Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Hans van Loon
Dossiers » Alexandrië in de oudheid » introductie » De stad Alexandrië in de oudheid

De stad Alexandrië in de oudheid

De Egyptische stad Alexandrië ligt aan de noordoostkust van Afrika, ongeveer 200 km ten noordwesten van het huidige Caïro en de grote piramides van Gizeh. In de oudheid was de stad de locatie van twee bijzondere fenomenen: de omvangrijke en prestigieuze bibliotheek met het wetenschapscentrum ‘Het Museum’ en de monumentale vuurtoren Pharos. Die laatste lag voor de zeer gunstig gelegen stedelijke haven en zorgde bijna 1500 jaar voor de toegankelijkheid van de stad. Al vanaf haar stichting in 331 v. Chr. was Alexandrië een welvarende handelsstad. De internationale haven fungeerde als poort voor verschillende groepen immigranten, aan wie de stad haar kosmopolitisch en eclectisch karakter ontleende. Diverse culturele tradities leefden in de metropolis naast elkaar. De stad had dus veel te bieden, onder andere een vruchtbaar intellectueel klimaat, gestimuleerd door de vele onderwijsinstellingen, waaronder het Museum. Alexandrië is een zeer literaire stad geweest, waar wereldberoemde schrijvers woonden. Niet voor niets bestond hier een lucratieve handel in papyrus. Gedurende de hele oudheid oefende Alexandrië een sterk culturele invloed uit in gebieden ver buiten haar eigen grenzen.

In de oudheid kende de hoofdstad van Egypte verschillende heersers: de Macedonische generaal Alexander de Grote, de Macedonische Ptolemaeïsche dynastie en Romeinse keizers. In 395 na Chr. werd zij samen met haar diocees van geheel Egypte, Libië en Pentapolis (in Noord-Afrika) onderdaan van het Oost-Romeinse, Byzantijnse rijk. In de zevende eeuw, na 13 jaar bezetting door de Perzen, vielen moslim-Arabieren het land binnen. Zowel Alexandrië als geheel Egypte werden onderworpen aan de Arabieren.

De voorchristelijke periode

De stad werd gesticht nadat de Macedonische wereldheerser Alexander de Grote Egypte binnenmarcheerde en werd verwelkomd als de bevrijder van de Perzen en als de nieuwe heerser van het land. Later werd Alexandrië de hoofdstad en regeringszetel van Boven- en Beneden-Egypte. De administratieve taal was, zoals bij alle nieuw-gestichte steden van het Macedonische rijk in het Nabije Oosten, het Grieks.

Al in de tijd van Alexander groeide de stad gestaag door grote overheids­investeringen in legers, vloten, monumentale bouwwerken en havens. Binnen een generatie werd Alexandrië naast Rome de grootste stad in de antieke wereld en dat bleef zij gedurende vele eeuwen. Na de dood van Alexander viel zijn enorme rijk uiteen. Egypte kwam in handen van de Macedonische Ptolemaeus I ‘Soter’ (regering: 323-283 v. Chr.). Soter geniet bekendheid als de opdrachtgever voor het bouwen van de Pharos en het Museum.

Het Museum oftewel het ‘Instituut van de Muzen’ diende als studiecentrum voor vakken als muziek, poëzie, filosofie en wetenschap. De bibliotheek kreeg de taak om niet alleen maar alle bestaande wereldliteratuur te verzamelen, maar ook om die te vertalen in het Grieks. De omvangrijke collecties van de bibliotheek trokken internationale geleerden aan. Veel vermaarde literatoren, zoals Apollonius van Rhodos en Callimachus, werkten hier als bibliothecarissen. Gedurende de hele oudheid studeerden of werkten er beroemde wetenschappers zoals Euclides, Archimedes van Syracuse, Galenus en Hypatia.

Alexandrië was een van de beste voorbeelden van culturele ‘vergrieksing’ of ‘hellenisering’ in de oudheid (NB: Aiguptia is een Grieks woord.) Zo verspreidde de Griekse taal, levensstijl en gewoontes zich via de regerende elite naar de autochtone (oftewel niet-Griekse) bevolking. Vooral de opvolgers van Alexander, de regeerders van de Ptolemaeïsche dynastie, droegen aanzienlijk bij aan de verspreiding van de Griekse taal en cultuur.

