Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Lieke Meertens
Dossiers » Faustina Kowalska, Maria » introductie » Maria Faustina Kowalska (1905-1938)

Maria Faustina Kowalska (1905-1938)

Maria Faustina Kowalska werd geboren als Helena Kowalska in Gockowice, Polen. Ze ontpopte zich tot een mystica en wordt vereerd als heilige. Ze is beter bekend onder de naam zuster Faustina. Op 18 april 1993 werd ze zalig verklaard door paus Johannes Paulus II en op 30 april 2000 heilig verklaard. 

Geboorte en jeugd 

Helena Kowalska is het derde kind in een arm Pools gezin van tien kinderen. Als ze vijftien jaar oud is, begint ze te werken om het gezin te kunnen onderhouden. Ze heeft dan slechts drie jaar school gehad, mede door de Russische bezetting van Polen. 

Als klein kind voelt Helena zich al aangetrokken tot het Goddelijke. Biografen spreken van haar diepe bewustzijn van de grote armoede van anderen en de compassie die al op vroege leeftijd in haar hart aanwezig is. Haar ouders begrijpen deze aantrekkingskracht niet en vinden haar religieuze interesse vreemd. Ze denken dat het het beste is om haar spirituele interesse - die zij niet als normaal zien - te ontmoedigen. 

Barmhartig en vriendelijk karakter 

Haar zus Josephine herinnert zich dat Helena op haar tiende jaar geld probeert te krijgen op dezelfde manier als armen dat doen: door zich te kleden in lompen en op deuren te kloppen, smekend om aalmoezen. Ze komt vrij depressief terug en zegt: “De armen hebben een verschrikkelijk leven. Hoeveel zij moeten verdragen om voedsel te krijgen.” Helena’s familieleden getuigen later dat ze een extreem vriendelijk karakter heeft en dat ze vaak voorleest uit de Bijbel als ze op moet passen. 

“Ze begreep, zelfs in de vroege jaren van haar leven, dat perfectie inhoudt dat je barmhartig en vriendelijk naar anderen bent. Net als dat de Vader in de hemel barmhartig is. Leven in vertrouwen is haar sleutel geworden, in haar innerlijke leven en haar grondhouding, basishouding, terwijl ze streeft naar een ware en authentieke eenheid met God,” schrijft Lucyna Krzesinska in 2012 in haar masterscriptie ‘Saint Faustina Kowalska: Union of Mercy and Trust.’  

Geen spirituele begeleiding 

Terwijl andere meisjes geïnteresseerd zijn in hun kleding, uiterlijk en jongens, is Helena geïnteresseerd in bidden. Als ze met haar ouders probeert te spreken over haar spirituele ervaringen, wordt ze gevraagd om te stoppen met fantaseren hierover. Aangezien ze spiritueel niet begrepen wordt en geen begeleiding krijgt, houdt ze haar spirituele leven verborgen. In stilte probeert ze een leven te leiden om God te behagen. “Dit gevoel van afwijzing heeft misschien bijgedragen aan haar identificatie met Jezus,” schrijft Krzesinska, “En het verhoogde zo haar gevoel om anderen te vergeven.” 

Ontmoeting met Jezus 

Aangezien haar ouders haar geen toestemming geven om het klooster in te gaan, probeert Helena een meer werelds leven uit. Ze trekt aantrekkelijke kleding aan en gaat naar dansfeesten. In haar latere dagboek schrijft ze over een ontmoeting met Jezus op dit moment, waardoor ze een definitieve keuze maakt. Jezus vraagt aan haar hoe lang Hij nog moet wachten en hoe lang zij Hem blijft afwijzen? “Deze woorden lijken Jezus bijna tot een aanbidder te maken, op zoek naar een exclusieve en onverdeelde liefde,” aldus Krzesinska. Helena gaat direct naar de dichtstbijzijnde kathedraal om te bidden. In dat gebed hoort zij Jezus zeggen dat ze naar Warschau moet gaan waar ze een klooster zal vinden. Zonder afscheid te nemen van haar ouders neemt ze de trein. Hier wordt ze naar een priester geleid die ze vertrouwt. Hij regelt een plek voor haar om te verblijven terwijl er naar een klooster gezocht wordt. 

Het klooster in als Maria Faustina 

Ze bezoekt diverse kloosters, maar wordt telkens afgewezen. Bij het klooster van de congregatie van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid wordt ze uiteindelijk aangenomen. Daar ontvangt ze de kloosternaam zuster Maria Faustina, waaraan later wordt toegevoegd: 'van het heilig Sacrament'. De naam Faustina betekent 'begunstigde'. 

