Met dank aan Henk Hogeboom van Buggenum
Vorming en studies
Wetenschappelijke carrière
In 1922 behaalde Pierre Teilhard de Chardin in Parijs zijn doctoraat in de natuurwetenschappen. Hij kreeg de ruimte om zich binnen de jezuïetenorde volledig aan zijn wetenschappelijk werk te wijden. Hij was korte tijd als geoloog verbonden aan het Institut Catholique de Paris maar vertrok in 1923 naar China, om daar, en deels in andere landen in met name Azië, vervolgens vele jaren als paleontoloog te gaan werken. Hiermee droeg Pierre Teilhard de Chardin in belangrijke mate bij aan de kennis van de aarde en haar verleden. Zijn meest belangrijke wetenschappelijke prestaties hadden te maken met de ontdekking van de homo pekinensis, een ‘voorouder’ van de homo sapiens in de lijn van de uitgestorven menssoort homo erectus. Na de Tweede Wereldoorlog keerde hij terug naar Frankrijk en vielen hem vele wetenschappelijke onderscheidingen in binnen- en buitenland te beurt. De laatste jaren van zijn leven woonde en werkte hij in New York, waar hij op Eerste Paasdag 1955 overleed.
Synthese
In het voorwoord van Het verschijnsel mens (Le phénomène humaine, dat Teilhard schreef in 1937 maar dat pas na zijn dood in 1955 door geleerde vrienden werd gepubliceerd, omdat de Kerk de publicatie voordien had verboden) lezen we dat Teilhard ‘niet alleen een geleerde was die met grote nuchterheid en objectiviteit de kleinste details van een fossiele onderkaak kon onderzoeken of uiterst nauwkeurig de structuur der aardlagen in een bepaald gewest kon nagaan. […] Met dezelfde hartstocht waarmee hij de aardlagen doorzocht en de fossielen tot in hun kleinste details bestudeerde, streefde hij naar de opbouw van een allesomvattende synthese waarin elk verschijnsel zijn juiste plaats zou krijgen. Zo ontwikkelde zich in hem wat hijzelf noemde ‘de zin voor de totaliteit’, de neiging van de geest om het heelal als een eenheid op te vatten waarin alles met alles verbonden is.’
HvB: ‘Teilhard de Chardin las in 1907 L'évolution créatrice van Henri Bergson, dat grote indruk op hem maakte. Dat gold ook voor zijn ervaringen aan het front als hospitaalsoldaat in de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918. Hij combineerde beide ervaringen met zijn kennis van het ontstaan van de aarde, de evolutie van de zoogdieren - waarop hij was gepromoveerd - en de gegevens van zijn fossielenonderzoek. En toen - als in een visioen - zag hij de lijn in de evolutie voor zich. Deze sloot aan bij het denken en geloven van zijn Kerk, maar… door de verwerking erin van het moderne natuurwetenschappelijke wereldbeeld moest tegen een aantal zaken uit de Bijbel wel anders worden aangekeken; denk aan het scheppings- en paradijsverhaal, de kwestie van de erfzonde en de persoon van Christus.’
