Vanaf het moment dat de kerk zich losmaakte van het Jodendom ontstond er behoefte aan concrete regels die de christelijke gemeenschap onderscheidde van anderen. In het Nieuwe Testament vinden we daarvan al de eerste sporen, maar vrij snel daarna ontstond er een eigen tekstgenre, dat tegenwoordig wordt aangeduid als ‘kerkordeliteratuur’ (‘church order literature’ / ‘ancient church orders’ - ‘frühe Kirchenordnungen’). Deze term is eigenlijk een anachronisme, omdat ‘kerkorde’ een woord is dat door de eerste reformatorische kerken werd gebruikt om hun regelgeving te beschrijven; de term is echter algemeen gangbaar geworden voor de bepaalde groep vroegchristelijke bronnen.
Thematiek en ontwikkeling
Hoewel het erg lastig is de precieze verhouding tussen de verschillende vroege ‘kerkordes’ te bepalen, lijkt er toch een duidelijke lijn waar te nemen. In de vroegste teksten, die tenminste materiaal uit de tweede eeuw bevatten, gaat het met name om voorschriften voor het dagelijks leven, die christenen onderscheiden van zowel heidenen als Joden. Het vastleggen van deze voorschriften heeft waarschijnlijk plaatsgevonden met het oog op de catechese, zodat mensen die wilden toetreden tot de kerk zich een nieuwe levenswijze eigen konden maken.
In een volgende fase verdwijnt de aandacht voor de ethiek en wordt liturgie een belangrijk thema. De kerkordeliteratuur uit deze fase (vermoedelijk vanaf de derde eeuw) geeft ons de oudst bekende christelijke liturgische gebeden en voorschriften.
Ten slotte, waarschijnlijk vanaf de tweede helft van de derde eeuw, komt er in de kerkordeliteratuur ook aandacht voor de organisatie van de kerk, zowel plaatselijk als bovenplaatselijk. Hierdoor kunnen we enigszins de ontwikkeling van de verschillende ambten en functies in de vroege kerk volgen.
Kenmerken
Hoewel we bij deze teksten dus met heel verschillende onderwerpen te maken hebben, zijn er toch een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Zo worden al deze teksten op één of andere manier voorzien van een fictief apostolisch keurmerk, bijvoorbeeld doordat ze worden toegeschreven aan één, meerdere of zelfs alle apostelen, of aan een belangrijke opvolger zoals Clemens of Hippolytus. Ook komt het voor, dat een tekst wordt gepresenteerd als een mondelinge instructie van Jezus zelf, die dan door de apostelen zou zijn doorgegeven en vervolgens op schrift gesteld.
Een tweede gemeenschappelijk kenmerk van deze teksten is, dat ze kunnen worden beschouwd als ‘teksten in beweging’ of ‘living literature’. Daarmee wordt bedoeld, dat deze teksten, als ze werden overgeschreven, konden worden aangevuld of gewijzigd als de omstandigheden dat vereisten. Dat betekent, dat sommige van deze teksten in talloze meer of minder verschillende versies bewaard zijn gebleven, en dat er één en dezelfde versie zowel ouder als nieuwer materiaal kan bevatten, en dat de teksten allemaal lastig te dateren zijn (of liever gezegd: dat het soms nodig is verschillende gedeelten van de tekst apart te dateren). Dit is een typisch kenmerk van gebruiksliteratuur. Overigens toont deze werkwijze aan, dat de vroegchristelijke gebruikers van deze teksten terdege beseften, dat de toeschrijving aan de apostelen niet meer was dan een literaire conventie om de teksten het nodige gezag te verlenen.
Een kenmerk dat hiermee samenhangt is dat deze teksten vaak in de vele verschillende talen werden vertaald. Vaak hebben we aan één zo’n vertaling de beschikbaarheid van de tekst in onze tijd te danken.
Teksten
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillende teksten die tot de kerkordeliteratuur worden gerekend. Een bijkomende moeilijkheid voor iedereen die studie van één of meer van deze teksten wil maken, is dat ze soms in oudere edities (en dus ook in oudere literatuur) met andere namen worden aangeduid, en dat de namen sowieso steeds al erg op elkaar lijken. Hoewel Geerard in de Clauis Patrum Graecorum een uitstekend overzicht heeft gegeven, waarin iedere tekst of verzameling een uniek nummer heeft gekregen, wordt deze nummering in de literatuur helelaas nog niet algemeen overgenomen.