Ze brengt het in deze oorspronkelijke Franse zustercongregatie niet veel verder dan werkzuster. Ze wordt vrij vaak overgeplaatst, werkt in de keuken en in de tuin en komt ten slotte als portierster terecht in Lagiewniki bij Krakau. Hier sterft ze na een dertienjarig kloosterleven op 5 oktober 1938 aan tuberculose. Haar medezusters zeiden over haar: “Het is vreemd. Maar zuster Maria Faustina was een gewone religieuze net als wij.”

Slechte gezondheid 

Over haar begintijd in het klooster schrijft Faustina dat het lijkt alsof ze het Paradijs in is gestapt. Maar al snel merkt ze dat ze erg weinig tijd heeft om te bidden, door de vele taken die ze moet verrichten. Na een aantal weken begint haar gezondheid al achteruit te gaan. Ze ervaart een diepe duisternis in haar ziel. Ze voelt complete verlatenheid en haar goede intenties worden vaak afgewezen door haar medezusters. In haar dagboek wordt het bewijs gegeven van haar worstelingen. Ze schrijft over haar omgang met het lijden. Geleidelijk wordt duidelijk dat "'verlossend lijden voor de redding van de zielen’ een onderdeel is van haar missie,” aldus Krzesinska. 

Op den duur begint Faustina over het lijden te schrijven als een grote genade: “In het lijden wordt liefde gekristalliseerd. Hoe groter het lijden, hoe zuiverder de liefde." Gedurende deze tijd van lijden blijft Faustina wel flitsen van inzicht en openbaringen over Gods grote genade ervaren.

Het dagboek van Faustina 

Om te leren van haar spirituele ervaringen, adviseert pater Michaeł Sopocko haar om een dagboek bij te houden om de conversaties die zij met Jezus heeft te noteren. Wel stuurt hij eerst nog een psycholoog naar haar toe om haar te onderzoeken nadat ze hem heeft toevertrouwd met Jezus te praten. Nadat ze de psychologische tests heeft doorstaan, groeit zijn vertrouwen in haar en moedigt hij haar aan. Ondanks haar gebrekkige taalkennis begint ze in 1934 te schrijven. De gehele tekst bestaat uit 6 schriften, waarvan de laatste dateert van juni 1938. Dit wordt later gepubliceerd onder de titel Goddelijke Genade in mijn Ziel: Het dagboek van Sint Faustina. Het zijn ruim 500 bladzijden aan notities geworden.

De huidige Engelse vertaling is het werk van de ‘Marians of the Immaculate Conception’ die zo trouw mogelijk proberen te blijven aan de originele en officiële Poolse tekst. Het dagboek is sindsdien vertaald in vele verschillende talen en is het onderwerp van studies geweest.

In haar dagboeken spreekt Faustina haar verlangens uit naar Christus. “Mijn Heer en Meester,” schrijft ze bijvoorbeeld. “Maak dat ik niet uitstel om wie ook te helpen, maar dat ik steeds gereed sta om mijn evennaaste te troosten en op te beuren, ook al noemt men mij ‘vuilnisbak’, want ieder komt zijn leed in mijn hart overstorten. Ik wil dat het openstaat voor allen die lijden: zij vinden er een plaats, daarvoor rust mijn hart in het Hart van Jezus.” 

Maar ook schrijft ze dat ze heilig wil worden en hoe spottend daarop gereageerd wordt. “Ik merkte dat men mij sinds mijn intrede in het klooster er een verwijt van maakte dat ik een heilige wilde zijn en dat werd steeds op een spottende wijze gezegd. In de aanvang deed me dat pijn, maar later lette ik er niet meer op.”  

De Barmhartigheid van Christus bekendmaken aan de wereld 

In haar dagboeken maakt ze ook melding van haar openbaringen en visioenen. Hierin schrijft ze bijvoorbeeld dat Christus haar heeft opgedragen de Barmhartigheid van zijn Goddelijk Hart bekend te maken aan de wereld. “Het gebrek aan vertrouwen verscheurt mijn hart,” klaagt Hij in de eerste openbaring die zij ontvangt. “En wat Mij nog het meest grieft, is het gemis aan vertrouwen bij uitverkoren zielen, die ondanks alle bewijzen nog twijfelen aan Mijn liefde voor hen. Zelfs Mijn dood kan hen daarvan nog niet genoeg overtuigen…” Christus belooft vrede aan al degenen die zich vol vertrouwen tot die Goddelijke Barmhartigheid wenden. 

Hij vraagt aan haar om een nieuw feest van Zijn Barmhartigheid te propageren, op de zondag na Pasen. Dit feest zou een toevlucht worden voor alle zielen, vooral voor alle zondaars. “Wie biecht en op die dag communiceert krijgt én vergiffenis van zijn zonden én kwijtschelding van de opgelopen straffen,” aldus Christus in Faustina’s openbaring. 

