsprekelijk zouden zijn. We zijn afkomstig van God, vervolgde Tolkien, en het is onvermijdelijk dat de mythen die wij gemaakt hebben, ook al bevatten zij fouten, ook een versplinterd fragment van het ware licht weerspiegelen, de eeuwige waarheid die bij God berust.” (Pearce, 2001, p. 69) De argumenten die Tolkien gebruikte om Lewis te overtuigen van het christelijk geloof bleken effectief. Lewis, die eerst overtuigd was van de onmogelijkheid het bestaan van een God aan te tonen, veranderde eerst in een theïst en vervolgens in een overtuigd christen en apologeet.

Tolkien en Lewis deelden de fascinatie voor fantasieverhalen, het schrijverschap, het christelijk geloof en de liefde voor taal. Deze dingen gaven een gevoel van verwantschap. Samen maakten zij deel uit van de Inklings, een vriendengroep met collega-schrijvers en -docenten aan de universiteit van Oxford. Maar Tolkien en Lewis hadden niet alleen overeenkomsten, grote meningsverschillen en uiteenlopende opvattingen vormden lange tijd een belemmering voor hun vriendschap. Waaronder de keuze van Lewis om zich bij de Anglicaanse kerk aan te sluiten, terwijl Tolkien een katholiek in hart en nieren was. En Lewis' relatie met de Amerikaanse weduwe Joy Gresham, waarvan Tolkien vond dat het tussen Lewis en zijn vrienden in stond.

Een ander verschil van mening ging over de Narnia-verhalen van Lewis en de manier waarop christelijke symbolen in de boeken werden verwerkt. Lewis en Tolkien werkten ongeveer gelijktijdig aan hun beider meesterwerken, respectievelijk de Narnia-reeks en In de Ban van de Ring. Tolkien kon niet enthousiast worden van The Lion, the Witch and the Wardrobe die Lewis bij wijze van proef liet horen aan de Inklings. Hij vond dat de christelijke symboliek teveel zichtbaar was, het lag er te dik bovenop. Lewis daarentegen bleef Tolkien steeds stimuleren om verder te werken aan zijn trilogie.

Politiek

Tolkien zette zich openlijk af tegen de ideologieën van zijn tijd: het communisme, het racisme in Zuid-Afrika en het nazisme. Omdat hij daar zo uitgesproken tegen was, lieten critici zich verleiden tot het trekken van parallelen tussen Tolkiens werk en de oorlogen die destijds woedden. Zij probeerden de strijd tussen goed en kwaad in de Ring-trilogie een anti-communistische parabel te noemen of toe te passen op de oorlog tussen de nazi's en de geallieerden. Dit soort vergelijkingen heeft Tolkien altijd fel bestreden.

Invloeden

Alle grote meesters zijn eens begonnen met het imiteren van een, in hun ogen, grote meester. Niet anders verging het Tolkien. Hij bewonderde William Morris en wilde zijn manier van schrijven nadoen. De namen van locaties in Tolkiens boeken, zoals de Dode Moerassen (Dead Marshes), zijn geïnspireerd op het werk van Morris. Edward Wyke-Smyth (Marvelous Land of the Snergs) en S.R. Crockett (The Black Douglas) waren twee andere schrijvers die een lichtend voorbeeld vormden voor Tolkien.

Ook van invloed op Tolkiens werk waren de Germaanse, en in het bijzonder Angelsaksische, verhalen en mythologie. Beowulf is daarvan een voorbeeld bij uitstek, maar ook het Nibelungenlied en Noorse sages zoals de Edda (ook wel de Poëtische of Oude Edda genoemd). Het gesprek dat Bilbo in De Hobbit voert met de draak Smaug, lijkt veel op dat van Sigurd met Fafnir in de Edda.

Bibliografie

Een kleine selectie uit het werk van J.R.R. Tolkien:

 

  • Beowulf: The Monsters and The Critics (1937)
  • The Hobbit (1937)
  • The Lord of the Rings (1954-1955)
  • The Adventures of Tom Bombadil (1962)
  • The Silmarillion (1977)

 

Voor een (bijna) complete lijst van de werken van J.R.R. Tolkiens hand zie http://www.tolkienlibrary.com/collecting/list.htm

Beroemd en met pensioen

Tolkien ging in 1959 met pensioen. Zijn boeken gingen steeds beter verkopen en de familie kreeg meer en meer aandacht van fans. Op een gegeven moment moesten er zelfs verhuisdozen en een geheim telefoonnummer aan te pas komen om de fans van het lijf te houden. Tolkien werd door koningin Elizabeth II benoemd tot 'Commander of the Order of the British Empire' op 1 januari 1972. De Universiteit van Oxford deed hem datzelfde jaar het eervolle 'Doctorate of Letters' toekomen.

Lúthien & Beren

Edith, die op 29 november 1971 overleed, en Tolkien, die haar 21 maanden later volgde, liggen samen begraven op de begraafplaats Wolvercote in Oxford. Onder Ediths naam staat 'Lúthien' en onder Tolkiens naam 'Beren', een verwijzing naar het verhaal van Beren and Lúthien, een vertelling over de tragische liefde tussen een sterfelijke man en een onsterfelijke elfenvrouw.

Critici en het grote publiek

Tolkien als miskend genie. Geliefd door het grote publiek, maar door critici en experts ondergewaardeerd en onbegrepen. Joseph Pearce laat in zijn biografie van Tolkien (2001) zien hoe zich halverwege de jaren '90 herhaalde wat een halve eeuw eerder ook al was gebeurd. Recensenten die het werk van Tolkien ongeschikt achten voor volwassenen. De trilogie In de Ban van de Ring als een angstige, kinderlijke vlucht uit de werkelijkheid. Begin 2007 werd in Groot-Brittannië een enquête afgenomen onder meer dan 25.000 mensen over het 'beste boek van de eeuw'. De uitkomst was: In de Ban van de Ring. Afschuw alom in critici-land. Tolkiengroepen hadden ongetwijfeld een niet aflatende campagne gevoerd om een dergelijk resultaat te bereiken, zo schreven ze. De Daily Telegraph en de Folio Society namen de proef op de som en organiseerden eigen verkiezingen. Het resultaat was er niet anders om, terwijl pressie van Tolkiengezinden uitgesloten was. De uit het veld geslagen critici lieten zich hierop bedroefd uit over de kwaliteit van het leesgedrag van het grote publiek, dat wel erg was gedaald. Verscheidene experts namen de verdediging van Tolkiens werk op zich en publiceerden stukken (o.a. in de Daily Telegraph) over het gerechtvaardigde succes van In de Ban van de Ring. Het verschil in mening en interpretatie van Tolkiens werk, tussen critici en het grote publiek, geeft aan dat Tolkiens begrip van mythe wellicht altijd voorwerp van discussie zal blijven.
 
(door_Alke_Haarsma)


Bron: Tilburg School of Catholic Theology