Op pagina 8 van dit boek laat kardinaal Simonis, middels de pen van Hans Bouma, Hadewijch aan het woord over de beperkingen van het verstand bij het kennen van God:
‘Het schouwen dat van nature in de ziel geschapen is, is de liefde tot God. Dit schouwen bezit twee ogen: de minne, dat wil zeggen de liefde, en de rede. De rede kan God niet schouwen tenzij in wat Hij níet is. De minne vindt geen rust tenzij in wat Hij is. De rede heeft haar veilige paden waarlangs zij voorwaarts gaat, terwijl de minne weet dat zij tekortschiet. Dit helpt haar echter meer vooruit dan de rede. De rede leidt ons tot wat God niet is, maar de minne merkt niet op wat God niet is. Zíj verheugt zich om haar onvermogen tegenover Hem. De rede kent meer voldoening dan de minne, maar de minne smaakt meer dan de rede de heerlijkheid van het geluk.’
Kardinaal Simonis zegt hierover zelf: ‘Geloven wordt weten voor mij, zeker weten, wanneer ik mij laat leiden door de redenen van het hart.’