1) De Didachè (CPG 1735), die hoogstwaarschijnlijk het vroegste voorbeeld van een kerkorde-tekst kan worden genoemd. De Didachè is geschreven in het Grieks, en ook nog in het Grieks beschikbaar, en bevat met name voorschriften voor het dagelijks leven.
2) De Didascalia apostolorum of Leerstof van de apostelen (CPG 1738). Deze tekst gebruikt materiaal uit de Didachè, maar ook andere bronnen. De tekst behandelt voorschriften voor het dagelijks leven, maar geeft ook ruime aandacht aan de plichten van de bisschop. Het Griekse origineel is verloren gegaan; een Syrische vertaling is wel bewaard gebleven; hetzelfde geldt voor een aanzienlijk deel van een Latijnse vertaling. De laatste redactie van de Didascalia apostolorum is waarschijnlijk vierde-eeuws, maar de tekst bevat veel ouder materiaal.
3) De Apostolische Kerkorde (ook aangeduid als Leer van de twaalf apostelen; CPG 1739). Ook deze tekst gebruikt materiaal uit de Didachè, maar bewerkt dit zodanig dat steeds een verzameling voorschriften aan één van de twaalf apostelen wordt toegeschreven. Daarna worden verkiezing (c.q. benoeming), wijding en taken van bisschoppen en andere ambtsdragers behandeld. De tekst is in het Grieks geschreven en in die taal ook bewaard gebleven, en tevens in verschillende andere talen. De tekst wordt doorgaans in de derde eeuw gedateerd.
4) De Traditio apostolica of Aposteltraditie, ook wel aangeduid als Egyptische kerkorde (CPG 1737). Deze tekst is in het Grieks geschreven, maar alleen overgeleverd in zeer uiteenlopende vertalingen, en staat daarom bekend als een wespennest voor geleerden. Vroeger werd de tekst wel toegeschreven aan Hippolytus van Rome, maar tegenwoordig wordt dat algemeen betwijfeld. Waar de tekst wel vandaan komt, is niet zeker. Ook over de datering heerst grote onenigheid. Toch is de tekst één van onze belangrijkste bronnen voor de vroegchristelijke liturgie.
5) De Canones Hippolyti of Canones van Hippolytus (CPG 1742; ‘canon’ betekent in deze context zoveel als ‘regel’, ‘besluit’, ‘artikel’). Deze tekst kan vrij nauwkeurig worden gedateerd rond 340, en stamt waarschijnlijk uit Egypte. De tekst is bewaard in een Arabische vertaling, en bevat voornamelijk liturgische gegevens en regels voor de organisatie van de kerk. Er is afhankelijkheid van de Traditio apostolica.
6) Het Testamentum domini (Testament van de Heer; CPG 1743). Ook deze tekst is afhankelijk van de Traditio apostolica, (of misschien ook van de Canones Hippolyti) en stamt mogelijk uit het vijfde-eeuwse Syrië. Het Griekse origineel is verloren gegaan, en er bestaan nu nog een Syrische en een Arabische vertaling. De inhoud is weer voornamelijk liturgisch-organisatorisch, maar bevat ook, opvallend genoeg, een inleiding met sterk apocalyptisch karakter.
7) De Constitutiones per Hippolytum (Constituties via Hippolytus; CPG 1741). Deze tekst is waarschijnlijk ook weer een bewerking van de Traditio apostolica of van de Canones Hippolyti, en is dan in ieder geval ouder dan 380. Er zijn echter ook geleerden, die dit werk als een latere samenvatting van Boek 8 van de Apostolische Constituties beschouwen; in dit geval is het werk van na 380. De Constitutiones per Hippolytum zijn in het Grieks geschreven en overgeleverd, maar er bestaan ook een Latijnse, Arabische en Ethiopische vertaling van.
8) De Canones apostolorum of Canones van de apostelen (CPG 1740). Ook deze tekst stamt waarschijnlijk uit laat-vierdeëeuws Syrië, en is oorspronkelijk in het Grieks geschreven, maar in vele andere talen vertaald. De tekst is een soort beknopt overzicht van alle kerkelijke regels: wijding en taken van de bisschop en andere leden van de clerus, regels voor onthouding en vasten, excommunicatie, regelgeving voor het houden van een synode, omgang met Joden en heidenen, en de sacramenten van doop, eucharistie en huwelijk. De Canones apostolorum zijn één van de laatste, maar ook één van de meest invloedrijke kerkordeteksten uit de oudheid. Een bijzondere vermelding verdient het feit, dat de tekst een officiële canon van bijbelboeken bevat.
