Edward Postma, De ruimte van het geloof: Over C.W. Mönnichs Pelgrimage (1953), in: Interpretatie 18,4 (2010), p. 23-26
Margetekst
In zijn essay Pelgrimage. Ontmoetingen met de cultuur beschreef Conrad Mönnich, Amsterdams theoloog en cultuurhistoricus, zijn ervaringen opgedaan tijdens een pelgrimage door Frankrijk. Dit 'zelfonderzoek' zoals hij zijn pelgrimstocht omschreef, bracht hem tot bijzondere ideeën over het pelgrimsmotief.
Eerste twee alinea's
In het voorjaar van 1953 maakte de Amsterdamse theoloog en cultuurhistoricus Conrad Mönnich (1915-1994) een cultuurreis door Frankrijk. Hij was hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en nauw betrokken bij vernieuwingen in de Evangelisch-Lutherse Kerk. Tijdens zijn reis deed Mönnich onder meer Parijs, Versailles, Vézelay en Autun aan. Hij bezocht musea, kerken, kloosters, monumenten en andere plekken die we nu als ‘cultureel erfgoed’ zouden typeren. Zowel de culturele rijkdom van Frankrijk als de tijdelijke afstand van Nederland prikkelden Mönnichs verbeelding en denken. Dat blijkt uit Pelgrimage. Ontmoetingen met de cultuur, een speels en erudiet essay, waarin hij zijn reiservaringen verwerkt. Het boek is de kritische plaatsbepaling van een jonge intellectueel. In de context van de naoorlogse wederopbouw stelt Mönnich zich strijdbaar op tegenover een naïeve liefde voor de cultuur en tegenover de hokjesgeest van de (hernieuwde) verzuiling. De theoloog dient beweeglijk te zijn over de grenzen van naties, confessies en groepen heen te zien. Als pelgrim is de theoloog vrij om grensganger te zijn. In dit artikel vat ik Mönnichs verwerking van het pelgrimmotief op als een ‘verruiming’ van de theologie, zowel in mentaal als fysiek opzicht.
Het boek Pelgrimage is een ‘zelfonderzoek’. De hoofdpersoon is een ‘cultuurmens’ en theoloog die in kaart brengt hoe hij reageert op hetgeen hij onderweg ziet en meemaakt. In zijn onderzoek, dat veelal een dialogisch karakter heeft, overheerst de ervaring van tegenstrijdigheid. Vooral het feit dat dingen niet zijn wat ze lijken te zijn, stemt voortdurend tot nadenken. Vaak is het de esthetische ervaring die op het verkeerde been wordt gezet. Een romaanse pelgrimskerk in Bourgondië kan een prachtig verstilde, middeleeuwse indruk maken, omdat hij in de tweede helft van de negentiende eeuw zo fraai is gerestaureerd. Oud is slechts dat wat mensen er oud uit laten zien. Schoonheid werkt bovendien verhullend. Want dat een pelgrimskerk oorspronkelijk dikwijls gebouwd werd vanwege economische motieven, blijft vaak onderbelicht. Meer in het algemeen stelt Mönnich in Pelgrimage ‘cultuur’ gelijk aan het streven naar zelfbehoud. Mensen willen vastleggen wat belangrijk voor hen is, wat kostbaar is en verloren dreigt te gaan. Bij alle schoonheid en verhevenheid waar dit streven soms in resulteert, heeft het ook iets dierlijks. En wat misschien nog belangrijker is: sommige dingen laten zich niet ongestraft vastleggen. Volgens Mönnich geldt dat met name voor geloof. De aandacht voor de dubbelheid van cultuur, die in Pelgrimage telkens terugkeert, tekent zich ook vóór Mönnichs reis reeds af. Er zijn twee aanleidingen te noemen voor Mönnichs reis, twee redenen om over te gaan tot cultureel en theologisch zelfonderzoek. Daaruit wordt meteen duidelijk hoezeer Mönnichs Pelgrimage ook een boek over ‘thuis’ is.
Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.