In Alexandrië leefde de grootste Joodse diasporagemeenschap in de wereld. Die was gevestigd in twee van de vijf districten in de stad en het aantal Joodse bewoners was niet gering. Dankzij het beleid van farao Ptolemaeus II Philadelphus (regering: ca. 282-246) (volgens de Brief van Aristeas) werd een Griekse vertaling van de Joodse bijbel, de Septuaginta, gerealiseerd.

De hellenistische hoofdstad had een spectaculair aantal inwoners. Hoe de Griekse en Egyptische bevolking zich tot elkaar verhielden, is niet met zekerheid te zeggen. Sommige geleerden en koningen probeerden de oeroude Egyptische tradities te promoten of ze met Griekse tradities in overeenstemming te brengen. Een uitdrukking hiervan is bijvoorbeeld de oprichting van de Grieks-Egyptische mengcultus van Serapis door Ptolomaeus III Euergetes (regering: 246-222). Vervolgens liet de farao een prestigieus tempelcomplex bouwen, het Serapeum, waarin een grote openbare bibliotheek was gehuisvest.

Verhouding met Rome

In de tweede eeuw v. Chr. bedreigden dynastieke twisten de stabiliteit van het Egyptische rijk. De Egyptische autochtone bevolking werd steeds onrustiger en territoria gingen verloren. De hulp van Rome werd ingeroepen om de orde te handhaven, waardoor Egypte geleidelijk aan onder Romeinse jurisdictie kwam. Toen er in de eerste eeuw burgeroorlogen in Egypte uitbraken, werd de Romeinse bemoeienis nog intensiever. Het Romeinse rijk ging namelijk ook gebukt onder burgeroorlogen en uiteindelijk werd Egypte hiervan de speelbal. Het hoogtepunt werd bereikt in de tijd toen zowel de Romeinse dictator Julius Caesar als zijn tweede man en generaal, Marcus Antonius, een verhouding hadden met de laatste farao, Cleopatra VII Philopater (69-30 v. Chr.). Bij een zeeslag in Actium in 31 v. Chr. versloeg de Romeinse generaal Octavianus het liefdespaar Marcus Antonius en Cleopatra. Daarna pleegden de twee zelfmoord. Dit betekende zowel het definitieve einde van Egyptes zelfstandigheid als het einde van de Romeinse burgeroorlog. Octavianus bleef als alleenheerser over en veranderde zijn naam in keizer Augustus. In 30 v. Chr. werd Alexandrië officieel erkend als de hoofdstad van de Romeinse provincie Aegyptus. Alexandrië kreeg wel een bijzondere status, waardoor de burgers hun burgerrechten mochten behouden.

De Joodse gemeenschap in Alexandrië

Het oudtestamentische boek Wijsheid van Salomo werd waarschijnlijk door een in de diaspora in Alexandrië woonachtige Jood geschreven, ongeveer tussen 50 v. Chr. en 30 na Chr. In deze tijd was er sprake van grote diversiteit onder de Joodse bevolking. De Joodse filosoof Philo (ca. 20 v. Chr. - 45 na Chr.) informeert ons over de verhoudingen tussen de Joden en andere stadsbewoners (in Flaccum enDe Legatione ad Gaium). De Joden leefden kennelijk op gespannen voet met vooral de Grieken. Hevige conflicten laaiden op in de periode tussen 38-40 na Chr. en dan weer in het jaar 66. De klap op de vuurpijl kwam in de jaren 115-117, toen alle Joden in de diasporagebieden in opstand kwamen. In Alexandrië ontstonden er oorlogstoestanden, waarbij delen van de stad werden vernield en veel Joodse burgers omkwamen. De Joodse gemeenschap in Alexandrië werd ten gevolge hiervan bijna uitgeroeid.

