Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Hadewijch » introductie » Hadewijch (ca. 1200-1260)

Hadewijch (ca. 1200-1260)

Gepassioneerde dichteres en mystica 

Over het leven van Hadewijch is weinig bekend. We weten dat ze in de eerste helft van de dertiende eeuw in Vlaams Brabant of in de buurt van Antwerpen leefde en daar leiding gaf aan een groep religieuze vrouwen. Hadewijch legde de nadruk op de persoonlijke ervaring van God, op het ondervinden en beleven van God in plaats van het theologiseren en nadenken over God. Ze was waarschijnlijk een begijn, maar er was geen sprake van een kloosterorde dan wel een goed georganiseerd begijnengenootschap. Aangezien ze het Middelnederlands (‘Diets’), Frans en Latijn beheerste en bekend was met de hoofse zeden en gewoonten, zoals we uit haar geschriften en brieven kunnen opmaken, was ze waarschijnlijk een jonkvrouw van adellijke afkomst. Ze was hoog ontwikkeld, thuis in de Bijbel en de mystieke theologie en schreef in de volkstaal het Brabants Diets over haar persoonlijke mystieke ervaringen.

Het werk van Hadewijch is in de vorige eeuw opgenomen in de literaire canon en wordt onderverdeeld in gedichten, brieven en visioenen. Haar gedichten kunnen we verder onderverdelen in strofische gedichten (45 stuks) en mengeldichten (16 stuks). In de strofische gedichten speelt de minne, het mystieke verlangen naar eenheid met God, een grote rol. Hadewijchs strofische gedichten staan ook bekend als minneliederen omdat deze in haar tijd in liedvorm ten gehore werden gebracht. De in strofen onderverdeelde gedichten/liederen zijn sterk geïnspireerd door de vorm van de Provençaalse liefdeslyriek van rondtrekkende troubadours. Ook is haar werk beïnvloed door mystici als Bernardus van Clairvaux (1090-1153). De mengeldichten zijn rijmbrieven die geschreven zijn in paarsgewijs rijmende verzen en bedoeld waren voor de vrouwen aan wie Hadewijch leiding gaf. Deze worden derhalve ook wel ingedeeld in de categorie ‘brieven’.

Hadewijchs brieven en visioenen vormen samen met het werk van Beatrijs van Nazareth het oudst bekende Nederlandstalige prozawerk. In 31 brieven spreekt Hadewijch de vrouwen met wie ze samenleefde toe en zet ze haar visionair-mystieke leer uiteen. Uit de brieven spreekt zowel gezag als genegenheid en blijkt dat Hadewijch een warme vriendschap met de geadresseerden onderhield. Wat inhoud betreft lijken de brieven veel op de mengeldichten, alleen ontbreekt de rijmvorm. Daarnaast zijn er van Hadewijch veertien opgeschreven visioenen bekend. De visioenen worden vaak bestempeld als ontoegankelijk, complex en zeer persoonlijk van aard en dienen enerzijds om te getuigen van haar liefdevolle band en éénwording met God en anderzijds om haar leer uiteen te zetten.

Ze gebruikt het woord ‘minne’ om haar liefdesrelatie met God aan te duiden, maar gebruikt de termook voor andere facetten van de liefde: voor de liefde zelf, voor de liefdevolle God, of om haar gevoel van liefde voor de vriendinnen die ze spiritueel begeleidt uit te drukken. Hadewijchs mystieke leermeesters Bernardus van Clairvaux en Willem van Saint Thierry gebruiken beelden uit het Bijbelboek Hooglied om over God te spreken. Zij zelf gaat in haar mystiek een stap verder en beschrijft zichzelf als bruid en zelfs als de minnares van God die liefde is, waarbij ze haar liefde tot God soms lichamelijk uitdrukt. Hadewijch is voorts, net als haar mystieke leermeesters, beïnvloed door de Aristoteliaanse filosofie, die in hun tijd herontdekt werd. Dit gaat samen met de beschrijving van God als eindeloos verheven, als een kracht die al het menselijk voorstellingsvermogen te boven gaat, doch niettemin in mensen aanwezig wil zijn.

