Meer over de oud-katholieke kerk in Nederland is te vinden op de site van deze kerk.
De oud-katholieke kerk is ontstaan als gevolg van conflicten over de organisatie van de kerk in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en over de pastorale praktijk. Als gevolg van de Nederlandse Opstand en de reformatie waren er in de Nederlanden boven de grote rivieren geen bisdommen en parochies meer. Het gebied werd als missiegebied bestempeld en bestuurd vanuit Rome door de congregatie ‘De propaganda fide’ (voor de verbreiding van het geloof; tegenwoordig de congregatie van de Evangelisatie der Volkeren), vaak kortheidshalve de ‘Propaganda’ genoemd.
De leiding over de ‘Hollandse missie’ kwam in handen van een apostolisch vicaris. Vanaf 1688 bekleedde Petrus Codde deze functie. Hij kreeg te maken met conflicten tussen priesters die wel (de regulieren) en priester die niet behoorden tot een religieuze orde (de seculieren). De eerste groep achtte zich niet gebonden aan het gezag van de apostolisch vicaris. Zij waren immers religieuzen en hadden eigen oversten. Verder vonden zij dat de seculieren veel te streng waren voor de gelovigen.
Codde kwam niet alleen midden in dit conflict terecht, hij kreeg ook te maken met tegenstand van zijn eigen, seculiere, priesters. Zelf was hij opgeleid in Leuven en de priesters die elders gestudeerd hadden, vermoedden dat hij zijn Leuvense studiegenoten bevoordeelde. De Leuvense universiteit stond in die tijd onder verdenking van jansenisme
Vooral de jezuïeten waren gekant tegen het jansenisme en zij waren goed vertegenwoordigd onder de priesters in de Hollandse Missie. Zij stelden een onderzoek in naar de leer en de pastorale praktijk onder Codde. In hun rapport maakten ze er melding van dat veel priesters erg streng waren voor hun gelovigen. Herhaaldelijk weigerden ze zonden te vergeven van gelovigen die gebiecht hadden, of legden te zware straffen op. Ze hadden weinig aandacht voor heiligenverering, gebruikten de volkstaal in de liturgie en stimuleerden het lezen van de bijbel door leken. Allemaal zaken die toen nog niet zonder meer geaccepteerd werden door de rooms-katholieke kerk.
Uiteindelijk leidde dit rapport tot de schorsing van Codde als apostolisch vicaris.
De Propaganda verdacht men Codde niet alleen van jansenisme, maar ook van episcopalisme. Vooral in Frankrijk was dit in opkomst: in plaats van de paus zouden lokale bisschoppen de hoogste kerkelijke autoriteit moeten vormen. Tegenover de wereldkerk kwam zo de nationale kerk te staan, een nationale kerk die bovendien nauwe banden had met de wereldlijke overheid.
Die indruk werd bevestigd toen de aanhangers van Codde, die zich inmiddels de ‘oud-bisschoppelijke cleresij’ waren gaan noemen, de hulp inriepen van de Staten van Holland en Utrecht. Deze dwongen de door Rome benoemde opvolger van Codde het land te verlaten. Er ontstond nu grote verdeeldheid onder de katholieken in de noordelijke Nederlanden. Met veel moeite wist de Propaganda een kandidaat te vinden die voor beide partijen aanvaardbaar was, maar die stierf al na een maand.
Eenzelfde tweestrijd was er in Frankrijk ontstaan. Geestverwanten van de aanhangers van Codde waren naar de Noordelijke Nederlanden gevlucht. Onder hen waren enkele bisschoppen. Het kapittel van Utrecht was van mening dat het nog steeds het recht had om een nieuwe bisschop voor te dragen, al bestond het bisdom feitelijk niet meer. Met de komst van de Franse bisschoppen was het nu ook mogelijk om een bisschop te wijden.
Op 27 april 1723 koos het Utrechtse kapittel Cornelis Steenoven tot bisschop van Utrecht. Bisschop Dominicus Maria Varlet, die door de paus was geschorst, wijdde hem op 15 oktober 1724. Hiermee was het schisma een feit.
Slechts een klein deel van de katholieken in de noordelijke Nederlanden sloot zich aan bij de kerk van de oud-bisschoppelijke cleresij. Haar priesters waren niet populair omdat ze zo streng waren. Bovendien vonden de meeste gelovigen het behoud van de band met Rome van het grootste belang.
In 1870 kondigde het Eerste Vaticaans Concilie het dogma van de onfeilbaarheid van de paus af. Daarmee kreeg de paus volgens enkele Duitse en Zwitserse katholieken te veel macht. Zij scheidden zich af van de rooms-katholieke kerk en vormden de Altkatholische Kirche.
Deze Duitse en Zwitserse kerken zochten toenadering tot de Nederlandse oud-katholieke kerk en in 1889 vormden ze samen de Unie van Utrecht.
In een gezamenlijke verklaring die de oud-katholieke kerken bij die gelegenheid uitgaven, benadrukten ze allereerst dat zij vasthouden aan het geloof van de oude kerk, zoals dat in de eerste tien eeuwen van het christendom was vastgelegd. Het ‘oud’ in de hun naam verwijst naar die oude kerk.
De oud-katholieke kerken verwierpen de onfeilbaarheid van de paus, maar erkenden dat hij als bisschop van Rome ‘primus inter pares’ is. Verder verwierpen ze het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria dat in 1854 was afgekondigd.
Ook andere elementen van de leer van de rooms-katholieke kerk werden in de verklaring verworpen waaronder een aantal uitspraken van het Concilie van Trente. Ook hier gold dat de oud-katholieke kerken dergelijke uitspraken verwierpen als deze in hun ogen niet strookten met de leer van de oude kerk.
De Unie van Utrecht liet de deelnemende kerken een grote mate van zelfstandigheid. Dit was vooral van belang voor de oud-katholieke kerk in Nederland. De Duitse en Zwitserse kerk hadden namelijk belangrijke hervormingen doorgevoerd, zoals de afschaffing van het verplichte priestercelibaat. Dat ging de Nederlandse oud-katholieken nog te ver, evenals de erkenning van de anglicaanse kerk. Hiertoe ging de Nederlandse oud-katholieke kerk pas in 1925 over, het celibaat werd hier in 1922 afgeschaft.
Het Tweede Vaticaans Concilie, dat sterk de nadruk legde op de oecumene, bracht ook een toenadering tussen de oud-katholieke en de rooms-katholieke kerken met zich mee. Een eerste teken daarvan was een gezamenlijke vesperviering in de oud-katholieke Gertrudiskathedraal in Utrecht waarbij zowel de katholieke als de oud-katholieke aartsbisschop van Utrecht aanwezig was.
Sinds 2004 ontmoeten de rooms-katholieke en oud-katholieke kerk elkaar in de Internationale Rooms-Oud Katholieke Dialoogcommissie.