Matthijs de Jong, Testen of verzoeken? Peirazô, peirasmos, Interpretatie 22,4 (2014), 12-13
De woorden peira, ‘poging’ en peiraomai, ‘proberen’ komen een enkele keer voor in de Bijbel (bijv. Hand. 26:21, Hebr. 11:29). Ook het verwante peirazò komt voor in deze betekenis (Hand. 9:26). Kenmerkend voor de Septuagint, latere Joodse en christelijke literatuur is echter het gebruik van (ek)peirazò in de meer specifieke betekenis van ‘testen’. In deze bijdrage gaan we op die betekenis in, met aandacht voor de werkwoorden peirazò en ekpeirazò en het zelfstandig naamwoord peirasmos.
Er zijn drie hoofdlijnen te onderscheiden. (a) Als God iemand ‘test’ gaat hij na of iemand werkelijk op hem vertrouwt, hem echt gehoorzaam is. Het is een proef, en vandaar de gebruikelijke weergave ‘op de proef stellen’. (b) Als mensen God ‘testen’ willen ze zien of hij werkelijke macht heeft. De Bijbel spreekt daar negatief over: deze vorm van ‘beproeven’, uitdagen, is een blijk van wantrouwen. (c) De test die mensen ondergaan kan ook worden gezien als verleiding om te zondigen, om tégen God te kiezen. Dan wordt het ‘verzoeken’.