In het verhaal van de Emmaüsgangers verschijnt de overleden Jezus aan twee verdrietige leerlingen die na de kruisiging en dood van Jezus worstelen met de vraag of hij wel de Messias was, aangezien hij dit alles moest ondergaan en ze hem niet meer hadden teruggezien na zijn heengaan. Op weg naar het dorp Emmaüs, niet ver van Jeruzalem, voegt Jezus zich bij hen maar zij herkennen hem niet. Hij loopt een stuk met hen mee en zegt: ‘Wat zijn jullie toch onverstandig en traag van begrip als het gaat om het geloof in alles wat de profeten hebben gezegd! Moest de Messias niet zo lijden en dan zijn heerlijkheid binnengaan?’ En Hij legde hun uit wat in heel de Schrift op Hemzelf betrekking had, te beginnen bij Mozes en alle Profeten. Toen ze bij het dorp kwamen waar ze moesten zijn, deed Hij alsof Hij verder wilde gaan. Maar met aandrang vroegen ze: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt al ten einde.’ Toen ging Hij mee naar binnen om bij hen te blijven. Eenmaal met hen aan tafel nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun. Nu gingen hun de ogen open en ze herkenden Hem, maar meteen was Hij uit hun gezicht verdwenen.’ (Luc. 24,25-31; cf. Mar. 16,12).
Op Caravaggio’s olieverfschilderij uit 1601 zien we de maaltijdscène verbeeld. Het fruit dat op tafel ligt heeft een symbolische betekenis: de druiven verwijzen naar de wijn van de eucharistie, de appels naar de Zondeval, en granaatappels worden vaak gebruikt als symbool van de Kerk. In de man rechts wordt meestal Petrus gezien, of Jakobus, vanwege de pelgrimsschelp op zijn vest. Een van de mannen links is dan Kleopas, de enige discipel die in het verhaal van Lucas met naam wordt genoemd.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology