Fjodor Dostojevski, De gebroeders Karamazov: het gesprek tussen Ivan en Aljosja, uit het hoofdstuk ‘De Grootinquisiteur van Sevilla’.
In dit hoofdstuk bespreekt de atheïst Ivan Karamazov het bestaan van het kwaad en het bestaan van God met zijn jonge diepgelovige broer Aljosja.Ivan kan het lijden in de wereld – vooral het lijden van onschuldige kinderen – niet rijmen met het Godsbestuur. ‘Als één kind moet lijden is de prijs al te hoog,’ zegt hij. Ivan wil niet zozeer het bestaan van God betwisten, maar wil vooral niets met Hem te maken hebben: aan een God die onschuldige kinderen laat lijden geeft hij graag zijn toegangskaartje terug, zo zegt hij. Alsosja daarentegen berust in een diep Godsvertrouwen: zijn antwoord op deze kwestie is eerder te vinden in het concept van de
Deus absconditus, de verborgen God: ‘God is God, verborgen in een ontoegankelijk licht, verborgen in zijn majesteit. Wij kunnen Hem niet narekenen. Wie rechtstreeks deze wereld met al haar scheuren en barsten op de Allerhoogste betrekt, veroorzaakt kortsluiting. Die komt in een labyrinth, een doolhof terecht, wist ook Calvijn. We moeten God zoeken daar waar Hij zich wil laten vinden, d.i. in Jezus Christus. In zijn kruislijden en sterven.’
Bron: www.karamazov.nl
Externe link:
Lees het artikel