De vader van de moderne wijsbegeerte, René Descartes, stierf niet aan een longontsteking, maar werd vergiftigd door een katholiek priester. Tot die conclusie komt de Duitse filosoof Theodor Ebert in zijn boek Der rätselhafte Tod des René Descartes.

 

Gestorven in Stockholm
Descartes (1596-1650) is beroemd om zijn zin cogito ergo sum ('ik denk dus ik besta'). Al 360 jaar wordt van hem verteld dat hij stierf aan de gevolgen van een longontsteking die hij zou hebben opgelopen in Zweden. Na twintig jaar in Nederland gewoond te hebben, vertrok hij in 1650 naar Stockholm om koningin Christina in te wijden in de mechanistische filosofie. Het Scandinavische klimaat zou hem al binnen een jaar hebben genekt, aldus de officiële geschiedschrijving.

Arsenicum
Theodor Ebert deed jarenlang onderzoek naar documenten in Franse en Zweedse archieven. Hij ontdekte een notitie waarinDescartes' arts Jan van Wullen melding maakt van bloed in de urine van de beroemde geleerde. Dat is volgens Ebert geen symptoom van een longkwaal, maar van een arsenicumvergiftiging. Voorts wijst Ebert erop datde doodzieke Descartes zijn arts om een braakmiddel had gevraagd. "Welke andere conclusie kun je dan trekken dan dat Descartes, die zeer goed op de hoogte was van de geneeskunst van zijn tijd, geloofde dat hij was vergiftigd?" aldus Ebert in Le Nouvel Observateur.