Immanuel Kant werd in 1724 geboren in het Pruisische Königsberg. Hij kwam uit een groot gezin van elf kinderen. Kant’s grootvader was uit Schotland naar Pruisen geïmmigreerd, zijn vader kwam uit Memel en zijn moeder uit Nuremberg. Op zestienjarige leeftijd begon hij zijn studie aan de universiteit van Königsberg, waar hij onder andere de filosofie van Leibniz bestudeerde. Toen Kant 22 was overleed zijn vader, waardoor hij zijn academische carrière moest onderbreken. Drie jaar later, in 1749, publiceerde hij echter al zijn eerste werk: Gedanken von der wahren Schätzung der lebendigen Kräfte (Gedachten over de werkelijke schatting van levende krachten). Opvallend is dat het Duitstalige artikel over Kant op Wikipedia de uitgave van dit werk in 1746 dateert.
In 1755 werd hij op de universiteit van Königsberg aangenomen als leerkracht voor het vak metafysica. In datzelfde jaar publiceerde hij een werk waarin hij een theorie naar voren bracht over het ontstaan van de melkweg, de zogenaamde nevel-hypothese. Kant had eerder al een prijs gewonnen met een andere astronomische ontdekking, de vertraging van de rotatie van de aarde, in 1754. In zijn latere leven verschuift zijn interesse echter van astronomische naar filosofische vraagstukken.
Toen Kant 46 was, werd hij door een student opmerkzaam gemaakt op het feit dat hij in Über die Form und die Prinzipien der sinnlichen und intelligiblen Welt verzaakt had uit te leggen hoe mensen informatie binnen krijgen en verwerken. Uit deze zelfde periode stamt Kant’s uitspraak dat David Hume hem wakker had geschud uit zijn ‘dogmatische sluimeringen’. Het verhaal wil dat Kant vervolgens elf jaar niets publiceerde en deze periode wordt dan ook aangeduid als het ‘stille decennium’. Wederom verwijzend naar het Duitstalige artikel over Kant op Wikipedia moet worden opgemerkt dat hij wellicht in 1775 het werk Über die verschiedenen Rassen der Menschen (Over de verschillende mensenrassen) publiceerde.
Onbetwist is echter het feit dat in 1781 aan het stille decennium een eind kwam met de publicatie met de Kritik der reinen Vernunft (Kritiek van de zuivere rede). In dit monumentale werk zet Kant zijn gedachten over de mogelijkheidsvoorwaarden voor kennis neer die terloops het falen van de metafysische methode aanduiden. De gedachten en theorien die Kant in dit werk verzameld zijn bekend geworden onder de naam Transcendentaal Idealisme, dat onderscheiden moet worden van het Idealisme zoals dit tot dan toe bekend was in Duitsland.
De Kritiek van de zuivere rede werd niet altijd even goed ontvangen. Veel critici meenden dat het werk niet toegankelijk of zelfs obscuur was. Om zijn ideeen en gedachten duidelijker uiteen te zetten schreef Kant zelf een inleiding en commentaar bij de Kritiek van de zuivere rede. Dit werk, de Prolegomena, was inderdaad een stuk toegankelijker en wordt ook vandaag de dag ook nog gezien als een goede inleiding in het Transcendentale Idealisme zoals dit in de Kritiek van de zuivere rede uiteen wordt gezet.
Kant zou nog twee kritieken schrijven. De bekendste hiervan is de Kritik der praktischen Vernunft (Kritiek van de praktische rede) die Kant in 1788 publiceerde. Ging de Kritiek van de zuivere rede over metafysica en de mogelijkheidsvoorwaarden voor kennis, de Kritiek van de praktische rede had de ethiek als onderwerp. In 1790 volgde de derde van de drie kritieken: de Kritik der Urteilskraft of de Kritiek van het oordeelsvermogen. Dit laatste ‘kritische’ werk handelt over de esthetiek.