Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Liuwe Westra
Dossiers » Salvianus van Marseille » introductie » Salvianus van Marseille (ca. 400 - ca. 480)

Salvianus van Marseille (ca. 400 - ca. 480)

Leven

De exacte geboorte- en sterfjaren van Salvianus zijn niet bekend; men schat dat hij rond 400 is geboren en rond 480 overleed (hoewel hij volgens sommigen tot de jaren ’90 van de vijfde eeuw moet hebben geleefd). Ook overige gegevens met betrekking tot zijn leven kunnen we vrijwel alleen uit zijn eigen geschriften afleiden, en hij is daar vrij spaarzaam mee. Zo is het wel duidelijk dat hij een goede opleiding heeft genoten en uit een beter milieu kwam, maar of hij een gegoede burger was of zelfs tot de ridder- of senatorenstand behoorde, is niet bekend. Salvianus beschrijft dat hij uit het toenmalige Noord-Gallië is gevlucht vanwege het geweld van de volksverhuizingen (mogelijk is er verband met de verplaatsing van het Romeinse bestuur van de prefectuur van Trier naar Arles); de verwoesting van Trier door de Franken rond 415 heeft hij persoonlijk meegemaakt. Of hij ook uit die stad afkomstig was, is niet bekend; ook Keulen wordt wel genoemd als mogelijke geboorteplaats.

Salvianus was getrouwd met een zekere Palladia, en we kennen ook de naam van hun dochter Auspiciola. Meer kinderen worden niet genoemd en zijn er vermoedelijk ook niet geweest, omdat na enkele jaren huwelijk Palladia en Salvianus besloten voortaan ascetisch te leven. Dat betekende niet de ontbinding van het huwelijk, wel dat zij volgens de regels en ook onder het gezag van een kloostergemeenschap voortaan hun leven leidden. Zij namen dit besluit waarschijnlijk toen ze zich reeds in het zuiden van Gallië hadden gevestigd. Salvianus verbond zich daar met de kloostergemeenschap van Lerinum (het huidige Lérins), en werkte vermoedelijk later als presbyter in Marseille.

Hij behoorde tot de kring van Honoratus (de stichter van klooster te Lerinum), Vincentius van Lérins, Hilarius van Arles, Eucherius van Lyon en Caesarius van Arles. Hij trad, samen met Vincentius, als privé-onderwijzer op voor de zonen van Eucherius.

Werken

Van Salvianus zijn twee langere werken overgeleverd, en een negental brieven. De langere werken zijn Over het bestuur van God (De gubernatione dei) en Vier boeken van Timotheus aan de kerk (Timothei ad ecclesiam libri IV).

Ongekend fel is Salvianus in zijn eerste geschrift, Timotheüs tot de kerk, dat ook wel wordt aangeduid als Tegen de hebzucht. De auteur doet het voorkomen alsof de bijbelse Timotheüs deze vier boeken zou hebben geschreven; uiteraard een puur literaire fictie, maar wel veelzeggend als het gaat om het gewicht dat Salvianus blijkbaar aan zijn eigen opvattingen toekent. In dit geschrift gaat Salvianus tekeer tegen het belastingsysteem, de sociale ongelijkheid, het erfrecht, die hij alle als uitwassen van de oerzonde van de hebzucht geselt. Bezit beschouwt hij als niet anders dan van God geleend goed, waarmee men niet alleen het eigen zieleheil, maar ook, en misschien zelfs wel in de eerste plaats, het aardse heil van de medemens moet bevorderen. In de lijdende naaste lijdt immers Christus mee.

