Monseigneur, geachte aanwezigen “Gaudete: Weest verheugd, God is nabij”.
Dat God ons nabij komt, is een tastbaar gebeuren en het boek van Walter Kasper laat dat zien. Het gaat over oecumene die incarneert in het leven van de Kerk, over vorderingen waarin Gods Geest werkzaam is. Ik hoop u aan het lezen te krijgen, zodat u de inhoud kunt doorgeven.
1.1. Intellectueel niveau van de dialogen
Het boek van Walter Kasper doet een beroep op uw cognitieve vermogen, uw intellect. Dat is te wijten aan het niveau waarop de oecumenische dialogen gevoerd worden. Het werk dat sinds Vaticanum II in deze dialogen is verzet, is indrukwekkend. Door de veelvormigheid, de veelheid en het intellectuele karakter van de dialogen is het gevaar aanwezig dat de achterban van leken, pastorale beroepskrachten en misschien zelfs bisschoppen de ontwikkelingen onvoldoende kennen. De vruchten van de oecumenische dialoog zullen echter deel moeten uitmaken van het leven van de kerk. Kardinaal Walter Kasper wijst daarom op het belang van de ‘receptie’. En daarin zijn in principe alle gedoopten betrokken.
1.2. Het belang van kennis over de dialogen
Voor de oecumenische beweging is het gebrek aan kennis m.b.t. de plaats van de RK Kerk in de oecumenische dialogen één van de grote problemen van dit moment. Dit gebrek aan kennis is zowel bij betrokken parochianen (RK), als bij onze partners en bij onze broeders en zusters van andere kerken, aanwezig. Daardoor ligt frustratie en demotivatie op de loer. Het boek van kardinaal Walter Kasper is de perfecte update, om inzicht te krijgen in de huidige stand van zaken.
Ik heb de verwachtingen van de oecumenische beweging en van mijzelf in beeld gebracht in een grafiek (niet gebaseerd op cijfers, maar op een algemene waarneming).
De bovenste lijn van de grafiek laat het enthousiasme zien, weergegeven als een soort gevoelstemperatuur: dat is wat we doormaken. De grafiek laat zien dat er op een bepaald moment stagnatie begon op te treden. En uiteindelijk het negatieve gevoel dat alles teruggeschroefd wordt.
Ook in het Bisdom Breda heeft de oecumenische beweging het zwaar. U weet daar alles van, Bisschop Van de Hende weet daar alles van. In mijn eigen Jeruzalemparochie hebben de problemen rond eucharistie/avondmaal geleid tot een conflict, dat onze broeders en zusters van de PKN flink heeft gefrustreerd. Niet alleen binnen de PKN, maar ook in de eigen achterban is teleurstelling en onbegrip over de houding van u, bisschop, en van pastorale beroepskrachten, en ja, ook ik heb mensen teleurgesteld. Mensen om mij heen laten het hoofd hangen. Wordt alles wat in de afgelopen decennia is opgebouwd, teniet gedaan.
Het eerste dat het boek van Kasper me laat zien: Wanneer je de oecumene wil dienen, moet je vooral niet zoals de profeet Jona je verantwoordelijkheden ontvluchten en de andere kant op rennen. En niet zoals Jona zwelgen in je eigen gelijk, mopperen op het ongelijk van een ander en neerzitten in de schaduw van een ricinnusboom. (Jona 4)
De onderste lijn in het schema is de lijn die ik in het boek van Kardinaal Walter Kasper zie. Die lijn gaat niet zo hard, maar laat zeer beslist een vooruitgang zien die het einde nog niet bereikt heeft. Belangrijk aspect bij het uit elkaar lopen van de lijnen heeft ook te maken met ons kerkbesef, ons religieus aanvoelen van ‘communio’, verbondenheid met de universele kerk. De twee lijnen naast elkaar laten zien hoe belangrijk het is om ons niet blind te staren op de particuliere ontwikkeling van de oecumene, maar dat we in een goede verhouding moeten staan tot de ontwikkeling in ons bisdom, de kerkprovincie en de wereld: Om de eenheid, de communio, de ‘Una Sancta’ te dienen.
