De uittocht uit de macht van Egypte is een uiterst belangrijk thema in de bijbel. Het boek Exodus beschrijft de spanning rondom deze uittocht. De relatie tussen het volk Israël en JHWH vindt zijn basis in het bevrijdende handelen van JHWH. ‘Ik ben JHWH, jouw God, die jou uit het land Egypte, uit het slavenhuis heb doen uitgaan’. Die woorden uit Exodus 20:1 geven het grote belang aan voor de identiteit van de relatie tussen Israël en JHWH. In situaties van ontrouw van de kant van Israël wordt dit thema van het doen uitgaan uit Egypte voortdurend in herinnering geroepen. Dit gebeurt herhaaldelijk in het boek Deuteronomium en in verschillende profetische teksten. Het boek Numeri maakt duidelijk, hoe moeilijk het is om zich los te maken van de invloed van Egypte. De lokroep van Egypte lijkt zich diep ingegraven te hebben in het collectieve bewustzijn van degenen die de tocht ondernemen door de woestijn. De afkeer van de woestijn is in de dominante Egyptische cultuur kennelijk met de paplepel ingegoten. Beter slaaf in het in materieel opzicht veilige Egypte, dan een vrij mens in een chaotische woestijn. De groei naar een mentaliteit, waarin de bevrijdende woorden van Tora de identiteit bepalen, is uiterst moeizaam. Het opgaan naar het land van de belofte is de keerzijde van het afdalen naar Egypte. Dat afdalen vindt plaats zonder dat er al te veel woorden aan vuil gemaakt hoeven te worden. Het ‘opgaan’ gaat gepaard met frustraties, verzet en onwil. Tegelijkertijd is het vanuit een bijbels-theologisch perspectief de enige juiste weg.