Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Eucharistie, sacrament van de » meer informatie » Eucharistische praktijken

Eucharistische praktijken

De kritiek van de reformatoren richtte zich ook op bepaalde praktijken die met de eucharistie verbonden zijn. Het Concilie van Trente zag zich genoodzaakt die te verdedigen.

  • Zo draagt de eucharistie als sacramentele gedachtenis van het kruisoffer ook vrucht voor degenen die daarbij niet lijfelijk aanwezig zijn, ‘voor levenden en doden’. De praktijk van de misintenties hangt daarmee samen (DH 1753).
  • Verder blijft de zegening die over brood en wijn is uitgesproken ook na en buiten de viering van kracht. Dat betekent dat het Brood naar de zieken mag worden gebracht en ook dat het ter aanbidding kan worden tentoongesteld (‘uitgesteld’) en in processie rondgedragen. Deze laatste praktijken zijn in de 12e eeuw ontstaan – en alleen in de kerk van het Westen. De orthodoxie kent ze niet maar heeft ‘in de plaats daarvan’ de verering van de iconen. Het is van belang dat de band van de aanbidding van het Brood met de viering van de eucharistie zichtbaar blijft; die laatste is namelijk de bevoorrechte plaats van de aanbidding, met als belangrijke momenten de opheffing na de consecratie en die bij de doxologie die het eucharistisch gebed afsluit.
  • Een ander praktisch punt betreft het communiceren. Tot aan de 12e eeuw was het gebruikelijk dat wie ter communie ging - dat waren er overigens niet veel - zowel at als dronk. Toen is dat in onbruik geraakt. In de theologie werd bedacht, en op het Concilie van Trente geformuleerd, dat Christus toch zowel in brood als in wijn geheel tegenwoordig is (DH 1733; vgl. 1762). In de 15e eeuw, dus nog voor de Hervorming, ontstond de beweging voor ‘de lekenkelk’. Om alle vruchten te hebben van deelname aan de eucharistie, zo werd betoogd, was het noodzakelijk dat niet alleen de priesters maar ook de leken uit de beker dronken, want luidde Jezus’ gebod niet ‘Eet en drinkt’? Het gevolg van het conflict was dat in verschillende delen van de kerk, vooral in Midden-Europa, aan leken werd toegestaan onder beide gedaanten (d.w.z. zowel door te eten als te drinken) te communiceren.

Ten tijde van de Hervorming werd dit opnieuw een punt. Vandaar dat in protestantse kerken, wanneer het H. Avondmaal wordt gevierd, zowel gegeten als gedronken wordt. Een principieel punt van verschil tussen katholieken en protestanten is het overigens nooit geweest. De katholieke kerk zegt alleen: om deel te hebben aan de vruchten van het sacrament is het voldoende om Christus onder de gedaante van brood alleen te ontvangen.

Juist omdat het geen principieel punt is heeft Vaticanum II de mogelijkheid geopend onder twee gedaanten te communiceren, maar alleen voor bepaalde groepen en bij bepaalde gelegenheden (Algemeen Statuut van het Romeins Missaal 2002, 281-287).



Bron: Tilburg School of Catholic Theology