De psychische 'binnenkant' van de materie
In zijn vele geschriften, waarvan Het goddelijk milieu en vooral Het verschijnsel mens het bekendst werden, werkte Pierre Teilhard de Chardin zijn godsdienstig-wetenschappelijke ideeën verder uit. HvB: ‘Teilhard stelde vast dat alles vanaf de Big Bang zich oprolde volgens een wetmatigheid, die we kunnen omschrijven als de gelijktijdige toename van complexiteit en bewustzijn. Volgens zijn hypothese is er van meet af aan in de deeltjes die zich na de oerknal waaiervormig verspreiden, sprake van een 'binnenkant', d.w.z. een radiale of middelpuntzoekende energie. Naarmate deeltjes zich meer aaneensluiten - zich tot grotere en meer ingewikkelde eenheden oprollen (s'envelopper) - neemt deze 'binnenkant' toe. Telkens als de structuur van een deeltje verzadigd is met informatie, vindt er een omslag plaats naar een andere structuur. Teilhard heeft het over de psychische temperatuur, die een andere aggregatietoestand veroorzaakt - zoals water bij verhitting in damp kan overgaan. Zo ontstaan - door oprolling - vanuit de fotonen de quarks, de protonen en neutronen, de atomen en de moleculen. De moleculen vormen cellen, de cellen organen, de organen vormen de soorten levende wezens. Het lijkt alsof alles wordt opgestuwd door een vis a tergo, een duwtje in de rug, en alsof zó - door toeneming van complexiteit en radiale energie - het leven tevoorschijn komt. Met het leven krijgt de 'binnenkant' iets weg van 'bewustzijn'. De plant wordt gevoelig voor zijn omgeving, reageert daarop, het dier doet dit nog meer en de mens krijgt er zelfs weet van, zijn bewustzijn wordt zelfbewustzijn. Uit de reeks hominiden of mensachtigen ontwikkelde zich door toenemende schedelinhoud de huidige homo sapiens. Ook dit proces van cerebralisatie wordt gekenmerkt door oprolling. De mens vormt dan zelf weer een nieuwe laag rond onze planeet, die Teilhard de Chardin de noösfeer noemt, de laag van denkende korrels, bewustzijnspartikels, die samen bezig zijn een nieuwe eenheid te vormen, de mensheid. Met het bewustzijn neemt ook de vrijheid van de soort toe, en daarmee ook de verantwoordelijkheid.’
Christogenese
Wie Het verschijnsel mens aan een close reading onderwerpt, zal daaruit distilleren dat de idee van de ‘christogenese’ van de mens misschien wel Teilhards meest centrale thema is, waarnaar hij toewerkt middels zijn andere ideeën. De wederkomst van Christus correspondeert volgens hem met de christogenese van de mens. Met ‘christogenese van de mens’ bedoelt Teilhard dat de mens zichzelf wezenlijk voltooit door in de wetmatige toename van complexiteit-bewustzijn in de evolutie steeds meer naar vereniging met God (in Teilhards woorden het ‘punt-Omega’, de toestand van de door Christus verloste mensheid) toe te groeien, totdat die versmelting – en daarmee de verlossing - een feit is.
In Teilhards eigen woorden (uit Het verschijnsel mens, Aula-pocket, p. 247): ‘De wereld scheppen, voltooien en zuiveren, dat betekent voor God haar éénmaken door haar organisch met zich te verenigen, zo lezen wij al bij Paulus en Johannes. Hoe maakt Hij één? Door zich gedeeltelijk onder te dompelen in de dingen, door zich ‘bouwsteen’ te maken, en dan – vanuit het aldus innerlijk in het hart van de materie gevonden standpunt – de leiding en ‘de kop’ te nemen van wat wij nu de evolutie noemen. De Christus is het universele beginsel van levenskracht; omdat Hij is opgestaan als mens onder de mensen, is Hij in de gelegenheid, en is Hij altijd bezig, om de algemene opstijging van de bewustzijns waarvan Hij zich deel heeft gemaakt, onder zich te buigen, te zuiveren, te richten en overdadig te bezielen. Door een eeuwige daad van gemeenschap en verheffing verbindt Hij het totale psychische leven van de aarde aan zich. En wanneer Hij alles verzameld en omgevormd zal hebben, keert Hij met een allesbesluitende beweging terug naar het goddelijk middelpunt dat Hij nooit verlaten heeft, en sluit Hij zich weer om zichzelf en om zijn verovering. Dan, zegt Paulus, ‘zal er alleen nog God zijn, alles in allen’.
De Kerk en het antimodernisme
Het werd Teilhard al in 1923 door zijn jezuïetenoverste verboden om over theologische zaken te publiceren, hoofdzakelijk omdat men viel over zijn interpretatie van de erfzonde. Teilhard beschouwde het kwaad en de zonde namelijk als bijproduct van het groeiproces van de mensheid. Deze reductie van het morele kwaad tot een noodzakelijk kwaad ging de Kerk te ver. Er werden steeds meer stappen ondernomen om Teilhard het publiceren en doceren over zijn met de kerkelijke leer strijdige ideeën onmogelijk te maken. Daarom benadrukt Teilhard in de inleiding van Het verschijnsel mens dat het hier om een natuurkundig werk gaat. Maar hoezeer hij ook uitgaat van de feiten, de fenomenen, de verschijnselen, Teilhards werk werd door zowel Kerk als wetenschap niet als wetenschappelijk aanvaard. De mystiek-visionair-theologische denkrichting van Teilhards ‘wetenschap’ maakte hem – om verschillende redenen - bij zowel Kerk als wetenschap verdacht.
