Marcel Poorthuis, De heidenen en het heilig volk, in: Interpretatie 20,6 (2012), p. 12-13.
Samenvatting
Een bezinning op het volkskarakter van Israël in contrast met de kerk heeft volop bijbelse aanknopingspunten. Een minder belichte zaak is de belofte aan Abraham en aan zijn nageslacht (Genesis 12,3). Op welke wijze verdisconteert het jodendom de gedachte dat in Abraham vele volkeren gezegend zullen worden? Vraag rijst of christenen op een of andere wijze tot de kinderen van Abraham worden gerekend en delen in die belofte? In het Nieuwe Testament lijkt dat de essentiële kwestie te zijn zowel bij Paulus als bij Matteüs. Ondanks de populaire voorstelling van de Abrahamitische oecumene lijkt het er op dat het christendom niet tot kinderen van Abraham worden gerekend volgens het jodendom. Of het zou moeten zijn als afstammeling van Esau, maar deze gedachte was oorspronkelijk op de Romeinse overheersing van toepassing en kan dus nauwelijks een element in de belofte aan Abraham worden genoemd. Conclusie moet wel zijn dat het jodendom niet veel ruimte biedt voor het eigene van het christendom, anders dan als Noachiet. Maar Noachiet geldt voor alle mensen en zegt niets specifieks uit over het christendom.