1.3. Een overvloed aan citaten
Het boek bestaat bij de gratie van citaten. De citaten zijn overdadig aanwezig. Het je kan gaan duizelen. Je zult terug moeten bladeren. Ik heb er kritiek op gehoord: de citaten zouden losgerukt zijn uit hun oorspronkelijk verband, uit verschillende tijdperken stammen en moeilijk te vergelijken zijn. Maar ‘elk nadeel heb zijn voordeel’. Want uit deze warrige kluwe van dialogen heeft Walter Kasper de belangrijkste citaten, de vruchten van de oecumenische dialoog ‘gelezen’ en dicht bij elkaar gelegd.
Voor het eerst treffen we een oogst aan waarin de resultaten geordend zijn. De citaten laten zich inderdaad wel eens lastig vergelijken. Het is nou juist de verdienste van Walter Kasper en zijn mensen dat die verschillende formuleringen naast elkaar zijn komen te staan en dus enigszins vergelijkbaar zijn geworden. Kasper beschrijft dit zelf in de Inleiding (blz 14): “De taak om bilaterale dialogen in een bredere multilaterale context te plaatsen brengt enkele riskante uitdagingen met zich mee, want iedere dialoog heeft zijn eigen oorsprong, logica en methodologie, en zijn eigen aard en dynamiek.”
Het boek is geen eindproduct, maar deel van het oecumenisch proces is.
1.4. Oecumene en orthodoxie
De rapporten van de oecumenische dialogen laten zien hoe fundamenteel de discussies worden gevoerd. Het gaat allang niet meer om het enthousiasme van goedwillende amateurs, maar om een duurzame zoektocht naar elkaar. Het boek maakt duidelijk dat het in de oecumenische beweging niet gaat om vooruitstrevendheid en dat we water bij de wijn moeten doen, maar oecumene betekent dat we ons moeten herbezinnen, een herbezinning op de wortels van ons geloof. Oecumene is een kwestie van orthodoxie.
Met een beroep op het decreet Unitas Redintegratio[1] stelde Prof. Dr. Marius van Leeuwen, remonstrants theoloog en vice-voorzitter van de Raad van Kerken Nederland in een commentaar[2]: “De Rooms-katholieke Kerk neigt er te veel toe het terrein van de ‘vrijheid in het niet-noodzakelijke’ in te perken en dat van ‘het noodzakelijke’ te vergroten.”
Prof. dr. Eddy van der Borgt zegt "een ruimere erkenning van de eigen kwetsbaarheid … (zou) vertrouwen geven aan de andere gesprekspartners”.[3]
Oftwel: Is de Rooms Katholieke Kerk als dialoogpartner niet té stug. Overigens zoeken de dialoogcommissies ook daarin hun weg. Prof. dr. Adelbert Denaux die ook de inleiding op dit boek heeft geschreven wijst op een nieuwe benadering: receptive ecumenism, die het vertrekpunt niet bij de eigen leer, maar bij de gaven van de ander te legt.[4]
Het boek van Kasper maakt in ieder geval duidelijk welke zorg achter deze stugge houding steekt: “Dialoog veronderstelt partners die een sterk besef hebben van hun respectieve kerken, en zich daar ook van bewust zijn. Oecumenische dialoog heeft dan ook niets te maken met relativisme en indifferentisme ten aanzien van de geloofsleer. (blz 15–16)”
Wellicht dat bij u opkomt dat we niet naar volledige eenheid moeten streven, maar naar eenheid in verscheidenheid. Kasper zegt daarover: “Volledige gemeenschap betekent geen uniformiteit, maar bestaat tegelijk met culturele verscheidenheid, verschillende liturgische riten, verschillende vormen van vroomheid, verschillende maar elkaar aanvullende accenten en perspectieven enz.”
1.5. ‘Oecumenische winter’
Het boek van Walter Kasper is overtuigend: Er is geen sprake van een oecumenische winter, maar van een seizoen waarin we van spontaan idealisme overgaan naar de discipline van het realisme.
Mgr. Van de Hende heeft als wapenspreuk Sine timore serviamus illi (Dat wij Hem dienen zonder vrees) en dat heeft hij op het gebied van de oecumene ook laten zien: Hij is de confrontatie aangegaan. En wellicht bent u, aanwezigen, daar zelfs boos over. Wanneer u zijn optreden niet kon begrijpen, kan dit boek daar wellicht zicht op geven.
Met name hoofdstuk 3 ‘De kerk’ is van groot belang om inzicht te krijgen in de problemen die wij (de bisschop en wij) met elkaar doormaken. Mgr. Van den Hende gaat ons verlaten, maar ik denk dat het belangrijk is dat de oecumenische beweging zijn wapenspreuk vasthoudt: onbevreesd de Heer dienen in het oecumenisch werk.
