Adriaan Soeting, Was men beschroomd? De broers en zusters van Jezus, in: Interpretatie 18,6 (2010), p. 7-9
Margetekst
Had Jezus eigenlijk broers en zussen? Het past niet echt in het beeld van 'Christus, aan God gelijk'. In de evangeliën komt het gezin, waaruit Jezus stamt, af en toe ter sprake. In Marcus wordt Jezus door de beschrijving van zijn broers zelfs heel menselijk getekend. Ook in verschillende niet-bijbelse geschriften speelt Jacbus, een broer van Jezus, een rol.
Eerste twee alinea's
Op de lagere school ‘op gereformeerde grondslag’ die ik bezocht, werd veel aan Bijbelkennis gedaan. Wij leerden natuurlijk de namen van alle Bijbelboeken uit ons hoofd, maar ook die van de patriarchen, de richters en zelfs van de koningen van Israël en Juda. Maar nooit is ons verteld dat Jezus broers en zusters had. Dat paste niet in het beeld van Christus, die toch God gelijk is.
In de Rooms-Katholieke Kerk gaat men ervan uit, dat de broers van Jezus, die in het evangelie worden genoemd, neven waren. Het evangelie spreekt weliswaar van adelphoi, en dat kan alleen ‘broers’ betekenen, maar – zo redeneert men – de evangelisten dachten natuurlijk in het Aramees en het Aramese woord voor broer, 'ach, kan ook 'neef' betekenen. Het past niet bij het dogma van Maria-altijd-maagd, dat Jezus broers zou hebben gehad. Overigens zouden niet alleen Luther en Calvijn, maar ook Abraham Kuyper dit standpunt hebben gedeeld.
Wat zeggen de evangeliën nu over het gezin, waartoe Jezus behoorde? Het oudste evangelie, dat van Marcus, vertelt niets van Jezus’ jeugd. Marcus schrijft, dat Jezus bij zijn eerste optreden thuis was in Kafarnaüm (2:1). Een bericht over Jezus’ verwanten volgt in het derde hoofdstuk. Marcus tekent een gezin, waaraan niets menselijks vreemd is, zoals blijkt uit de volgende teksten: Marcus 3:20-35, 6:1-5 15:40.
Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.