Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Jona, het boek » introductie » Jona

Jona



Het Bijbelboek Jona behoort tot de twaalf zogenaamde ‘kleine profeten’. Het is een van de kortste Bijbelboeken in het Oude Testament: het telt slechts vier korte hoofdstukken. Het is een afzonderlijk boek in de verzameling ‘kleine profeten’ omdat het hier niet om profetieën handelt, maar om een duidelijk fictief narratief. Tegelijkertijd is het een van de meest bekende bijbelverhalen, ook in niet-christelijke kringen. De hoofdpersoon Jona wordt door God opgedragen om naar de stad Ninive te reizen. Wanneer Jona echter in tegenovergestelde richting vertrekt, wordt hij getroffen door allerlei onheil, om uiteindelijk in de buik van de walvis te belanden. Eenmaal ontsnapt aan de walvis vertrekt Jona dan toch naar Ninive om de bewoners van die stad de les te lezen. Het is een verhaal met een open einde, maar de verwachting wordt gewekt dat God Ninive spaart vanwege Zijn oneindige goedheid en barmhartigheid.

Naamgeving

Het Bijbelboek Jona is vernoemd naar de gelijknamige profeet die erin optreedt. De naam Jona betekent in het Hebreeuws ‘duif’. Zowel in de versio vulgata, de Latijnse vertaling van de bijbel, als in de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint, is de naam van het boek (en van de profeet) Ionas. In het Engels wordt over het algemeen een ‘h’ toegevoegd: Jonah.

Plaats binnen het Oude Testament

Het Bijbelboek Jona behoort tot de verzameling geschriften die in de joodse traditie wordt aangeduid als nevi’im of ‘profeten’. Binnen deze groep Bijbelboeken is er nog een tweedeling gemaakt tussen enerzijds nevi’im rishonim of ‘vroege profeten’, en nevi’im aharonim of ‘late profeten’. Jona behoort tot die laatste groep, en wordt samen met nog elf profetische boeken (Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habbakuk, Sefanja, Haggai, Zacharia en Maleachi) tot de ‘twaalf kleine profeten’ gerekend. In de Hebreeuwse bijbel is de volgorde als volgt: eerst komen de vijf boeken van de Torah, dan de nevi’im, en ten slotte de ketuvim of ‘geschriften’. De kleine profeten komen binnen de afdeling nevi’im als laatste. Jona is het vijfde boek van de kleine profeten: het volgt op het Bijbelboek Obadja en wordt gevolgd door het boek Micha.

Ook binnen de canonieke volgorde van de christelijke bijbel is het Bijbelboek Jona het vijfde van de twaalf kleine profeten. Deze twaalf zijn echter niet te vinden in het midden van het Oude Testament, maar aan het einde. Dit komt omdat men de indeling naar ketuvim en nevi’im in de christelijke canon grotendeels heeft laten varen.

Structuur en verhaalelementen

[De onderstaande tekst is een fragment uit het hoofdstuk Joël, Obadja, Nahum, Habakuk, Sefanja, Haggaï, Zacharia, Maleachi, geschreven door Klaas Spronk en verschenen in: Jan Fokkelman, Wim Weren (red.), De Bijbel Literair, Zoetermeer/Kapellen 2005.]

Het [boek Jona] neemt een uitzonderingspositie in binnen de twaalf profeten. Alleen hier vinden we proza en een duidelijk verhaal. Letten we op het thema, dan kunnen we constateren dat het wel een zinvolle plaats heeft gekregen binnen het geheel. Via de gebeurtenissen rond de profeet Jona wordt de lezer gewaarschuwd voor godsdienstige zelfgenoegzaamheid en een al te eenzijdige kijk op de relatie tussen God en de volken. Voor het eerst sinds het boek Hosea is er weer aandacht voor de persoonlijke lotgevallen van de profeet. Jona luistert slecht. Hardhandig moet hij tot de orde worden geroepen. Als hij dan uiteindelijk toch aan de slag gaat, is hij opmerkelijk kort van stof: ‘Veertig dagen nog, en Nineve wordt met de grond gelijk gemaakt’ (Jona3:4). Wanneer God terug komt op zijn aanvankelijke besluit, is Jona spraakzamer. Gods genade is hem te veel. Er ontstaat een vreemde verschuiving: nu God zijn boosheid heeft laten varen, wordt Jona boos op God. Zo krijgen we de paradoxale situatie dat de profeet verontwaardigd vaststelt: ‘U bent een genadige en barmhartige God, toegevend en rijk aan liefde, U hebt altijd berouw over onheil’ (4:2). Dat is een citaat uit de bekende belijdenis van Exodus 34:6-7. Eerder werd die ook al door Joël aangehaald, in een oproep tot bekering. In feite doen de bewoners van Nineve- anders dan Jona hebben zij aan een enkel woord genoeg om zich te bekeren - wat daarin werd gevraagd: ‘ keer u om naar Mijn met heel uw hart,vastend, wenend en rouwend(…), want Hij is genadig en barmhartig, toegevend en vol liefde, en Hij heeft spijt over het onheil’ (Joël 2:12-13). Op belangrijke momenten zal deze belijdenis terugkeren in de nu volgende boeken van Micha en Nahum.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Klaas Spronk.