Teilhard opereerde in een tijd waarin de Rooms-Katholieke Kerk zich hevig verzette tegen modernistische tendensen. HvB: ‘Er werden van alle kanten vraagtekens gezet bij het denken van de Kerk, dat stoelde op het thomisme, de filosofie van Thomas van Aquino uit de bloeiperiode van de Middeleeuwen. Het denken buiten de Kerk had zich daarvan steeds meer verwijderd door de ontwikkeling van de natuurwetenschappen vanaf Copernicus, Kepler, Galilei en later Newton en door de evolutieleer van Darwin. De aarde kon niet langer beschouwd worden als het middelpunt van het heelal, de statische kosmische orde werd onderuitgehaald, de Bijbel aangevochten. God werd steeds meer als een projectie van de mens zelf gezien (vgl. Ludwig Feuerbach, Das Wesen des Christentums, 1841) en ten slotte door Nietzsche (Die fröhliche Wissenschaft, 1882) dood verklaard. Het was eigenlijk niet meer dan logisch dat de Kerk zich tegen dit soort van denken ging beschermen. Paus Pius X liet daarom alle priesters in 1910 een verklaring tekenen, waarin zij het modernisme - het denken buiten de scholastiek, de door Rome aanvaarde filosofie - afwezen. Die verklaring staat bekend als de antimodernisteneed.’
Vaticanum II: een kentering
Toen aan het eind van Teilhards leven de antimodernistische pauselijke encycliek Humani Generis (1950) verscheen, leek het openstaan voor moderne ontwikkelingen en inzichten bij de RK Kerk verder weg dan ooit. Onder de oppervlakte rommelde het echter al vele jaren flink, en toen paus Pius XII in 1958 overleed en werd opgevolgd door Johannes XXIII – die vanwege zijn hoge leeftijd aanvankelijk slechts als ‘tussenpaus’ werd gezien - riep deze een revolutionair concilie bijeen dat ervoor moest dienen ‘de vensters van de Kerk open te zetten naar de wereld’ en ‘de Kerk bij de tijd te brengen’. Juist vele theologen die vanwege hun vernieuwende ideeën in de voorgaande jaren berispt en gecontroleerd werden door Rome of zelfs waren veroordeeld, verbannen of hun leerbevoegdheid waren kwijtgeraakt, zouden in dit Tweede Vaticaans Concilie een grote rol gaan spelen, als theologisch expert of adviseur (denk aan figuren als Henri de Lubac, Yves Congar en Karl Rahner). Deze vernieuwende theologen (zie ook het dossier Nouvelle Théologie) worden ook algemeen beschouwd als wegbereiders van het concilie. Ook Teilhard de Chardin droeg bij aan het klimaat waarbinnen dit concilie kon plaatsvinden: met zijn streven geloof en wetenschap te verzoenen door middel van een synthese tussen de natuurwetenschappelijke evolutietheorie en de christelijke wereldvisie faciliteerde hij de verandering van de houding van de Rooms-Katholieke Kerk jegens de moderne wereld c.q. de wetenschap. Met zijn leer bereidde hij de Kerk voor op haar huidige - onofficiële - positie van ‘theïstisch evolutionisme’ (ook wel: evolutionair theïsme), een opvatting waarin God als Schepper en de evolutieleer samengaan. Zie voor meer informatie hierover het Lucepedia-dossier over intelligent design.
Rome heeft, o.a. bij monde van paus Johannes Paulus II en Benedictus XVI, verklaard enerzijds grote waarde te hechten aan de moderne biologie en de natuurwetenschap, maar anderzijds vast te houden aan de onmiddellijke creatie van de menselijke ziel door God. Met andere woorden: de evolutietheorie wordt geaccepteerd voor zover zij het materiële biologische deel van de mens tot onderwerp heeft, maar zij geldt niet voor de geest van de mens.
Teilhard de Chardin beschouwt materie en geest echter als twee aspecten van eenzelfde werkelijkheid; zijn leer is niet dualistisch maar monistisch.
Andere kritieken
Menige geleerde wees Teilhards pretentie dat zijn visie zich strikt bewoog binnen de grenzen van het wetenschappelijke af. In Trouw van 17 april 1999 schreef Ton Crijnen hierover: ‘Hijzelf mocht het 'wetenschappelijke fenomenologie' ofwel hyperfysica noemen, anderen diskwalificeerden het als spirituele futurologie. Daarnaast vroegen exegeten zich af waar in het beeld van de kosmische Christus nog ruimte was voor de historische Jezus van Nazareth. Biologen en mede-paleontologen ten slotte tekenden protest aan tegen het feit dat hij in het evolutieproces onwetenschappelijke begrippen als hoger, lager en vooruitgang introduceerde.’
Collega-paleontoloog en atheïst/agnost Stephen Jay Gould (1941-2002), die een eeuw later leefde dan Teilhard, deed in een interview in 1993 (dus bijna veertig jaar na Teilhards dood) het werk van zijn voorganger Teilhard af als ‘gewoon ouderwetse mystiek, die in een zo ondoorgrondelijke taal was verpakt dat de mensen dachten dat het diepzinnig was.’ Gould was overigens net als zijn voorganger bijzonder geïnteresseerd in de zogenaamde ‘sprongmutaties’, sprongen in de evolutie, die de geleidelijke evolutie zoals gepredikt door Darwin deels weerlegden. Groot verschil tussen beiden is dat Teilhard hierin de stuwende kracht van een hogere, scheppende macht vermoedde, een idee waar Gould zich hardnekkig tegen verzette. Teilhard daarentegen hield van het geloof, van de Kerk en van de wetenschap en zag nooit enige aanleiding om een van deze drie de rug toe te keren.
Passé of nog steeds actueel?
Vanaf eind jaren ’50 tot eind jaren ’70 was er veel belangstelling bij progressieve gelovigen voor het werk van Teilhard vanwege zijn vernieuwende poging om geloof en wetenschap met elkaar in overeenstemming te brengen. In Trouw van 17 april 1999 schreef Ton Crijnen hierover: ‘Wetenschap en techniek, meldde hij, staan niet naast de dienst aan God, maar zijn beide in dienst van Hem. Het natuurwetenschappelijke en het christelijke wereldbeeld bleken heel wel verzoenbaar. Vrome kerkgangers mochten voortaan in Einsteins relativiteitstheorie geloven. Ze konden ook een ander heet hangijzer, de evolutietheorie, met een gerust geweten serieus nemen. In het (neo-)darwinisme is geen plaats voor een God die telkens moet ingrijpen om nieuwe creaties in de evolutie mogelijk te maken. Hoeft ook niet, liet Teilhard weten, je bent een even goede christen als je gelooft dat God 'in den beginne' het oeratoom schiep waaruit, onder actieve instandhouding door de Schepper, alles zich verder heeft ontwikkeld. Ook dat was voor velen een grote opluchting.’ Crijnen constateert echter dat aan het eind van de 20e eeuw het ooit zo vernieuwende werk van Teilhard in de vergetelheid is geraakt: ‘Veertig jaar geleden was zijn werk postuum een hype, al noemde Rome nog in 1962 de geestelijke boeken van de Fransman 'schadelijk voor rooms-katholieken'. Nu worden zijn geschriften nauwelijks meer gelezen. Niet omdat de kerk dat zo wil, maar omdat het effect is uitgewerkt.’
Henk Hogeboom van Buggenum acht het werk van Teilhard de Chardin ook nu nog – misschien wel júist nu - van grote waarde. Hij ziet vooral voor de RKK het belang zich te verdiepen in Teilhards denken, en dit te benutten voor de noodzakelijke vernieuwing van het christendom: ‘In vele gevallen is het wereldbeeld, dat door het kerkelijk leergezag en volgzame priesters nog steeds wordt uitgedragen, in tegenspraak met de rede. Als de Kerk niet met haar tijd meegaat, zullen steeds meer mensen het geloof vaarwel zeggen. We zien de bewijzen daarvan om ons heen. Teilhard is een denker die vanuit dit evolutionaire wereldbeeld inspirerend zou kunnen zijn voor een ommezwaai in de geloofsverkondiging, een vernieuwing van het christendom, ja zelfs een toenadering van religies tot elkaar. Hoe zeer dat laatste ook nodig is, bewijst het extremisme in allerlei godsdiensten, die eveneens nog steeds van hun 'heilige boeken' met dit statische wereldbeeld uit vervlogen tijden uitgaan, als zouden deze letterlijk de waarheid prediken.’
