Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Katharen » introductie » Katharen

Katharen

KatharenDe kathaarse beweging mag zich verheugen in een groeiende hoeveelheid aandacht. De tot de verbeelding sprekende gebeurtenissen van de kruistocht die tegen hen werd uitgeroepen, de landschappen en middeleeuwse architectuur van Zuid-Frankrijk, en vooral het beeld dat van de levensstijl van de katharen is ontstaan, zorgen er samen voor dat er geen tekort bestaat aan reisgidsen over kathaarse steden en burchten, en aan romans of thrillers waarin de katharen en hun leer een hoofdrol spelen. Mede door de groeiende populariteit van de katharen (en aanverwante bewegingen als de waldenzen en de bogomielen) stijgt tevens de interesse naar het esoterische christendom, dat zich meer en meer als een historische beweging begint te presenteren, zich beroepend op onder andere het manicheïsme en de gnostiek). Maar wat onderwezen de katharen dat de kerkelijke autoriteiten zo verwerpelijk vonden? Of speelden er bij het oproepen tot een kruistocht tegen de katharen andere dan strikt doctrinaire motieven mee? Dit dossier tracht inhoudelijk in te gaan op de leer van de katharen, te onderzoeken waarom deze leer zo botste met de orthodoxe christelijke geloofsleer en te verklaren waarom de katharen nog steeds tot de verbeelding spreken.

Verspreiding

De geloofsgroepen die over het algemeen worden aangeduid als kathaars ontstonden gedurende de elfde eeuw na Christus en zouden in de twee volgende eeuwen tot bloei komen. Kathaarse stromingen waren te vinden in het zuiden van Duitsland, het noorden van Italië, en het noorden en zuiden van Frankrijk, met name in de streek Languedoc. Voor de katharen werd ook wel de aanduiding ‘Albigenzen’ gebruikt, naar de stad Albi in Zuid Frankrijk (in het tegenwoordige departement Tarn). Vandaar dat de kruistocht die door Paus Innocentius III tegen de katharen werd afgekondigd ook wel de kruistocht tegen de Albigenzen wordt genoemd. Het woord kathaar is afkomstig van het Griekse katharos, wat ‘puur’ betekent. Dit is echter niet de term waarmee de katharen naar zichzelf verwezen, maar een etiket dat ze van hun vijanden kregen opgeplakt. Vermoedelijk noemden zij zichzelf ‘goede mensen’ (bons Hommes) of ‘goede christenen’.

Het kathaarse geloof

Het heterodoxe geloof van de katharen was waarschijnlijk een intellectuele (of theologische) erfgenaam van stromingen die vooral in het Oosten van het Rijk goed gedijden: de gnostiek, de paulicianen, en de bogomielen. Deze stromingen vertonen allemaal een sterk dualistische tendens die zij gemeen hebben met het (vroegere) manicheïsme. Ze zien de materiële wereld als bederfelijk en inferieur ten opzichte van de superieure wereld van de geest. Dit leidt concreet tot een scherpe afwijzing van alles wat met het materiële en het lichamelijke te maken heeft, zoals seksualiteit, sensualiteit en uiterlijk vertoon. Ook bij de katharen speelde deze onderwaardering voor de materiële wereld. Zij ervoeren de wereld van het stof als zijnde in dergelijke mate defect, dat deze onmogelijke door God geschapen zou zijn (het contagion principe speelt hier mee: de ‘vervuiling’ die met materiële zaken verbonden is zou besmettelijk zijn). De katharen geloofden dan ook dat de materiële wereld door een demiurg geschapen was en dat door te ontsnappen uit de wereld van het stof, zij weer op zouden kunnen gaan naar de ware God, die pure geest was.

Voor de sacramenten betekende dit dat zij de doop niet erkenden omdat zij niet aan water (een stoffelijk iets) zuiverende en heiligende krachten konden toedichten. Ook geloofden zij niet in de werkelijke aanwezigheid van Christus in de Eucharistie, want hoe kon Christus, die God en dus puur geest is, zichzelf laten vervuilen door aanwezig te zijn in stoffelijke dingen als brood en wijn? In de praktijk verwierpen zij alle zeven katholieke sacramenten en stelde hier slechts één sacrament tegenover: het consolamentum. Dit sacrament, waarvan de naam letterlijk ‘troost’ betekent in het Latijn, was een puur spiritueel ritueel, waarbij de gelovige werd verlost van zijn zonden, en hij of zij van een gelovige (een ‘credente’) tot een volmaakte (een ‘perfecti’) werd. Hiermee was tevens meteen de enige hiërarchie in de kathaarse geloofsgemeenschap verklaard: de perfecti verhielden zich tot de credenti als geestelijken tot leken in de katholieke kerk.

Vervolging door de katholieke kerk

Vanwege hun dualistische geloof en vooral vanwege hun verwerping van de zeven sacramenten, werden de katharen door de katholieke kerk als ketters ervaren, die de punten van het geloof verwierpen die te belangrijk waren om zomaar over het hoofd te zien. Al vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw (beginnend in 1147) werd er vanuit Rome door het pauselijk gezag getracht de verspreiding van het katharisme te voorkomen. In eerste instantie wilde dit niet lukken, waarvan de bloei van het katharisme in de twaalfde en dertiende eeuw getuige moge zijn. In 1198 werd Paus Innocentius III gekozen, en hij was vastbesloten de kathaarse ketterij aan te pakken. Daartoe stuurde hij in eerste instantie een aantal legaten naar het zuiden van Frankrijk, die als zijn directe dienaren een grote mate van gezag droegen. Deze legaten slaagden er echter niet in door de katharen gehoord te worden. Zelfs de Dominicanen, wier orde in het begin van de dertiende eeuw werd opgericht, slaagde er niet in door middel van prediking de katharen te bekeren. Uiteindelijk besloot  Paus Innocentius III dat de maat vol was en in hij riep de adel van Frankrijk op een kruistocht tegen de katharen te ondernemen. Dit betekende in de praktijk dat de edelen uit het noorden van Frankrijk het opnamen tegen edelen uit Zuid-Frankrijk. Dit werd gestimuleerd door een decreet dat alle veroverde landerijen behouden mochten blijven. Verschillende zuidelijke steden werden belegerd en veroverd, waaronder Béziers, Carcassonne en Toulouse. Bij het binnendringen van Béziers zijn volgens kerkelijke documenten twintigduizend ketters omgekomen door het zwaard, hoewel er onder hen vast ook een groot aantal orthodoxe katholieken moet zijn geweest. In deze context sprak Arnoud, een cisterciënzer monnik, de woorden: ‘Doodt ze allemaal; God kent de zijnen’.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology