Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Hans van Loon
Dossiers » Hypatia » introductie » Hypatia (ca. 355 – 415)

Hypatia (ca. 355 – 415)

Leven

Hypatia is een filosofe uit Alexandrië die meer bekend is omdat ze vermoord is dan door haar werken. Hoewel in de literatuur nogal eens wordt beweerd dat Hypatia ca. 370 is geboren, is het aannemelijker dat haar geboortejaar in de buurt van 355 lag. Volgens de zesde-eeuwse kroniekschrijver Johannes Malalas was zij ‘een oude vrouw’ toen zij werd vermoord, en zij stierf in maart 415. Bovendien was Synesius, de latere bisschop van Ptolemaïs, in de jaren 390 haar student. Hij bleef tot zijn dood in 413 met haar corresponderen en spreekt met ontzag over haar. Aangezien Synesius zelf rond 370 is geboren en dus een twintiger was toen hij haar lessen volgde, kan worden verondersteld dat Hypatia aanzienlijk ouder zal zijn geweest.

Hypatia was de dochter van Theon, een bekend wiskundige en astronoom, die verbonden was met het Museum, het culturele en wetenschappelijke centrum van Alexandrië. Hij hield zich ook bezig met astrologie en toekomstvoorspelling; in die tijd was het onderscheid tussen astronomie en astrologie niet zo scherp. Hij was de belangrijkste leermeester voor zijn dochter, die zich daarnaast echter, meer dan hijzelf, ook als neoplatoons filosofe ontwikkelde.

Onderwijs en werken

Een van de bronnen vermeldt de namen van een drietal werken die zij geschreven zou hebben over wiskunde en astronomie. Lange tijd meende men dat geen van haar werken bewaard gebleven was, maar recentere onderzoekers denken dat diverse werken van oudere wiskundigen door Hypatia opnieuw zijn uitgegeven en van commentaar zijn voorzien. Aangezien er van deze uitgaven nog manuscripten bestaan, kan verder onderzoek wellicht teksten van Hypatia zelf aan het licht brengen.

De geschriften en brieven van haar leerling Synesius zijn een belangrijke bron van informatie over het onderwijs dat hij van Hypatia genoten zal hebben. Ook bij hem vinden we kennis van wiskunde en astronomie, zelfs over instrumenten als het ‘astrolabium’ – waarmee hemellichamen konden worden bestudeerd – en de ‘hydroscoop’ – waarmee waarschijnlijk het gewicht van vloeistoffen kon worden bepaald. Maar Synesius is ook goed bekend met toekomstvoorspelling en met de Chaldeeuwse orakels, een indicatie dat Hypatia niet de ‘rationalist’ was waar moderne historici haar soms voor houden, maar dat ook zij, evenals haar vader, zich met de meer religieuze kanten van het neoplatonisme, zoals theürgie, heeft beziggehouden.

Volgens de kerkhistoricus Socrates gaf Hypatia les in ‘de platoonse school, afkomstig van Plotinus’, waarmee hij bedoeld zal hebben dat zij de neoplatoonse filosofie onderwees. Er zijn geen filosofische werken van haar bewaard gebleven, zodat we af moeten gaan op getuigenissen van anderen. Uit de geschriften van Synesius blijkt dat hij in het neoplatonisme geschoold was, en ongetwijfeld zal Hypatia ook hierin zijn leermeesteres zijn geweest.

Haar dood

Meer dan door haar werken is Hypatia bekend geworden door haar dood. In maart 415 is zij op gruwelijke wijze door een groep fanatieke christenen om het leven gebracht. Ze hebben haar van haar rijtuig getrokken en naar de kerk, Caesarium genoemd, gesleept, waar ze haar hebben gestenigd met potscherven. Vervolgens hebben ze haar dode lichaam in stukken gehakt, die naar de plaats Cinaron gebracht en ze vervolgens verbrand.

Er zijn drie hoofdbronnen die over deze moord vertellen. Om te beginnen de Kerkgeschiedenis van Socrates, een tijdgenoot van de gebeurtenis. Volgens hem had haar dood te maken met de rivaliteit tussen de prefect Orestes en aartsbisschop Cyrillus van Alexandrië. Het kerkvolk meende dat de filosofe de verzoening tussen beiden in de weg stond. Onder leiding van ene Peter, een lector, heeft een stel heethoofden de moord gepleegd. Dat bracht schande over Cyrillus en over de Alexandrijnse kerk, schrijft Socrates. Het is van belang te weten dat Socrates niet positief over Cyrillus was, omdat de laatste de kerken van de novatianen had gesloten, terwijl de kerkhistoricus juist sympathie voor deze groepering had, wellicht zelf een novatiaan was.

In het tiende-eeuwse Byzantijnse Suda-Lexicon is een tekst bewaard gebleven van Damascius, ongeveer een eeuw na het gebeuren geschreven. Damascius was de neoplatoonse leider van de Academie van Athene ten tijde dat keizer Justinianus deze sloot. Hij was afkomstig uit Damascus, maar had in de jaren 480 retorica gestudeerd in Alexandrië, waar hij over de moord gehoord zal hebben. Wellicht heeft hij ook toegang gehad tot de Kerkgeschiedenis van Socrates. Volgens Damascius kwam aartsbisschop Cyrillus een keer langs Hypatia’s huis, toen er vele mensen kwamen en gingen. Hij vroeg wat er gaande was en toen hij te horen kreeg dat Hypatia daar woonde, werd hij jaloers en heeft hij de moord gepland.

