Sölles Politieke Theologie had als ondertitel ‘uiteenzetting met Rudolf Bultmann’ - een titel die liet zien dat zij zowel met haar leermeester als met haar eigen theologische vorming in debat ging. In dit boek stelt zij de vraag of en hoe Bultmanns existentiële theologische benadering tot politieke theologie kon leiden. Ze concludeerde dat Bultmanns theologisch project te vroeg halt hield: dit schiep weliswaar ruimte voor een nieuwe, eigentijdse en bevrijdende uitleg van het evangelie door onderscheid te maken tussen overgeleverde mythische geloofstaal en de hier en nu te verkondigen inhoud van het evangelie, maar uiteindelijk zou de werkwijze van ontmythologisering vervangen moeten worden door die van de ideologiekritiek om ervoor te zorgen dat deze verkondiging de situatie van hier en nu ook echt serieus neemt. Niet het zuiveren van de geloofstaal, maar je daadwerkelijk identificeren met de armen maakt het evangelie verstaanbaar en van belang voor de wereld van vandaag, stelde Sölle.
Bultmann reageerde afwijzend op dit boek in een persoonlijke brief aan Sölle. Hij vond dat ze met haar collectieve en maatschappelijke opvatting van zonde en verlossing het eigenlijke christelijke zondebegrip uit het oog verloor, dat uitgaat van het tekortschieten van de individuele mens ten opzichte van zijn of haar naaste en van God. Sölle betreurde het dat haar leermeester zijn in haar ogen liberale, burgerlijke opvattingen van theologie en wetenschap niet kon overstijgen, maar ze voelde zich er niet door weerhouden om haar eigen koers voort te zetten. Zij had door deze uiteenzetting met Bultmann haar theologische vadermoord voltrokken en kwam als theologe op eigen benen te staan.