Eerherstel
Pierre Teilhard de Chardin zou waarschijnlijk zeer content geweest zijn als hij Vaticanum II (1962-1965) nog had mogen meemaken, een concilie waarin de RKK nadrukkelijk afstand nam van de in zichzelf gekeerde, statische, clericalistische en triomfalistische kerk ten faveure van een dienstbare kerk die als ‘Volk van God’ met haar tijd meegaat en met de wereld en de andere godsdiensten in contact staat. Het aggiornamento (‘bij de tijd brengen’) van de Kerk door middel van Vaticanum II was uitdrukkelijk bedoeld als een antwoord op de crisis waarin de Kerk verkeerde. En dat dan júist door de dialoog met de cultuur aan te gaan, en niet door zich te verschuilen achter de veilige muren van het eigen gelijk. Teilhard heeft onmiskenbaar bijgedragen aan het klimaat waarbinnen dit concilie kon plaatsvinden.
Volgens veel progressieve katholieke theologen en gelovigen is de koers die door Vaticanum II werd ingezet niet consequent doorgezet. Zo werd de pauselijke brief (motu proprio) Ad tuendam fidem (‘Om het geloof te verdedigen’) van Johannes Paulus II uit 1998 door Hans Küng een nieuwe anti-modernisteneed genoemd en kwam er veel kritiek op de door deze paus goedgekeurde ‘exclusivistische’ verklaring Dominus Jesus. Deze was ondertekend door de toenmalige prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, kardinaal Joseph Ratzinger. Hij kreeg later als paus Benedictus XVI o.a. felle kritiek vanwege het opnieuw toestaan van de Tridentijnse liturgie, die in 1970 was vervangen door de Nieuwe Misorde. Desalniettemin hebben juist deze twee pausen bij voortduring benadrukt dat wetenschap en religie samen kunnen gaan, dat ze elkaar aanvullen, en dat beide met elkaar in gesprek moeten blijven. Ook over de bijdrage van beide pausen – en overigens ook die van hun voorganger Paulus VI - aan de interreligieuze dialoog wordt vrijwel unaniem positief geoordeeld.
Teilhard zou vermoedelijk ook verheugd zijn geweest over de koers van de huidige paus Franciscus, waarin nadrukkelijker de noodzaak van barmhartigheid, openheid en dienstbaarheid aan de wereld wordt gepredikt in tegenstelling tot een al te apologetische houding van exclusivisme, veroordeling en uitsluiting.
Interessant in dit kader is bovendien dat paus Benedictus XVI in juli 2009 in een preek (zie hier) letterlijk en met naam en toenaam refereerde aan een visioen van Teilhard de Chardin. Hiermee leek de toenmalige paus eerherstel voor Teilhard groen licht te geven – of te benadrukken dat dat allang was gegeven. De pauselijke woordvoerder legde namelijk uit dat Teilhard – ondanks de vele berispingen van Rome in het verleden – nooit een dwaalleer heeft verkondigd en derhalve ook nooit echt in ongenade was gevallen.
HvB: ‘De visie van Teilhard de Chardin is uiteindelijk die van een gelovige. Christus staat centraal in de evolutie. De mensheid wordt zijn 'Mystieke Lichaam'. Teilhard meent dat iedereen dit kan ervaren, ook al benoemt men het niet als 'Christus'. Christus is volgens Teilhard immers ‘de onzichtbare kracht die op de bodem van de tweedracht en de chaos van de wereld de lichte draden van het universele leven leidt en de verbrokkelde stukken van het heelal tot welgevormde gestalten ordent’. In onze ‘universele liefdesdrift’ kunnen wij mensen deze kracht bereiken en ons erin voegen.’