9) De Koptische Canones van Basilius, een bewerking van de Canones van Hippolytus uit het Egypte van de vierde eeuw .
10) De Statuta Ecclesiae Antiqua (Oude Besluiten van de Kerk), een bewerking van de Traditio Apostolica en de Constitutiones apostolorum (zie beneden) in het Latijn, die wel in verband wordt gebracht met Gennadius van Marseille (gestorven in 496).
Een bijkomend probleem voor iedereen die studie van één of meer van deze teksten wil maken, is dat ze soms in oudere edities (en dus ook in oudere literatuur) met andere namen worden aangeduid, en dat de namen sowieso steeds al erg op elkaar lijken. Tot nu toe is er nog geen eenduidige manier van aanduiden van deze teksten en hun verschillende versies en vertalingen gevonden.
Oude verzamelingen
Vanaf zeker moment is er niet alleen een tendens, om een bestaande tekst te actualiseren en aan te passen aan de eigen situatie, maar ook om verschillende teksten te bundelen en zo’n bundel als het ware als verzameling kerkjuridische teksten te gebruiken. Ook deze verzamelingen bestaan weer in verschillende versies en vertalingen. De belangrijkste zijn de volgende. Omdat het verschil tussen een ‘zelfstandige’ tekst en een compilatie niet altijd absoluut is (ook losse teksten bevatten soms duidelijk materiaal uit verschillende bronnen), laten we de nummering doorlopen.
11) De Constitutiones apostolorum (Constituties van de apostelen; CPG 1730). Dit is een Griekse verzameling in acht boeken, waarschijnlijk rond 380 in Syrië ontstaan, die een bewerking vormt van de Didascalia apostolorum (boek 1-6), de Didachè (boek 7) en de Traditio apostolica (boek 8). Het laatste deel van boek 8 is identiek met de Canones apostolorum (nummer 8 uit de lijst hierboven). De Constitutiones per Hippolytum (nummer 7 uit de lijst) wordt ook wel beschouwd als een samenvatting van boek 8 van deze verzameling.
12) Het Palimpsest van Verona of Fragment van Verona (CPG 1731). Dit is een Latijnse verzameling die een bewerking bevat van de Didascalia apostolorum, de Apostolische Kerkorde en de Traditio apostolica. Binnen deze verzameling is met name de Latijnse bewerking van de Traditio apostolica van groot belang, omdat algemeen wordt aangenomen dat dit de oudst overgeleverde versie van deze tekst is. Er wordt echter hevig gedebatteerd over de vraag, in hoeverre deze verzameling haar bronnen heeft aangepast aan de vierdeëeuwse situatie (de tijd waarin de verzameling moet zijn ontstaan) of juist ouder, mogelijk tweedeëeuws materiaal in de oorspronkelijke vorm heeft bewaard.
13) De Sinodos van Alexandrië (CPG 1732). Deze tekst, die ten onrechte suggereert dat het om een verslag of besluitenlijst van een synode gaat, is een bewerking van Apostolische kerkorde, de Traditio apostolica en boek 8 van de Constituties van de apostelen. De verzameling is overgeleverd in twee varianten van het Koptisch, het Ethiopisch en het Arabisch, en is met name in de Koptische en Ethiopische kerken van grote invloed geweest.
14) De Clementijnse Octateuch (CPG 1733; een ‘octateuch’ is een werk in acht boeken, dat hier dus pseudepigrafisch wordt verbonden met Clemens van Rome). Deze compilatie bevat bewerkingen van het Testamentum domini, de Apostolische kerkorde, de Traditio apostolica (in één van de drie versies) en de boek 8 van de Constituties van de apostelen. De verzameling is met name van belang geweest voor de oriëntaals-orthodoxe kerken, en is overgeleverd in het Koptisch, het Arabisch en het Syrisch.
Belang en studie
De kerkordeliteratuur is, zoals gezegd, van groot belang voor de studie van de organisatie van de vroege kerk. Deze studie wordt echter aanzienlijk bemoeilijkt door de ingewikkelde overlevering van de bronnen en het feit dat slechts weinigen de talen kennen die hiervoor nodig zijn.
Omdat de kerkordeliteratuur vanaf de vijfde eeuw steeds meer in onbruik raakte en vervangen door de besluiten van synodes en concilies, is de overlevering vaak gebrekkig en/of indirect. Vaak zijn de teksten pas in de negentiende eeuw voor het eerst uitgegeven, en is er nog nauwelijks een begin van consensus over de belangrijkste vragen.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Liuwe H. Westra.