Naar grote waarschijnlijkheid werd Jan van Ruusbroec in zijn bruidsmystiek beïnvloed en geïnspireerd door Hadewijchs leer en mystiek. Een medebroeder van Ruusbroec beschreef Hadewijch als een heylich glorieus wijf. Anderzijds is er een controverse rond de vraag of de door Ruusbroec beschreven en bestreden ketterin Bloemardine al dan niet met Hadewijch kan worden geïdentificeerd, en Hadewijchs mystieke denkbeelden over de persoonlijke relatie met God gingen niet minder ver dan die van Marguerite Porete, die in 1310 als ketter op de brandstapel terechtkwam. Hadewijch is niet zalig of heilig verklaard door de Kerk.

Hadewijch beschrijft in haar werken het verlangen om zichzelf te verliezen en te versmelten met God, hetgeen samengaat met heftige emoties als hartstocht, strijd, extase en diepe vertwijfeling. Net als in de (liefdes)liederen van troubadours is er bij Hadewijchs strofische minnegedichten ofwel minneliederen vaak sprake van een Natureingang, een korte beschrijving van de natuur om een bepaalde sfeer te creëren, zoals we zien in dit voorbeeld:





Die voghele hebben langhe geswegen

Die voghele hebben langhe geswegen
Die blide waren hier te voren.
Hare bliscap es gheleghen
Dies si den somer hebben verloren.
Si souden herden saen gheseghen
Hadden sine weder ghecreghen,
Want si hebbenne vore al vercoren,
Ende daer toe worden si gheboren.
Dat machmen dan an hen wel horen.

Ic swighe vander voghele claghe
- Hare vroude, hare pine, es saen vergaen -
Ende claghe dat mi meer meshaghe:
Die minne, daer wij na souden staen,
Dat ons verweghet hare edele waghe,
Ende nemen vremde na ghelaghe.
Sone mach ons minne niet ontfaen.
Ay, wat ons nederheit heeft ghedaen!
Wie sal ons die ontrouwe verslaen?


Zoals gezegd betreffen Hadewijchs mengeldichten brieven in rijmvorm, met paarsgewijs rijmende zinnen, zoals te zien is in onderstaand voorbeeld:

God si met u, van mier groeten
Mach u cleine vertuut ontmoeten
Dan omme dat ghijt hebben wout
Ende ghiere mede spelen soudt
Soe antwerde ic u in spele
Met corten worden ende niet vele
Daer ghi af spreken hiet
Mi es alse enen kinde gesciet
Dat na sprect dat het spreken hoort
Eert bekint hevet ocht becoert
Der minnen nature es mi oncont
Want hare wesen ende hare gront

Van Hadewijchs prozaïsche brieven en visioenen wordt hier geen voorbeeld gegeven. Alle werken van Hadewijch zijn te vinden op de website van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.

Voor een uitgebreide uitleg van Hadewijchs mystiek zie hoofdstuk 5 ‘Bruidsmystiek’ van het boek In het hart is Hij te vinden: een geschiedenis van de christelijke mystiek door Jan van Schaik (Zeist: Christofoor, 2005), pp. 62-73, tevens in te zien via Google Books.

Zie hiervoor ook hoofdstuk 4 ‘Hadewijch: Tasting man and God in one knowledge’ van het Engelstalige boek The riddle of Christian mystical experience: the role of the humanity of Jesus geschreven door Hadewijch-autoriteit Paul Mommaers (Leuven: Peeters, 2003), pp. 163-188, eveneens in te zien via Google Books.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology
Externe link: Hadewijch in de Digitale Bibliotheek Nederlandse Letteren
Externe link: Hoofdstuk 'Bruidsmystiek' door Jan van Schaik
Externe link: Hoofdstuk 'Tasting man and God in one knowledge’ door Paul Mommaers