Als we in een ‘oecumenische winter’ zitten, is dat een reden om uit te zien naar de lente, om “een weg aan te leggen in de woestijn, een rechte baan in dor land”, om te wijzen op hoopvolle initiatieven, om te wijzen op nieuwe religieuze groepen, zoals Chemin neuf die het geloof delen en die de oecumene omzetten in een dagelijkse praktijk.
2. De opbouw van het boek:
Fundamentele gegevens van ons gemeenschappelijk geloof: Jezus Christus en de heilige Drie-eenheid
Heil, rechtvaardiging en heiliging
De Kerk
De sacramenten van doop en eucharistie
De opbouw van vier hoofdstukken is als volgt:
Korte beschrijving van de controversen.
Beschrijving en analyse die door de dialogen is geboekt, convergenties en consensus, open vragen, resterende verschillen.
Doordenking en evaluatie.
Het boek wordt afgesloten met een hoofdstuk ‘Inleidende conclusies’, met daarin positieve verworvenheden en resterende kwesties en een objectieve blik op de toekomst.
Omdat het boek zelf al een samenvatting is, ga ik grasduinend langs de hoofdstukken.
2.1. Hoofdstuk 1: Jezus Christus en de heilige Drie-eenheid
“De Hervormers van de zestiende eeuw hadden niet de bedoeling een nieuwe kerk te stichten; zij probeerden juist te blijven binnen de traditie van de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk door de eeuwen heen te blijven.” De voetnoten maken duidelijk[5]: We spreken niet over ketters, maar over broeders en zusters die geloven in één God in drie personen.
En u kunt zich de verstrekkende gevolgen voorstellen van de zin: "Het evangelie van Jezus Christus dat door de apostelen is verkondigd is de bron van de hele heilswaarheid en de basis van iedere oecumenische dialoog.”[6]
“Het uitgangspunt is de gezamenlijke bevestiging van het geloof van de vroege kerk, geformuleerd door de vroege concilies, gehoorzaam aan de heilige Schrift en betuigd in de geloofsbelijdenissen van de vroege kerk.”[7]
De passage over de heilige Drie-eenheid is wat langer en ingewikkelder. Je zou een matrix kunnen leggen over dit deel. Kasper beschrijft de resultaten van de verschillende dialogen en hij schrijft over Vader, Zoon en Geest m.b.t de verschillende hoofdstukken: Rechtvaardiging, Kerk, doop en eucharistie. Deze ingewikkelde systematiek laat zien dat dit deel gaat over ’de bron van ons heil’.[8] Alle resultaten putten uit deze bron.
Er blijft nog wat te wensen over: Zijn de geloofsbelijdenissen bindend in de diverse kerken? Met een dergelijke vraag belanden in de ecclesiologie (hoofdstuk 3).
2.2. Hoofdstuk 2: Heil, rechtvaardiging en heiliging
Met de aflatenpraktijk als aanleiding, maakte de augustijner monnik Luther een existentiële worsteling door m.b.t. de verhouding van de zondige mens ten opzichte van zijn Schepper. Dit hoofdstuk richt zich vooral op een hoogtepunt in de dialogen: De Gemeenschappelijke Verklaring over de Leer van de Rechtvaardiging.[9] Een consensus die formeel erkend is door Rome en door de Lutherse Wereldbond. Een verklaring die uitloopt op: “De leer van de Lutherse kerken die in deze Verklaring wordt gepresenteerd, valt niet onder de veroordeling van het Concilie van Trente. De veroordelingen in de Lutherse belijdenisgeschriften hebben geen betrekking op de leer van de Rooms Katholieke kerk die in deze Verklaring wordt gepresenteerd’ (GVLR, 41).
Bij de presentatie van het boek op 16 juni 2011 stelt dr. Dick Akerboom de vraag “Hoe kan rechtvaardiging – als het centrum van spiritualiteit, verkondiging en theologie – heden ten dage worden verstaan, verkondigd en geloofd, en wel zo dat daarin het wezenlijke, het geheel van het christelijk geloof verstaanbaar en ervaarbaar wordt?”
Tijdens het bezoek aan Ehrfurt[10] sluit Paus Benedictus zich in zekere zin bij deze vraag aan: “De vraag of God ons genadig zal zijn, benauwt ons niet meer.” “En we menen dat het bij ons slechts om kleine fouten gaat".