Christus doet dus als het ware zijn beklag bij Faustina. En Zijn verwijten zijn niet gericht tegen de zonden. Hij zegt: “Hoe kun je na al de bewijzen van Mijn liefde en barmhartigheid nog aan Mijn goedheid twijfelen? Weet dat al uw zonden Mij minder grieven dan al die twijfel…” 

“In zekere zin bevatten de openbaringen 'niets nieuws',” schrijft  het Bredase Apostolaat van Eerherstel in 1957 in een klein drukwerkje over zuster Faustina. “Maar de boodschap beantwoordt zozeer aan de noden en behoeften van onze tijd, sluit bovendien zo harmonisch aan bij wat de H. Geest in het leven van de Kerk in onze dagen uitwerkt, dat een schouderophalend negeren ('alwéér zo’n simpel nonnetje met alwéér een nieuwe devotie') nauwelijks een katholieke reactie mag heten.” 

Faustina heeft aldus een onbegrensd vertrouwen in Gods Barmhartigheid. Als de grootste zondaar zich beroept op de Barmhartigheid van Jezus, dan kan Hij deze niet straffen. Het kruis was voor alle zielen, is de boodschap. Daarbij wordt niemand uitgesloten. 

Faustina’s visioenen 

Zuster Faustina heeft in haar leven diverse visioenen, waarover ze melding doet in haar dagboek. Zo ziet ze Christus in het vagevuur. Ook beweert ze verschillende keren Jezus en Maria gezien en gesproken te hebben. In deze visioenen openbaart Jezus aan haar de missie om de devotie van de Goddelijke Barmhartigheid te verspreiden. 

Zo krijgt ze in 1931 een heel helder visioen van Jezus als de ‘Koning van Goddelijke Genade’. Hij is gekleed in een wit gewaad, zijn rechterhand opgeheven in een teken van zegen en de andere hand wijzend op de borst. Er gaan twee stralen uit vanonder het kledingstuk. De een rood en de ander wit. De rode stelt bloed voor dat het leven van de ziel is, de witte straal stelt water voor dat de zielen zuivert. 

Zuster Faustina laat een schilderij maken van dit visioen. Want, zo beweert ze, dat is de opdracht die Jezus haar gegeven heeft. Ze laat de afbeelding vermenigvuldigen, met de hulp van pater Michaeł Sopocko. De afbeelding wordt vervolgens verspreid in Krakau en Vilnius. De boodschap die ze krijgt bij deze verschijning is: "Schilder een afbeelding die overeenkomt met het voorbeeld dat je ziet, met het onderschrift: 'Jezus, ik vertrouw op U'. Ik wil dat deze afbeelding vereerd wordt, eerst in jouw kapel en daarna over de hele wereld. Ik beloof je dat de ziel die deze afbeelding zal vereren, niet verloren zal gaan."  

Faustina schrijft daarbij ook het volgende gebed op: “O bloed en water, die voor ons uit het heilig Hart van Jezus, als uit de bron van Barmhartigheid gestroomd zijn, ik vertrouw op U.” Ook zou Jezus tegen haar hebben gezegd: “Ik geef aan de mensen een vat, waarmee zij tot de bron van Barmhartigheid moeten naderen om genaden te ontvangen; dit vat is het beeld met het onderschrift: 'Jezus, ik vertrouw op U!'” 

Door de leringen van haar spirituele leidsman, pater Sopocko, een theoloog van gewicht, begrijpt Faustina dat de genade van God niet alleen bestaat uit het wegdragen van de mens uit de ellende van zijn zonde. De genade van God houdt ook in dat Hij mensen toestaat om deel te nemen aan de goddelijke natuur van Barmhartigheid. 

Extern is er al deze tijd niets te zien van het rijke, mystieke innerlijke leven van zuster Faustina. Ze doet haar dagelijkse taken en volgt trouw de regels op van het religieuze leven. Haar innerlijke leven wordt verborgen gehouden voor de ogen van de andere zusters. Pas na haar dood wordt het bestaan van de geschriften bekendgemaakt. 

Haar dood en daarná

In 1936 wordt zuster Faustina ernstig ziek – waarschijnlijk heeft ze tuberculose. In de laatste twee jaar van haar leven spendeert ze veel tijd aan het bijhouden van haar dagboek en om te bidden. Ze sterft op 5 oktober 1938. Na haar overlijden worden haar teksten naar het Vaticaan gestuurd. Tot 1966 moesten alle verslagen van visioenen rondom Jezus en Maria namelijk eerst goedgekeurd worden door de Heilige Stoel. Daarna mochten ze pas vrijgegeven worden voor publicatie. 