Het christendom in Alexandrië

We weten niet hoe het christendom oorspronkelijk naar Alexandrië kwam en ook weinig over de eerste christelijke gemeente. Volgens de kerkhistoricus Eusebius reisde de evangelist Marcus naar Egypte en is hij de eerste bisschop van Alexandrië geworden (ca. 40 na Chr.). Het is waarschijnlijk dat er al vroeg een christelijke gemeente ontstond. Er is veel speculatie over het christendom in de eerste twee eeuwen in de Egyptische stad. Mogelijk kwamen er missionarissen uit Palestina naar Alexandrië om de Joden te kerstenen. Alexandrijnse joden hadden ook over Jezus kunnen horen tijdens een verblijf in Palestina, want er was veel reisverkeer tussen Alexandrië en Jeruzalem.

Wellicht hechtten de eerste christenen in Alexandrië zich aan Joodse tradities, zoals het Evangelie van de Hebreeën suggereert, een tekst geschreven in Alexandrië in ca. de eerste helft van de tweede eeuw. Joodse christenen zouden dus ook betrokken kunnen zijn geweest bij de tragische gebeurtenissen in de stad in de eerste en de tweede eeuw. Het is ook mogelijk dat het die christenen waren die de Septuaginta en het oeuvre van Philo wisten te waarderen en te bewaren.

Ook een niet-Joods christendom heeft waarschijnlijk al vroeg in Alexandrië bestaan. Als de Brief van Barnabas (eerste helft tweede eeuw) in deze stad is geschreven, is die daar een teken van. De eerste persoon van wie we met enige zekerheid weten dat hij bisschop van Alexandrië is geweest, is Demetrius (ca. 188-231). Hij heeft zich met de institutionalisering van de kerk bezig gehouden.

De stad als religieus centrum

In de eerste eeuwen na Chr. waren er naast Joden, aanhangers van de traditionele Griekse en Egyptische religies en mengcultussen, ook nog andere religieuze groeperingen van diverse pluimage, zoals mysteriecultussen (de cultus van Isis en Osiris, enz.) en christenen. Christelijke gemeenschappen ontwikkelden zich dus in een eclectische sfeer en hadden veel contact met andere tradities en ideeën. Tussen de tweede en de vijfde eeuw na Chr. was er dan ook sprake van een brede veelvormigheid van het christendom in Alexandrië.

Alexandrië was het antieke centrum voor de gnostiek. Veel gnostische teksten uit de eerste eeuwen weerspiegelen de diversiteit van het religieuze Alexandrijnse klimaat. De invloedrijke tweede-eeuwse gnostische leraren Valentinus en Basilides waren uit deze stad afkomstig. Andere gnostische gemeenschappen in Alexandrië vereerden de filosoof-godsdienstleraar Hermes Trismegistus. Alexandrië is waarschijnlijk de plaats waar het Corpus Hermeticum in de tweede of derde eeuw werd vervaardigd. De grote verzameling voornamelijk gnostische teksten die in Nag Hammadi in Boven-Egypte werd gevonden, is mogelijk gedeeltelijk afkomstig uit Alexandrië. Er is wel eens geopperd dat de gnostiek de heersende christelijke stroming in het Alexandrië van de tweede eeuw geweest zou zijn. Maar het is aannemelijker te spreken van diverse gnostische stromingen die naast andere vormen van christendom in de stad bestonden. Andere grote kerkelijke gemeenschappen waren hier ook gevestigd, zoals de novatianen (van de derde tot de vijfde eeuw), die de strikte leer volgden van de geëxcommuniceerde tegenpaus Novatianus, en van de manicheeërs (in de derde en de vierde eeuw), volgelingen van de Babylonische, gnostische profeet Mani.

Alexandrijnse filosofie en theologie

De eerste bekende Alexandrijnse filosoof was Eudorus (ca. 25 v. Chr.), een midden­platonist die ongetwijfeld gekend is door de Joodse filosoof Philo. De eerste christelijke filosoof die we van naam kennen is Pantaenus († ca. 200) die als leraar optrad en bij wie waarschijnlijk de theologen Clemens en Origenes colleges volgden. Clemens (ca. 150 - 225) is de eerste prominente katholieke theoloog uit Alexandrië.