“Nee”, zegt de Paus, “het kwaad is geen kleinigheid.” Luthers worsteling is een voorbeeld voor onze tijd om met de vragen van goed en kwaad om te gaan op micro- en macroniveau. En het is van belang om voeling te houden met het wezen van ons Christelijk geloof, juist in een zich opdringende geseculariseerde wereld. In deze beschouwing grijpt de Paus terug op het resultaat van de Gemeenschappelijke Verklaring en doordenkt hij de plaats van de gelovige in de huidige wereld.
2.3. Hoofdstuk 3: De Kerk.
De controverse uit het verleden over ‘schrift en traditie’ is voor een belangrijk deel overbrugd. Naar het Nieuwe Testament wordt gekeken als product van de levende traditie en haar normatieve betekenis voor de traditie wordt bevestigd. Daarbij wordt naar het Nieuwe Testament gekeken als geheel en als een getuigenis van Gods plan en zending voor Israel, de Kerk als geheel en de hele mensheid. (blz 83)”.[11]
Tussen de Rooms Katholieke en de Anglicaanse Kerk is reeds consensus bereikt over de aard van het ambt, echter, u weet dat: nog niet over de vraag wie gewijd kan worden en wie niet. Dat de Rooms Katholieke Kerk zich, ook in oecumenisch verband, vierkant tegen de wijding van vrouwen heeft gekeerd, oogt als een mission impossible. Maar dan denk ik ook aan de actiefilms die openen met een onmogelijke opdracht, maar altijd goed aflopen. Ik kan me niet voorstellen dat deze controverse kerkscheidend kan blijven.
T.a.v. gezag en het drievoudig ambt (bisschop, priester, diaken) vinden de kerken elkaar in hoge mate, maar in (bijv.) de reformatorische traditie zit de angst de gevoeligheden voor hiërarchie en machtsmisbruik heel diep. Ik denk dat het belangrijk is om dat woord ‘angst’ te signaleren. Het beschrijft het niveau van de emotie in een overwegend rationeel proces. Deze niet-rationele begrippen zijn echter van groot belang voor de receptie van de resultaten in de achterban.
Het boek toont dat er volop beweging in de dialoog zit, bijvoorbeeld rond het sacrament van de wijding, de functie van episkopè (toezicht), de figuur van de bisschop en zelfs van het primaat. De Rooms Katholieke Anglicaanse dialoog schrijft. ‘In de context van de gemeenschap van alle kerken heeft het bisschopsambt van een universele primaat de rol van zichtbaar middelpunt van de eenheid’.[12]
2.4. Hoofdstuk 4: De sacramenten van doop en eucharistie.De eerste paragraaf probeert een gemeenschappelijk perspectief op de sacramenten in beeld te brengen. De Rooms Katholieke Kerk benadrukt steeds gemakkelijker het constituerende karakter van Gods Woord, de protestantse kerken benadrukken steeds gemakkelijker het belang van het sacramentele.
De tweede paragraaf geeft nog steeds stof tot nadenken, zoals: “Wij stimuleren het voortzetten van de discussie (…) waar de formele wederzijdse dooperkenning ontbreekt.” We zijn in Nederland bevoorrecht omdat de wederzijdse dooperkenning een vanzelfsprekende plaats heeft ingenomen.[13]
Kasper geeft aan hoe cruciaal de consensus over de Drie-eenheid en over de Leer van de Rechtvaardiging is voor de resultaten van de dialogen over de doop. De Rooms Katholieke Lutherse dialoog schetst ook het perspectief: “Het verplicht onze kerken op zowel plaatselijk als universeel niveau niet alleen tot een af en toe, bij gelegenheid gepraktiseerde gemeenschap, maar tot een volledig doorleefde gemeenschap die voor haar verwerkelijking een gestructureerde vorm nodig heeft (L-K Eenheid, 91)”.
Die consequentie, geformuleerd in de RK LK dialoog laat de overtuiging zien dat de de doop ons principieel binnenvoert in één gemeenschap.
Het hete hangijzer van de oecumenische ontwikkelingen in ons bisdom is de kwestie van avondmaal en eucharistie. Het is van belang om te zien dat het proces van toenadering gewoon doorgaat. Kasper behandelt met voorrang de Anglicaanse Kerk, vanwege de bereikte consensus.
