Bernd Jorg Diebner, De synagogedienst volgens Tenach en Nieuwe Testament, in: Interpretatie 18,2 (2010), p. 16-18
Margetekst
Hoe werd rond het begin van onze jaartelling de sjabbatsdienst gevierd? Zowel in Nehemia 8 als in Lucas 4 komen beschrijvingen van zulke diensten voor. Die beschrijvingen geven echter niet meer details dan strikt noodzakelijk voor het verhaal waarin de diensten een rol speelden. Kunnen we door de twee verschillende vertellingen te combineren toch een compleet beeld krijgen van hoe het er in de synagogen aan toe ging?
Eerste twee alinea's
Een van Dirk Monshouwers verdiensten is dat hij ons de ogen geopend heeft voor de mogelijke relaties tussen de evangeliën en de synagogale schrift-leestraditie (de sedariem) van het vroege jodendom. Hij bouwde met dit belangrijke inzicht voort op het werk van bijvoorbeeld M.D. Goulder. Zelf heb ik onderzoek gedaan naar de vroegjoodse eredienst – vooral vanuit theologisch perspectief, maar ook met een liturgische blik waar het gaat om de toracycli die in de synagoge gebruikt werden. Al zo’n vijfendertig jaar ga ik niet meer uit van wat er in de Tenach over het ‘oude Israël’ geschreven staat. In plaats daarvan kijk ik naar archeologisch materiaal, in het bijzonder de oudste gevonden handschriften (uit de tweede helft van de 2e eeuw v. Chr.) en probeer me een beeld te vormen van de historische, culturele en politieke context waarin deze geschriften ontstaan zijn.
Mijn vermoeden is nu dat de boeken van de Tenach zoals wij die kennen, in grote lijnen het product zijn van het antieke jodendom uit de hellenistisch-Romeinse periode (vanaf ca. 300 v.Chr.). Natuurlijk kunnen ze oude of zeer oude tradities bevatten en sommige daarvan waren misschien al op schrift gesteld toen de bijbelschrijvers ermee aan het werk gingen. Te denken valt aan wetten, liturgische en poëtische teksten (Psalmen, wijsheidsliteratuur), lijsten etc. maar ook aan meer abstracte en tijdloze zaken als thema’s, motieven en plots, zoals bijvoorbeeld de strijd tussen twee broers. Ze vormen een radicale breuk met de gangbare opvattingen binnen de oudtestamentische wetenschap. Eigenlijk beschouw ik mijzelf hierbij ook niet zozeer als oudtestamenticus of theoloog, maar als oriëntalist, historicus, archeoloog, liturgie- en godsdienstwetenschapper.
Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.