In de derde eeuw werd Alexandrië van betekenis op het gebied van de Griekse wijsbegeerte. Er bestond een filosofieschool van Ammonius Saccas, bij wie Plotinus, een geboren Egyptenaar en stichter van het neoplatonisme, studeerde. Hoewel Plotinus niet in Alexandrië doceerde, was de invloed van zijn wijsbegeerte hier wel bespeurbaar, bijvoorbeeld in de werken van Origenes (ca. 185-254). Deze kerkvader heeft mogelijk ook in de school van Saccas gestudeerd. Clemens en Origenes gaven in Alexandrië onderricht in het christelijk geloof. Beiden lieten enorme oeuvres na.

Alexandrië was dus ook in het christelijke tijdperk nog steeds een toonaangevend intellectueel centrum. Wij weten echter weinig over het Museum in deze tijd. Zoals alle bibliotheken in de oudheid was ook die van Alexandrië vaak slachtoffer van oorlogen en binnenlandse conflicten. Verschillende keren werd zij verwoest of in brand gestoken, maar ook telkens weer hersteld. Wanneer precies de bibliotheek definitief is verdwenen, is onzeker.

Vaak werd er gedebatteerd over de precieze inhoud van de christelijke leer. Een grote controverse ontstond in de 4e eeuw, toen een Alexandrijnse presbyter, Arius, zijn leer over de natuur van Christus verkondigde. Athanasius, eerst diaken, later aartsbisschop (van 328 tot 373) van Alexandrië, was zijn sterkste opponent. Hij was een invloedrijk verdediger van de leer van de katholieke kerk en trad ook op tegen o.a. de leer van gnostici, zoals die van Mani. De kwestie van de natuur van Christus werd behandeld op het concilie van Nicea in 325 en opnieuw op het concilie van Constantinopel in 381. Alexandrië werd op de concilies verheven tot een van de (later zo genoemde) vijf patriarchaten, naast Rome, Constantinopel, Antiochië en Jeruzalem.

Uit deze concilies kwam een officiële geloofsbelijdenis voort, die grote gevolgen had voor de pluriformiteit van de religieuze gemeenschappen in Alexandrië. In 380 werd het geloof zoals dat door de aartsbisschoppen van Rome en Alexandrië werd beleden, tot officiële godsdienst verheven door keizer Theodosius I. Vanaf 392 werden er wetten uitgevaardigd die leerstelsels verboden die gekenmerkt werden als dwalingen of heidens (zoals die van de arianen, maar ook die van de gnostici, de manicheeërs en de traditionele Griekse en Egyptische cultussen). De Alexandrijnse aartsbisschop Theophilius liet toen vele heidense tempels vernielen, inclusief het Serapeum en mogelijk ook de laatste restanten van het Museum.

In de 5e eeuw werd aartsbisschop Cyrillus van Alexandrië (412-444) geconfronteerd met felle controversen. Gewelddadige conflicten vonden plaats tussen de katholieken en de Joden. Cyrillus, een erudiete theoloog, kwam ook in conflict met aartsbisschop Nestorius van Constantinopel over de godheid en de mensheid van Jezus Christus. Onder voorzitterschap van Cyrillus werd op het concilie van Efeze (431) de leer van Nestorius veroordeeld.

Na zijn dood had Cyrillus nog grote invloed op het concilie van Chalcedon (451), waar een formulering werd aanvaard die bindend was voor het rechtzinnig geloof van de rijkskerk: Christus was één persoon in twee naturen. Ook deze beslissing had grote gevolgen voor de toekomst van christelijk Alexandrië. Cyrillus’ opvolger als aartsbisschop van Alexandrië, Dioscorus, leerde namelijk dat er één natuur (mia physis) in Christus was, niet twee. Een langdurige theologische strijd tussen de miafysieten (door hun tegenstanders ‘monofysieten’ genoemd) en de chalcedoniërs leidde er in de loop van de zesde eeuw toe dat een groot deel van de kerk in Egypte en Syrië – onder leiding van resp. Alexandrië en Antiochië – zich van de rijkskerk afscheidde en zijn eigen bisschoppelijke hiërarchie vormde. Hiertoe behoort de huidige Koptisch-Orthodoxe Kerk in Egypte.

(door Laela Zwollo)



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Laela Zwollo.