Er ontstaat meer begrip voor het offerkarakter van de eucharistie. En er kan gesproken worden over transsubstantiatie, maar in de geest van ‘Mysterium Fidei” van Paulus VI door niet zozeer het begrip, alswel de betekenis van de transsubstantiatie onder woorden te brengen: “Katholieken hebben de bedoeling het mysteriekarakter te bewaren en niet om een verklaring te geven van het hoe van de verandering. (blz 159)”
De epiclese, het smeekgebed, heeft m.n. door de oecumenische dialogen met de kerken van het Oosten, een belangrijke plaats gekregen in de kerken van het westen.
Het gaat in de eucharistie niet enkel om de transformatie van brood en wijn, maar ook om de transformatie van de gelovige.
De verzamelde gemeenschap is niet de eigenaar van de handeling die ze voltrekt. Christus is de gastheer en de ambtsdrager die de eucharistie leidt is geroepen door de Heilige Geest en aangewezen door de kerk. Het priesterschap is er dus niet om de eucharistie toe te eigenen, maar om er zorg voor te dragen dat er juist gehandeld wordt.
De Rooms Katholiek Gereformeerde dialoog bevestigt dat doop en eucharistie als sacramenten ‘heilsnoodzakelijk’ zijn, maar er is een belangrijk verschil tussen de gemeenschappelijke theologische opvatting en de feitelijke praktijken. Dit probleem speelt aan gereformeerde zijde, waar de locale gemeenten in een veel losser verband met elkaar staan, maar dit probleem speelt ook aan Rooms Katholieke kant. Dit probleem is gedetailleerd beschreven door Dr. Ton van Eijk, de vertaler van “Een rijke oogst.”[14] Hoe dan ook de oude stereotype dat de katholieke kerk ‘de kerk van de sacramenten’ is tegenover de protestantse gemeenschappen als ‘kerken van het Woord’ is ten grave gedragen.
U kent de uitdrukking: Eucharistie: bron en hoogtepunt van het kerkelijk leven[15]. Ik heb daar collega’s nog wel eens meesmuilend over horen spreken. Kasper citeert uit de dialoog met de gereformeerden: ‘Vernieuwing, eenheid en zending zijn onafscheidelijke karakterestieken van de Kerk wanneer zij in geloof de gave van de eucharistie ontvangt’ (Geref 1, 88; vgl. 75 en 86).
En uit ‘Das Herrenmahl’ (1978): “Uiteindelijk verenigt de eucharistie ons met het ultieme mysterie van waaruit, waardoor en in de richting waarvan alles bestaat: het mysterie van de Drie-ene God’ (Herrenmahl 11), en: ‘zonder de eucharistische gemeenschap is er geen volledige kerkelijke gemeenschap, en zonder de kerkelijke gemeenschap is er geen werkelijke eucharistische gemeenschap (Herrenmahl 26, vgl. 25, 27, 28).
Het optreden van onze bisschop past naadloos bij deze passage uit de RK- Lutherse dialoog. De bisschop handelt daarbij vanuit zijn verantwoordelijkheden als episkopè. Het is echter van belang om te zien dat ook een theoloog als prof. dr. Henk Witte waarschuwt niet verder te springen dan onze polsstok lang is, omwille van het oecumenisch proces.[16]. En ja, u heeft gelijk, natuurlijk heeft de oecumenische beweging in onze kerk méér nodig dan dat we enkel oppassen dat we géén grenzen overschrijden. Er is ook een actieve oecumenische catechese nodig, een oecumenische praktijk en engagement, zoals beschreven in het boekje over spirituele oecumene.[17]Het slothoofdstuk geeft aan dat de dialogen weliswaar een sterk terugblikkend karakter hebben, maar dat het opruimen van scheidende opvattingen uit het verleden de kerk moeten steunen voor de toekomst: “Het wezen en de zending van de kerk horen bij elkaar; de kerk is wezenlijk missionair.” En dan denk ik: dat missie, als wezenlijk onderdeel van onze Christelijke identiteit, een gearticuleerde plaats moet krijgen in onze oecumenische contacten en in de parochieplannen die worden geschreven.
Kasper wijst ook nog op het vele werk dat te doen is op het gebied van theologische antropologie en ethische kwesties. Het vele werk dat in de afgelopen jaren door het Bisdom is verzet om de Sociale Leer van de Rooms Katholieke Kerk onder de aandacht te brengen, heeft belang m.i. op langere termijn ook betekenis voor de oecumene.
