Bettine Siertsema, Broeder- en zusterschap in liedteksten, in: Interpretatie 18,6 (2010), p. 13-16
Samenvatting
Inclusief of sekseneutraal taalgebruik is geen gemakkelijk vereiste voor liturgische teksten. Een rondgang langs moderne Nederlandse liederen leert dat broeders nog vaak voorkomen in de betekenis van naaste. In Bijbelse broederverhalen zijn strijd en concurrentie gebruikelijker dan het ideaal van ‘broeders die in één huis wonen, door één liefdesband tezaam gehouden’ (psalm 133), en in de liederen daarover wordt dat ook niet verdonkeremaand, maar het positieve element van broederschap blijft dominant, al is maar als ideaalbeeld. Liederen over zusterverhalen gaan op een andere manier om met de onderlinge jaloezie en conflicten, zij richten zich vooral op het herstel van de goede verhoudingen (Lea en Rachel) of weigeren aan één van beiden de rol van kwaaie pier toe te delen, waardoor bijvoorbeeld Martha opvallend positief benaderd wordt. Zusterschap wordt alleen in de context van het verhaal van Ruth en Naomi als ideaal benoemd. Er is één lied waarin de ‘zusters’ door de hele Bijbel heen als geestverwanten worden bezongen. Zo lijkt zusterschap sterker een diachrone component van de steun van gelijkgezindheid te hebben, terwijl in broederschap meer het grensoverschrijdende appel in het heden gehoord wordt.
Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.