Paus Pius XII reageert afwijzend. De nieuwe paus Johannes XXIII ondertekent het decreet waardoor haar werken op de Index van verboden boeken worden geplaatst. Hier blijven ze meer dan twee jaar op staan. Wel mogen de zusters de originele afbeelding in hun kapel ophangen, zo beslist de aartsbisschop van Krakau. Zo kunnen de zusters die dat willen toch blijven bidden. De Poolse Kerk blijft ondertussen de boodschap van genade verspreiden zonder vermelding van Zuster Faustina Kowalska.

Zalig- en heiligverklaring 

Als (de latere) paus Johannes Paulus II aartsbisschop van Krakau wordt, wordt een nieuw onderzoek gestart naar de dagboeken van zuster Faustina. Ook wordt de devotie tot de Goddelijke Barmhartigheid weer toegestaan. Op 18 april 1993 wordt ze zalig verklaard en op 30 april 2000 heilig verklaard. Op de tweede zondag van Pasen wordt Barmhartigheidszondag gevierd. 

De huidige verklaring van het Vaticaan is dat de negatieve beoordeling een misverstand was, veroorzaakt door een verkeerde Italiaanse vertaling van Kowalska’s dagboeken. Het twijfelachtige materiaal kon niet vergeleken worden met de originele Poolse versie. 

Een artikel in de National Catholic Reporter suggereert echter dat er meer ernstige theologische kwesties ten grondslag lagen aan het verbod op haar boeken. In haar verklaring belooft Jezus bijvoorbeeld volledige vergeving van de zonden door bepaalde devotionele handelingen die alleen door de sacramenten geboden kunnen worden. Dit werd door de Vaticaanse onderzoekers gevoeld als een overdreven focus op Faustina, die in strijd was met de zienswijze vanuit het Heilig Officie.

Haar spirituele nalatenschap en missie 

Er kunnen in de spirituele ervaringen en nalatenschap van zuster Faustina verschillende elementen onderscheiden worden. 

1) Het beeld uitdragen van de Barmhartige Jezus, zoals zij Hem zag in het witte gewaad; 
2) Het feest van de Goddelijke Barmhartigheid instellen op de eerste zondag na Pasen; 
3) De Rozenkrans van de Goddelijke Barmhartigheid; het gebed dat de engel aan de drie kinderen van Fatima leerde en dat Jezus aanbeveelt in de openbaringen van Maria Faustina om genade te verwerven. Hij raadt aan om deze op de rozenkrans te bidden.
4) Noveen om Gods Barmhartigheid af te smeken. Het vierde middel dat Jezus aanbeval om zijn Barmhartigheid over ons te verspreiden, was het houden van een noveen gedurende negen dagen. 

Theologen die Faustina's geschriften hebben geanalyseerd, zien dat haar missie verdeeld is in drie taken, schrijft Krzesinska. 
1) Het verkondigen van de waarheid van de barmhartige liefde van God, zoals deze geopenbaard is in de Heilige Schrift.
2) Het afsmeken van Gods genade voor de hele wereld en in het bijzonder voor de zondaars, door middel van nieuwe devotie. 
3) De apostolische beweging van de Goddelijke Barmhartigheid initiëren, die zal groeien uit haar charisma. Deze behelst een houding van kinderlijk vertrouwen in God en het actief uitdragen van Zijn Barmhartigheid naar naasten.  

Krachtige centrale waarheden 

Johannes Paulus II erkende de openbaringen van Faustina Kowalska als een speciale oproep aan onze tijd en moedigde de hele universele Kerk aan om aandacht te besteden aan de openbaringen. De Canadese theoloog Robert Stackpole schrijft: “Wat de openbaringen van de Heilige Faustina zo opvallend maakt, is dat ze de centrale waarheden zo krachtig uitdrukt die in het Hart van het Evangelie liggen.” Ook zijn ze geheel in overeenstemming met de richtlijnen van de tweede Vaticaanse grondwet over heilige liturgie. Faustina behoort tegenwoordig tot de groep van meest populaire en bekende heiligen binnen de rooms-katholieke Kerk. 


Bronnen: 
* Lucyna Krzesinska, Saint Faustina Kowalska: Union of Mercy and Trust, Saint Mark’s College Vancouver, British Columbia, masterscriptie voor de graad van Master of Arts in Theologie, 2012.  
* Stichting Apostolaat van Eerherstel, Een simpele daad van vertrouwen, Breda, 1957. 
* Wikipedia.nl: ‘Maria Faustina Kowalska’ 
* Dr. H.W., Zuster Faustina, apostel van de Goddelijke Barmhartigheid, Amsterdam, 1955


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Rudo Franken (pastoor).