Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Max Lammertink
Dossiers » Verzameldossier » niet-wetenschappelijke artikelen » Leo Mock, Mij is het zilver, Mij is het goud

Leo Mock, Mij is het zilver, Mij is het goud

Leo Mock, Mij is het zilver, Mij is het goud, in: Interpretatie 18,3 (2010), p. 14-16

Margetekst
De Tenach bevat geen eenduidige visie op het goed of kwaad van geld en bezit. In sommige boeken speelt geld geen rol, in andere heeft het een negatieve connotatie, en profetieën over de Eindtijd staan vol verwijzingen naar geld die met paradijselijke overvloed te maken hebben. Wat moeten we hieruit opmaken als we zoeken naar een richtlijn?
 
Eerste twee alinea's
In de eerste vijf boeken van de Tenach speelt geld geen grote rol, ook niet in de vele verhalen rond belangrijke bijbelse figuren– behalve bij Abraham die de spelonk waarin hij Sara zal begraven voor 400 zilveren sikkels koopt (Gen. 23:15). En de broers van Josef nemen geld mee naar Egypte wanneer ze daar graan moeten kopen (Gen. 42:25). Het Hebreeuwse woord voor geld – kesef – betekent zowel geld als zilver, hetgeen illustreert hoe zeer de waarde van geld samenhing met de intrinsieke waarde van het edelmetaal waarvan het gemaakt was. Ook het woord sikkel (sjekel) komt van het werkwoord wegen – lisjkol, de waarde van een bepaald gewicht aan goud of zilver. In het dagelijkse leven zal men veel gebruik hebben gemaakt van ruilhandel. Beide voorbeelden van transacties waarbij geld wordt genoemd, spelen zich af met vreemden: Egyptenaren en Efron de Hittiet.

Toch vinden we veel verwijzingen in Tenach naar geld en bezit, vooral in de vorm van edelmetalen en edelstenen. Niet altijd wordt dat positief gewaardeerd. In verschillende teksten wordt overvloed van geld en bezit verbonden met geloofsafval en afgodendienst – de zonde bij uitstek.



Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.