Dan is er nog De Kroniek van de koptische bisschop Johannes van Nikiu, geschreven in de jaren 690. Hij vertelt het verhaal juist vanuit het perspectief van de partij van Cyrillus. Volgens Johannes hield Hypatia zich bezig met magie en tovenarij en had zij Orestes met haar magie ertoe gebracht de verzoening met de bisschop te weigeren. Dit zou de reden voor de moord zijn geweest.

Socrates vertelt niet alleen over het sluiten van de novatiaanse kerken door Cyrillus, maar ook over enkele andere gebeurtenissen uit de beginjaren van diens episcopaat (412-444). Met name over de strijd tussen bisschop en prefect, en over een hinderlaag waarin de Joden de christenen lokken, waarop ze de christenen die ze te pakken krijgen vermoorden. Daarna gaat Cyrillus met een grote menigte naar de synagogen, onteigent die en verdrijft de Joden uit de stad. Met deze opstelling heeft Cyrillus ongetwijfeld bijgedragen aan een klimaat van wantrouwen en vijandschap waarin het tot zo’n afschuwelijke daad kon komen. Maar Socrates, die, zoals gezegd, Cyrillus niet gunstig gezind was, spreekt met geen woord over directe betrokkenheid van de bisschop bij de moord. Was hij van mening dat Cyrillus persoonlijk verantwoordelijk was, dan had hij dat waarschijnlijk wel vermeld.

Het is dan ook niet aannemelijk dat Cyrillus de moord heeft gepland, zoals Damascius ons wil doen geloven. De versie van de neoplatoonse filosoof klinkt ook niet geloofwaardig, als hij suggereert dat de bisschop niet wist waar het huis van de filosofe zich bevond, aangezien Hypatia al in de jaren 390 les gaf in Alexandrië en Cyrillus in ieder al in 403 in de stad moet zijn geweest. Het ziet ernaar uit dat Damascius de zaak aandikt vanuit het perspectief van de heidens-filosofische groepering. Omgekeerd lijkt Johannes van Nikiu hetzelfde te doen vanuit het perspectief van de christelijke partij, als hij Hypatia ervan beschuldigt velen in de stad met haar tovenarijen te hebben verleid en de leider van de bende, Peter, een ‘volmaakt gelovige’ noemt.

Hypatia in latere tijden

Doordat er relatief weinig met historische zekerheid is vast te stellen over Hypatia’s leven, heeft de legendevorming en zelfs een zekere hagiografie een hoge vlucht genomen. Socrates spreekt over haar vrijmoedigheid in spreken en in omgang met hooggeplaatsten, en eveneens over haar wijsheid. Een eeuw na haar dood heeft Damascius het over haar ‘praktische deugd’ en haar rechtvaardigheid, maar ook over haar schoonheid en aantrekkelijkheid.

De legendevorming begint vooral toe te nemen met een geschrift van John Toland uit 1720, getiteld: ‘Hypatia: or, the History of a Most Beautiful, Most Vertuous, Most Learned, and Every Way Accomplish’d Lady; Who Was Torn to Pieces by the Clergy of Alexandria, to Gratify the Pride, Emulation, and Cruelty of their Archbishop, Commonly but Undeservedly stil’d St. Cyril’. Gebaseerd op de versie van Damascius, wordt Hypatia ingezet in de strijd tegen de christelijke, vooral de Rooms-katholieke, kerk. Alsof de moord nog niet gruwelijk genoeg was, maakt de 18e-eeuwse historicus Edward Gibbon het nog een graadje erger: ‘her flesh was scraped from her bones with sharp oyster-shells, and her quivering limbs were delivered to the flames.’

In een gedicht van Charles Leconte de Lisle (19e eeuw) wordt Hypatia de belichaming van de klassiek-Griekse geest en schoonheid. Zijn tijdgenoot Charles Kingsley beschrijft haar in zijn historische roman Hypatia als een jonge vrouw, naar wier hand de prefect Orestes dingt. Zij is niet langer een vrouw van 60, of zelfs 45, maar een aantrekkelijke jonge schoonheid. Ook in de film Agora (regisseur Alejandro Amenábar, 2009) wordt zij door Rachel Weisz neergezet als een relatief jonge vrouw, of het nu ten tijde van de verwoesting van het Serapeum (392) is of in het jaar van haar dood (415). Zij wordt in de film afgeschilderd als rationaliste, die zich niet inlaat met de pagane religie. Zelfs wordt – zonder enige historische grond – gesuggereerd dat, als zij niet was vermoord, zij het heliocentrische wereldbeeld met een ellipsvormige baan van de aarde zou hebben geïntroduceerd, ruim 1000 jaar vóór Copernicus en Kepler, en dat het de christenen waren die deze wetenschappelijke vooruitgang hebben tegengehouden.

In de 20e eeuw is Hypatia een bron van inspiratie geworden voor feministes. Een vrouw die gerespecteerd werd om haar wijsheid, zich bezighield met filosofie en natuurwetenschappen en met vrijmoedigheid omging met de wereldlijke leiders van Alexandrië. Twee wetenschappelijke tijdschriften dragen haar naam: (1) Hypatia: Feminist Studies, dat sinds 1984 in Athene verschijnt; (2) Hypatia: A Journal of Feminist Philosophy, uitgegeven door Indiana University sinds 1986.
 
(door Hans van Loon)
 


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Hans van Loon.