In zijn tweede en langere werk, Over het bestuur van God, legt Salvianus uit, dat de volksverhuizingen, die door de Romeinse bevolking als een onvoorstelbare ramp werd ervaren, niet betekende dat God de wereld aan haar lot overliet, maar juist geïnterpreteerd moesten worden als Gods oordeel over de vele zonden die Salvianus in zijn tijd opmerkt, zowel bij christenen als bij heidenen. Opvallend daarbij is, dat hij niet alleen zedeloosheid en losbandigheid tuchtigt (een vrij normaal thema bij christelijke schrijvers), maar ook de sociale ongelijkheid van zijn tijd: de armen worden geteisterd door belastingen, de hele economie draait op slavenarbeid: geen wonder dat Franken en Vandalen door velen als bevrijders worden gezien. Bovendien, zo stelt Salvianus, is hun levenswijze verre verheven boven die van de verdorven Romeinse bovenlaag. Zij hangen weliswaar een ketterse of zelfs heidense levensovertuiging aan (de Gothen en Vandalen waren ariaans, de Franken en Saksen nog heidens), maar God heeft hun terecht de heerschappij over het westelijke deel van het Romeinse Rijk overgedragen.

De brieven tonen ons ook iets van Salvianus’ privéleven. Zo blijkt uit Brief 4, dat Salvianus in ieder geval christen was ten tijde van zijn huwelijk, maar dat Palladia met hem christen was geworden tot groot ongenoegen van haar ouders Hypatius en Quieta. Zeven jaar lang ging de familie niet met elkaar om, tot Hypatius ook christen werd: Salvianus schrijft bij die gelegenheid een ontroerende brief, ook uit naam van zijn vrouw en dochtertje, om de liefdebanden weer te herstellen. Of dat gelukt is, is overigens de vraag: Hypatius was weliswaar christen geworden, maar dat wil niet zeggen dat hij het besluit van Salvianus en Palladia tot een leven volgens een kloosterregel ook heeft kun waarderen.

Brief 9 is een unicum in de patristische literatuur. Salvianus was blijkbaar op de vingers getikt door zijn bisschop (en oud-leerling) Salonius over het gebruik (of misbruik) van de naam van de bijbelse Timotheüs voor zijn geschrift Aan de kerk. Salvianus legt in de brief uitgebreid uit, hoe een dergelijke procedure moet worden gezien als een geval van legitieme literaire fictie - waarbij hij zich overigens niet de uitspraak laat ontlokken, dat hij degene is geweest die een werk op naam van Timotheüs heeft gepubliceerd.

Bij Gennadius van Marseille worden verschillende andere werken van Salvianus genoemd, die echter alle verloren zijn gegaan.

Betekenis

Salvianus van Marseille is één van de vele levende voorbeelden van het monnikenideaal in de vijfde eeuw, maar nog belangrijker is hij als contemporain getuige van het geweld van de volksverhuizingen in het westen van het Romeinse Rijk, en van de vragen waarvoor die ingrijpende gebeurtenis heidenen en christenen heeft gesteld. Hij is daarbij, vergeleken met auteurs als Augustinus en Orosius, volstrekt origineel en laat duidelijk een eigen theologisch geluid horen. Dit eigen theologische geluid is uniek in zijn felle aanklacht tegen alle vormen van sociale ongelijkheid in en buiten de kerk; de liefde voor de armen die aan Martinus van Tours en latere bekende heiligen wordt toegeschreven wordt hier, momargelijk wel voor het eerst, theologisch doordacht.

Ook zijn gedetailleerde beschrijving van de werking van een pseudepigrafisch geschrift is uniek te noemen, en belangrijk als expliciete getuige dat men zich in de (late) oudheid terdege bewust was van het verschijnsel dat literaire werken bewust konden worden gepubliceerd onder naam van een algemeen erkende autoriteit.

Ten slotte is Salvianus van belang als vroegste getuige van het gebruik van het Apostolicum in Gallië: in Over het bestuur van God VI vi 32 hekelt hij christelijke bezoekers van spelen en circusattracties, met het argument dat ze immers bij de doop het geloof in God op zich hebben genomen en de duivel hebben verzaakt. Zijn uitroep ‘Wat is dat voor weekhartigheid en waanzin, dat we moeten menen dat lachen en vreugde niets waard zijn, tenzij deze onrecht tegen God inhouden? Ja, en een zeer groot onrecht! Bij de schouwspelen vindt er immers een afval van het geloof plaats en een dodelijke verzaking van het symbolum zelf en van de hemelse sacramenten’ zal velen die vertrouwd zijn met piëtistische of bevindelijke tradities verrassend actueel voorkomen.

(door Liuwe H. Westra)



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Liuwe H. Westra.