3. Slot
Als we in Breda de oecumene willen dienen, zullen we moeten laten zien dat het oecumenisch proces niet stagneert, zullen we moeten laten zien dat er resultaten zijn, zullen we moeten laten zien, dat we werken in respect voor elkaars traditie, en in zorgvuldigheid t.a.v. het evangelie. En: Het is belangrijk dat u ziet dat uw rol in het geheel van uw pastoraat doorwerkt.
Ik wil afsluiten met de wapenspreuk van onze nieuwe Bisschop: Deus providebit (God zal voorzien). Dat is precies wat dit boek zowel op de eerste als op de laatste bladzijde zegt: "De oecumenische beweging die in de twintigste eeuw het licht heeft gezien, is ontstaan onder impuls van de Geest Gods.” Wij werken geïnspireerd door de hoop dat voor God niets onmogelijk is. Houdt dus goede moed, mijn zoon, mijn dochter, Deus providebit, God zal voorzien.
Drs. Rob van Uden,
diaken van het Bisdom Breda
werkzaam in het parochiepastoraat
Unitatis redintegratio, 1,4 ↩
Lezing gehouden tijdens een studiedag van de Katholieke Vereniging voor Oecumene, vrijdag 4 november 2011 in Zalencentrum Trianon, Oude Gracht 252 in Utrecht ↩
Lezing gehouden tijdens de presentatie van “Een rijke oogst” van Walter Kasper door prof. dr. Eddy van der Borgt, donderdag 16 juni 2011 in de universiteitsbibliotheek van de universiteit van Utrecht, perspectief blz 21. ↩
Lezing gehouden tijdens de presentatie van “Een rijke oogst” van Walter Kasper door prof. dr. Adelbert Denaux, donderdag 16 juni 2011 in de universiteitsbibliotheek van de universiteit van Utrecht, perspectief blz 30. ↩
Uit de Augsburgse Confessie, de Smalkaldische artikelen, de Institutie van Calvijn, de Negenendertig Artikelen van de Anglicaanse kerk enz. ↩
Openingszin hoofdstuk 1A, het evangelie van Christus, blz 22 ↩
De geloofsbelijdenissen van de apostelen, Nicea-Constantinopel en Athanasius (blz 23–24) ↩
Lezing gehouden tijdens de presentatie van “Een rijke oogst” van Walter Kasper door prof. dr. Henk Witte, donderdag 16 juni 2011 in de universiteitsbibliotheek van de universiteit van Utrecht, perspectief blz 3. ↩
De stukken werden ondertekend op hervormingsdag 31 oktober 1999 ↩
Toespraak van de Paus in Ehrfurt op 26 september 2011 voor de vertegenwoordigers van Lutherse Kerk ↩
Deze manier van kijken naar de H. Schrift is naar mijn idee te herkennen in de beide Jezus boeken van Joseph Ratzinger/Benedictus XVI. Het is daarom misschien niet toevallig dat in dit boek resultaten van en aanzetten voor de oecumenische dialoog te vinden zijn. ↩
Church as communion (1991), Anglicaan Rooms Katholieke dialoog, 45 ↩
Op dit moment wordt gewerkt aan een consensus- en aan een convergentiedocument met de Evangelische Aliantie, de baptisten e.d. ↩
Ton van Eijk, “Eucharistie, het woord en het brood”, Theologische Perspectieven 4, Bergambacht 2010 ↩
Recent nog in de exhortatie Sacramentum caritatis en vele publicities van ons bisdom, zoals “In de duizend gezichten..” ↩
Ik heb prof. dr. Henk Witte deze uitspraak horen doen tijdens zijn lezing op 16 juni. Het bleek een terzijde, want de uitspraak is niet opgenomen in de schriftelijke weergave in het digitaal tijdschrift ‘Perspectief’. Natuurlijk is bijv. een initiatief als de Ecclesia in Breda te verdedigen vanwege zijn tekenwaarde. Tegelijkertijd breekt dit initiatief uitdrukkelijk met de communio van de eigen kerk en met de weg die gevolgd wordt in het oecumenisch proces. En wordt het positieve effect van de tekenwaarde onmiddellijk teniet gedaan door het verbreken van de communio ↩
Kardinaal Walter Kasper, “Een handboek voor de spirituele oecumene”, kerkelijke documentatie 2006 ↩