Deze beroemde wandschildering uit ca. 1497 van Leonardo da Vinci in de Santa Maria delle Grazie-kerk in Milaan verbeeldt het verhaal over het Laatste Avondmaal van Jezus met zijn discipelen, waarbij Jezus spreekt over zijn verraad door een van hen (Judas) en waarbij door Jezus de eucharistie wordt ingesteld:
‘Toen de avond gevallen was, was Hij met de twaalf aan tafel. Tijdens de maaltijd zei Hij: ‘Ik verzeker jullie, een van jullie zal Mij overleveren.’ Buitengewoon bedroefd als ze waren, begonnen ze Hem één voor één te vragen: ‘Ik ben het toch niet, Heer?’ Hij gaf hun ten antwoord: ‘Wie met Mij zijn hand in de schaal doopt, die zal Mij overleveren. De Mensenzoon gaat wel heen zoals over Hem geschreven staat, maar wee die mens door wie de Mensenzoon overgeleverd wordt. Het zou beter zijn voor die mens, als hij niet geboren was.’ Judas, die Hem wilde overleveren, reageerde: ‘Ik ben het toch niet, rabbi?’ Hij zei tegen hem: ‘Jij hebt het gezegd.’ Tijdens de maaltijd nam Jezus een brood, sprak de zegenbede uit, brak het, gaf het aan zijn leerlingen en zei: ‘Neem en eet, dit is mijn lichaam.’ Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun die met de woorden: ‘Drink er allen uit, want dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.’ (Mat. 26,20-28; cf. Mar. 14,17-24; Luc. 22,14-23).
Van links naar rechts zijn op de schildering te zien:
Bartholomeüs, Jakobus de Mindere en Andreas, die alle drie verbijsterd lijken;
Judas, die over de tafel hangt, enigszins terugdeinzend, en in zijn rechterhand een geldbuidel houdt, verwijzend naar de dertig zilverstukken die hij verdiende met zijn verraad van Jezus;
Petrus, die kwaad is en aan Johannes vraagt op welke leerling Jezus doelt;
Johannes, die haast flauw lijkt te vallen;
Jezus, onverstoorbaar, sereen en berustend, die wil gaan beginnen met het breken van het brood en het drinken van de wijn;
Thomas, die net als Petrus fel reageert;
Jakobus de Meerdere die verbijsterd kijkt;
Philippus die Jezus om uitleg vraagt;
En ten slotte het groepje van Matteüs, Thaddeüs en Simon die heftig in gesprek zijn over wie die verrader dan wel kan zijn.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology