Een paar jaar geleden, nadat mijn boek over nieuwe bewegingen en religieuze marketing verschenen was (Sengers 2006), werd ik uitgenodigd om over dit boek te komen spreken op een parochievergadering. Men had besloten de wat ingeslapen parochievergaderingen anders op te zetten en open te stellen voor de hele geloofsgemeenschap. Ik was de eerste spreker in deze nieuwe vorm en de zaal zat bomvol. Nadat ik mijn inleiding had gehouden en verteld had over nieuwe vormen van religieuze betrokkenheid, hoe je daar met marketingmethoden op in kan spelen, en hoe nieuwe bewegingen dat doen, was het tijd voor discussie en gesprek. Een van de interventies van de gespreksleider is me bijgebleven. Hij zei dat de parochie twee verschillende namen gebruikt om zich te presenteren; ik had daar namelijk een kritische opmerking over gemaakt. De patronen van de parochie zijn de HH. Martelaren van Gorcum en, toegegeven, dat bekt niet echt lekker: Martelarenparochie, parochie van de Martelaren van Gorcum, etc. kan bij een eerste kennismaking onbedoelde associaties oproepen. Deze naam werd dan ook gebruikt voor de interne communicatie naar de parochianen, zo legde de voorzitter uit. Voor de buitenwereld werd de naam Hofkerk gebruikt - de kerk ligt namelijk in een prachtige hof met een voormalig klooster en katholieke school. Toen hij dat uitlegde, vond ik de scheiding vanuit het denken in doelgroepen, een centraal element in de marketingtheorie, plausibel en geëigend.